Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[belanghebbende],
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 december 2022, wordt het beroep van de erfgenaam van een overleden belanghebbende beoordeeld. De erfgenaam heeft bezwaar gemaakt tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Alphen, die op 17 december 2019 de WOZ-waarde van de woning van de moeder heeft vastgesteld op € 598.000. De erfgenaam betwist deze waarde en stelt dat de woning maximaal € 475.000 waard is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde niet te hoog is vastgesteld, en dat de aanslag onroerendezaakbelasting op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar binnen zijn bevoegdheid heeft gehandeld en dat de waarde van de woning correct is vastgesteld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de erfgenaam geen griffierecht terugkrijgt en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.