ECLI:NL:RBZWB:2022:7672

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 december 2022
Publicatiedatum
16 december 2022
Zaaknummer
BRE-22_3592
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake ingehouden loonheffing

Op 16 december 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de inspecteur van de belastingdienst. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de ingehouden loonheffing over 2021, maar de inspecteur verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk omdat het niet tijdig was ingediend. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk ongegrond was, omdat de belanghebbende niet binnen de wettelijke bezwaartermijn van zes weken had gereageerd. De termijn begon op de dag na de voldoening van de belasting, en het bezwaarschrift was pas op 23 mei 2022 ontvangen, wat te laat was. De rechtbank concludeerde dat de belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat hij redelijkerwijs niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. De rechtbank verklaarde zich ook onbevoegd voor de ambtshalve beslissing van de inspecteur, aangezien deze beslissing niet vatbaar is voor bezwaar en beroep. De rechtbank besloot het beroep ongegrond te verklaren en zich onbevoegd te verklaren voor de ambtshalve beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/3592

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 december 2022 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], [land], belanghebbende

en

De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Procesverloop

Belanghebbende heeft bij brief, ontvangen bij de inspecteur op 23 mei 2022, bezwaar gemaakt tegen de ingehouden loonheffing over 2021.
In het besluit van 12 juli 2022 heeft de inspecteur het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard. In hetzelfde geschrift is geoordeeld dat er geen aanleiding is om de ingehouden loonheffing ambtshalve te verminderen.
Belanghebbende heeft tegen het besluit beroep ingesteld.

Overwegingen

Inhoudelijk
Omdat het beroep kennelijk ongegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk ongegrond is.
De inspecteur heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaar niet tijdig was ingediend. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) op de dag na de dag van de voldoening, de inhouding of de afdracht. Een bezwaarschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Wanneer het bezwaarschrift met de post wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn op grond van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb onder voorwaarden ook tijdig ingediend. Die voorwaarden zijn dat het bezwaarschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij de inspecteur is ontvangen. Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, kan het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Dat is anders als het niet of niet tijdig indienen van het bezwaarschrift verontschuldigbaar is. Dan laat het bestuursorgaan op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
Het bezwaarschrift is bij de inspecteur ontvangen op 23 mei 2022. Het bezwaarschrift is dus niet tijdig ingediend.
Belanghebbende stelt in januari contact te hebben gehad met de Belastingdienst en dat hij documenten in heeft moeten vullen. Op die documenten moest echter ook een stempel van de Franse belastingdienst. Dit werd door deze geweigerd en belanghebbende kon vanaf half mei een formulier voor de Franse belastingaangifte ophalen. Belanghebbende heeft na telefonisch contact in februari met de Belastingdienst het aangiftebiljet voor 2021 "rustig" op zijn bureau laten liggen ervan uitgaande dat het geregeld was. Belanghebbende vindt het onterecht dat het bezwaarschrift wordt afgedaan met termijnoverschrijding en stelt dat hij steeds accuraat heeft gehandeld.
Dat is geen verontschuldiging voor dit verzuim.
Artikel 6:11 van de Awb ziet op gevallen waarin de belanghebbende redelijkerwijs niet in staat was tegen een besluit tijdig een rechtsmiddel aan te wenden. Niet in geschil is dat belanghebbende wel in staat was om binnen de wettelijke bezwaartermijn tegen de inhouding bezwaar te maken, maar dat niet heeft gedaan omdat hij wachtte op formulieren van de Franse belastingdienst. Belanghebbende had moeten zorgen voor het tijdig maken van bezwaar, al was het maar ter behoud van rechten. Het komt voor risico van belanghebbende dat hij heeft afgewacht. Niet aannemelijk is geworden dat een toezegging is gedaan dat voor belanghebbende de bezwaartermijn niet zou gelden.
De inspecteur heeft dus terecht het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom in zoverre kennelijk ongegrond.
Ambtshalve beslissing
De inspecteur heeft in het besluit van 12 juli 2022 ook een ambtshalve beoordeling gegeven.
Voor zover het beroep is gericht tegen deze beslissing, verklaart de rechtbank zich kennelijk onbevoegd. Het gaat namelijk om een beslissing op grond van artikel 65 van de AWR. Een dergelijke beslissing is niet voor (bezwaar en) beroep vatbaar. Rechtsmiddelen tegen een dergelijke beslissing kunnen worden aangewend bij de civiele rechter.
In dit geval is er overigens nog een mogelijkheid om het inhoudelijke geschil via een fiscale procedure aan de belastingrechter voor te leggen. Dat is dan niet via een procedure tegen de inhouding, maar via een procedure tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (zie hierna).
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Ter informatie
Uit het voorgaande volgt dat aan een behandeling van het inhoudelijke geschil niet wordt toegekomen. Het geschilpunt kan wel aan de orde worden gesteld in een procedure tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV), namelijk via een bezwaarschrift (bezwaartermijn zes weken na bekendmaking van de aanslag IB/PVV) of een verzoek om ambtshalve vermindering (binnen vijf jaar na het einde van het belastingjaar).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond voor zover het beroep ziet op de uitspraak op bezwaar;
- verklaart zich onbevoegd voor zover het beroep ziet op de ambtshalve beslissing.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 16 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.