ECLI:NL:RBZWB:2022:7633

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
403815_E15122022
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • mr. Peters
  • mr. Van der Weide
  • mr. Hertsig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in civiele procedure met echtscheiding en nevenverzoeken

Op 15 december 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A. Koop-van Vliet. Het verzoek tot wraking was gericht tegen mr. Meyboom, die als rechter optrad in de hoofdzaak, een echtscheidingsprocedure met nevenverzoeken. Verzoekster stelde dat er een schijn van partijdigheid bestond door de wijze waarop de rechter beslissingen nam, die volgens haar onbegrijpelijk en niet gemotiveerd waren. Tijdens de zitting van 29 november 2022 had verzoekster de wraking ingediend, nadat er onduidelijkheid was ontstaan over de behandeling van processtukken en verzoeken ter zake verdeling en verrekening.

De wrakingskamer heeft de gronden van verzoekster beoordeeld en geconcludeerd dat de rechter niet in het wrakingsverzoek berustte. De rechter had eerder aan verzoekster en de wederpartij gevraagd om hun verzoeken nader te onderbouwen, maar hierop was geen reactie gekomen. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissingen van de rechter procesbeslissingen betroffen, waarover geen oordeel kan worden gegeven door de wrakingskamer, tenzij er sprake is van vooringenomenheid. De wrakingskamer vond geen aanwijzingen voor vooringenomenheid en oordeelde dat het wrakingsverzoek ongegrond was.

De rechtbank heeft vervolgens bepaald dat de behandeling van de hoofdzaak, met zaaknummer C/02/389508 FA RK 21-4218, zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing door het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Locatie: Breda
Procedurenummer: C/02/403815/ HA RK 22-232
beslissing van 15 december 2022 op het wrakingsverzoek zoals bedoeld in artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van:
[verzoekster], verzoekster
gemachtigde: mr. A. Koop-van Vliet.

1.Procesverloop

Het verloop van deze procedure blijkt onder meer uit:
 de processtukken zoals opgenomen in het procesdossier van de hoofdzaak met zaaknummer C/02/389508 FA RK 21-4218,
 het proces-verbaal met bijlage van de zitting van 29 november 2022, waarin de wrakingsgronden zijn opgenomen,
 het e-mailbericht van 29 november 2022 van de gewraakte rechter waarin staat dat zij niet in de wraking berust,
 de behandeling van het wrakingsverzoek door de wrakingskamer op de zitting van 13 december 2022, waarbij aanwezig waren: verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde, en de gewraakte rechter,
 de tijdens deze zitting door de gemachtigde van verzoekster overgelegde correspondentie.

2.Het verzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van mr. Meyboom (hierna: de rechter), optredend als rechter in de bovengenoemde hoofdzaak. Dit verzoek berust op de gronden zoals die door, althans namens, verzoekster uiteen zijn gezet tijdens de zitting van 29 november 2022 en in de bijlage bij het proces-verbaal van deze zitting.
2.2
De rechter berust niet in het verzoek tot wraking.

3.Feiten

3.1
In de hoofdzaak gaat het om het verzoekschrift tot echtscheiding met nevenverzoeken van verzoekster tegen de heer [wederpartij] (hierna: de wederpartij), bijgestaan door mr. S. Arskamp, alsmede diens tegenverzoeken.
3.2
Op 29 november 2022 heeft er een zitting plaatsgevonden in de hoofdzaak. Tijdens deze zitting is met name gesproken over het al dan niet toelaten van processtukken en het al dan niet bespreken van het verzoek ter zake verdeling en verrekening van verzoekster. Tijdens deze zitting heeft verzoekster de rechter gewraakt.

4.Het standpunt van verzoekster

4.1
Volgens verzoekster blijkt uit het samenstel van diverse door de rechter genomen beslissingen, die niet gemotiveerd en onbegrijpelijk zijn, een schijn van partijdigheid. Hiertoe voert verzoekster het volgende aan.
4.2
Verzoekster voert aan dat zij tijdig een verzoek ter zake verdeling en verrekening heeft ingediend, maar dat hierop aanvankelijk door de rechtbank niet is gereageerd.
4.3
Daarnaast voert verzoekster aan dat de rechter ten onrechte heeft geaccepteerd dat de wederpartij op een laat moment nog een groot aantal stukken heeft ingediend, waarop zij slechts binnen een termijn van twee dagen kon reageren. Hierbij heeft eiseres aangevoerd dat het grotendeels ging om stukken die eerder hadden kunnen worden ingediend.
4.4
Verder voert verzoekster aan dat de rechter de wederpartij ten onrechte heeft toegestaan om tijdens de zitting van 29 november 2022 te citeren uit diens productie 8D aangezien de rechter had besloten om dit dossierstuk buiten beschouwing te laten.
4.5
Ten slotte voert verzoekster aan dat de rechter, kennelijk naar aanleiding van haar bezwaar tegen de late indiening van stukken door de wederpartij, zonder toelichting en hoor en wederhoor heeft besloten om haar verzoek ter zake verdeling en verrekening niet op de zitting van 29 november 2022 te bespreken.

5.Het standpunt van de rechter

5.1
De rechter heeft in reactie op het standpunt van verzoekster het volgende aangevoerd.
5.2
In januari en april van dit jaar heeft de rechtbank aan verzoekster en de wederpartij verzocht om de over en weer ingediende verzoeken ter zake verdeling en verrekening nader te onderbouwen. Hierop is geen reactie gekomen. Daarom is in de uitnodigingsbrieven van 14 augustus 2022 voor de zitting van 29 november 2022 opgenomen dat bij het plannen van de zitting is uitgegaan van de verzoeken zoals die op dat moment bij de rechtbank bekend waren. Daarmee bedoelde de rechtbank te zeggen: zonder de verzoeken ter zake verdeling en verrekening. Een zitting wordt namelijk mede gepland aan de hand van de te bespreken punten en de agenda’s van de behandelend rechter en griffier. De beslissing om de verzoeken ter zake verdeling en verrekening niet te bespreken op de zitting van 29 november 2022 is een beslissing van de rolrechter geweest en niet van de rechter zelf. Toen de rechter kort voor die zitting uit het dossier opmaakte dat het voor partijen niet helder was dat de verzoeken ter zake verdeling en verrekening niet zouden worden besproken, heeft zij de griffier dit laten meedelen aan verzoekster en de wederpartij.
5.3
De late stukken van de wederpartij zijn toegelaten omdat het een complementair verzoek betrof. Er lag al een verzoek met betrekking tot partneralimentatie van verzoekster. De late stukken betroffen een verzoek met betrekking tot partneralimentatie van de wederpartij. Daarop had kunnen worden besloten aan de hand van de reeds bekende stukken en gegevens. Met bespreking van dit onderwerp was al rekening gehouden bij het plannen van de zitting van 29 november 2022.
5.4
Zonder nader onderzoek en beraadslaging in raadkamer was het niet mogelijk om te beslissen op het verzoek ter zake verdeling en verrekening van verzoekster. Hiermee was ook geen rekening gehouden bij het voorbereiden en het plannen van de zitting van 29 november 2022. De rechter ziet daarom niet in waarom zij daar ter plekke een beslissing over had moeten nemen. Ten slotte voert de rechter aan dat het buiten beschouwing laten van productie 8D niet kan betekenen dat de wederpartij niets meer mag zeggen.

6.De beoordeling

Beoordelingskader
6.1
Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
6.2
Voorop moet worden gesteld dat bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van een rechter als uitgangspunt geldt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn. Dit is slechts anders als zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat een rechter ten aanzien van een procespartij vooringenomen is, althans dat de bij die partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
Beoordeling van de wrakingsgronden
6.3
Allereerst hecht de wrakingskamer eraan het volgende op te merken. Tijdens de zitting van de wrakingskamer is gebleken dat de stukken die door de rechter niet tot het geding in de hoofdzaak zijn toegelaten wel in het dossier van de hoofdzaak terecht zijn gekomen. Dit is niet de bedoeling. De omstandigheid dat een via veilig mailen ingezonden stuk naar zijn aard moeilijk kan worden teruggeven, maakt dit niet anders, nu het zaaksdossier een papieren dossier is waarin geweigerde stukken niet gevoegd dienen te worden.
6.4
Daarnaast zal de wrakingskamer bij de verdere beoordeling van het wrakingsverzoek de beslissing om het verzoek ter zake verdeling en verrekening van verzoekster niet op de zitting van 29 november 2022 te bespreken, opvatten als een beslissing van de rechter. Daartoe is redengevend dat gebleken is dat een dergelijke beslissing door verzoekster en de wederpartij niet kon worden opgemaakt uit de uitnodigingsbrieven van 14 augustus 2022 gelezen in samenhang met de brieven van de rechtbank van januari en april. De beslissing van de rolrechter is dus niet bekend gemaakt aan partijen. Nadat beide partijen voorafgaand aan de zitting nadere stukken hadden ingediend over de verdeling en verrekening, heeft de rechter aan hen laten weten dat de verzoeken (toch) niet behandeld gaan worden tijdens de zitting.
6.5
De beslissingen van de rechter die voor verzoekster aanleiding hebben gevormd om het wrakingsverzoek in te dienen, betreffen procesbeslissingen. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, bijvoorbeeld het arrest van 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413, komt de wrakingskamer geen oordeel toe over de juistheid van een procesbeslissing, de vraag of al dan niet hoor en wederhoor correct is toegepast daaronder begrepen. Ook over de motivering van een procesbeslissing mag de wrakingskamer geen oordeel geven, zelfs niet als het gaat om een door verzoekster onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of het ontbreken van een motivering. De reden hiervoor is dat er tegen een uitspraak van de rechtbank doorgaans een rechtsmiddel (zoals hoger beroep) kan worden ingesteld waarbij dit aan de orde kan komen.
6.6
Alleen als een procesbeslissing, of een samenstel van procesbeslissingen, in het licht van de omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid, kan dat tot een ander oordeel leiden. Naar het oordeel van de wrakingskamer is daarvan in deze zaak niet gebleken. Uit het (nog) niet willen beslissen op het verzoek ter zake verdeling en verrekening van verzoekster kan als zodanig niet de vrees worden afgeleid dat de rechter jegens haar vooringenomen is. Hierbij acht de wrakingskamer van belang dat uit het proces-verbaal van de zitting van 29 november 2022 blijkt dat de rechter heeft meegedeeld dat zij eerst nog moest nadenken over dit verzoek. Ook het toelaten van de laat ingediende stukken van de wederpartij is als zodanig onvoldoende voor het aannemen van een schijn van partijdigheid. Hierbij acht de wrakingskamer van belang dat verzoekster tijdens de zitting van 29 november 2022 niet heeft verzocht om aanhouding met het oog op het nader bestuderen van deze stukken, maar meteen heeft gekozen voor het middel van wraking.
6.7
Dit leidt tot de conclusie dat het wrakingsverzoek moet worden afgewezen.
Beslissing
De rechtbank:
 wijst het verzoek tot wraking af;
 bepaalt dat de behandeling van de zaak met zaaknummer C/02/389508 FA RK 21-4218 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing wegens de indiening van dit verzoek.
Deze beslissing is genomen op 15 december 2022 door mr. Peters, rechter en voorzitter, en mr. Van der Weide en mr. Hertsig, rechters, in aanwezigheid van mr. Hamans, griffier. De beslissing wordt openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.