ECLI:NL:RBZWB:2022:7691

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
16 december 2022
Zaaknummer
9819524_E14122022
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Borm
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande factuur en geschil over kwaliteit geleverde hout

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 december 2022, vordert [eiser], een tussenleverancier van hout, betaling van een openstaand bedrag van € 4.998,85 van HOUTLEEFT B.V., een bedrijf dat hout heeft besteld. De vordering is gebaseerd op een koopovereenkomst waarbij HOUTLEEFT B.V. drie deelbetalingen heeft gedaan, maar het resterende bedrag niet heeft voldaan. HOUTLEEFT B.V. heeft geklaagd over de kwaliteit van het geleverde hout en stelt dat zij pas tot betaling kan overgaan na ontvangst van een creditfactuur voor de onaangebroken pakken hout. De kantonrechter heeft vastgesteld dat HOUTLEEFT B.V. erkent dat zij nog een bedrag van € 2.246,90 verschuldigd is voor de aangebroken pakken hout. De rechter heeft geoordeeld dat de kwaliteit van het geleverde hout overeenkomt met de overeenkomst en dat HOUTLEEFT B.V. niet gemotiveerd heeft betwist dat het geleverde hout van de afgesproken kwaliteit is. De kantonrechter heeft de vordering van [eiser] toegewezen, inclusief buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente, en HOUTLEEFT B.V. veroordeeld in de proceskosten. Het totaalbedrag dat HOUTLEEFT B.V. aan [eiser] moet betalen bedraagt € 5.622,85, vermeerderd met rente.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 9819524 \ CV EXPL 22-1185
Vonnis van 14 december 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende en zaakdoende te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: [naam gemachtigde] ,
tegen
HOUTLEEFT B.V.,
statutair gevestigd te Rucphen,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Houtleeft,
vertegenwoordigd door haar bestuurder [naam] .

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 mei 2022 en de daarin genoemde stukken,
- de mondelinge behandeling van 7 november 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is een (tussen)leverancier van hout.
2.2.
Houtleeft heeft bij [eiser] hout besteld. [eiser] heeft pakken hout aan Houtleeft geleverd en daarvoor bij factuur 2021-0049 van 6 mei 2021 een bedrag van
€ 13.999,60 in rekening gebracht. Op de factuur staat het geleverde hout omschreven als “
Eiken 52mm KD Qf4-5”. Houtleeft heeft drie deelbetalingen gedaan van respectievelijk
€ 200,75, € 5.000,00 en € 3.800,00. Van de factuur staat nog een bedrag van € 4.998,85 open.
2.3.
Houtleeft heeft bij [eiser] geklaagd over de kwaliteit van het geleverde hout. Uit de overgelegde WhatsApp-correspondentie volgt dat [eiser] op 13 juli 2021 heeft geschreven dat de leverancier bereid is om de onaangeroerde bundels hout terug te halen, waarop Houtleeft heeft geantwoord dat het restant hout opgewerkt wordt en zij het restant zal voldoen.
2.4.
Per e-mail van 3 augustus 2021 heeft Houtleeft aangegeven de aangebroken pakken te hebben verwerkt. Ook gaf zij aan na ontvangst van een creditfactuur van € 2.169,65 tot betaling van het restant over te gaan en dat dan het ongebruikte hout opgehaald kon worden.
2.5.
[eiser] heeft per e-mail meermaals verzocht om foto’s van de onaangebroken pakken hout. Houtleeft heeft deze niet aan [eiser] toegezonden.
2.6.
Ondanks herhaaldelijke verzoeken van [eiser] en diens gemachtigde is Houtleeft niet tot betaling van het nog openstaande deel van de factuur overgegaan.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – veroordeling van Houtleeft tot betaling van € 4.998,85, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten, rente en proceskosten. [eiser] legt hieraan ten grondslag dat pakken hout zijn geleverd en Houtleeft het restant van de koopsom dient te betalen.
3.2.
Houtleeft voert verweer. Verkort weergegeven is Houtleeft ontevreden over de kwaliteit van de geleverde pakken hout. Houtleeft is bereid om het deel van de factuur voor de aangebroken pakken te betalen, zodra zij een creditfactuur heeft ontvangen voor de onaangebroken pakken hout. Omdat geen creditfactuur is ontvangen, is Houtleeft niet tot betaling overgegaan. De onaangebroken pakken hout staan nog steeds klaar om opgehaald te worden.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ter zitting heeft Houtleeft erkend dat hij uit hoofde van de overeenkomst in ieder geval nog een bedrag van € 2.246,90 inclusief btw aan [eiser] verschuldigd is voor de aangebroken pakken hout. Dit bedrag is daarom toewijsbaar.
4.2.
Partijen verschillen van mening over de vraag wat is overeengekomen ter zake de kwaliteit van het te leveren hout. Ter zitting heeft [eiser] toegelicht dat hij met Houtleeft is overeengekomen dat hij eikenhout van kwaliteit Qf4-Qf5 zou leveren aan Houtleeft, zoals ook op de factuur is vermeld. Hij heeft daaraan toegevoegd dat deze factuur eerst in de vorm van een offerte naar Houtleeft is verzonden die door Houtleeft is geaccepteerd. Houtleeft heeft dat niet, althans niet gemotiveerd, weersproken. Daarbij is door [eiser] ook gesteld dat hout van kwaliteit Qf4-Qf5 van de laagste categorie kwaliteit is. Ook dit punt is door Houtleeft niet, althans niet gemotiveerd, weersproken. Volgens Houtleeft is met [eiser] afgesproken dat hout geleverd zou worden waaruit hele lange planken gehaald kunnen worden. Deze door [eiser] gemotiveerd betwiste stelling heeft Houtleeft echter op geen enkele manier onderbouwd. Daarbij komt dat Houtleeft het grootste deel van het geleverde hout heeft verbruikt en daarvoor ook deelbetalingen heeft gedaan, hetgeen op gespannen voet staat met haar stelling dat sprake is van non-conformiteit. Dit maakt dat er in rechte vanuit wordt gegaan dat partijen slechts zijn overeengekomen dat er hout in de categorie Qf4-Qf5 geleverd zou worden.
4.3.
Nu Houtleeft niet gemotiveerd heeft betwist dat het geleverde hout van voornoemde categorie Qf4-Qf5 is, staat daarmee vast dat [eiser] heeft voldaan aan de op hem rustende verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst. De omstandigheid dat [eiser] een aantal maal heeft aangeboden de resterende planken –onder voorwaarden– terug te nemen en te crediteren maakt dat niet anders. Uit de correspondentie tussen partijen daarover blijkt namelijk duidelijk dat [eiser] dit uit coulance heeft aangeboden. Houtleeft heeft vervolgens niet voldaan aan de op zich redelijk te achten voorwaarden om eerst het overige deel van de factuur – voor het reeds gebruikte hout – te betalen en foto’s te zenden van de onaangebroken pakken die zouden moeten worden geretourneerd. Dit laatste zodat [eiser] de pakken kon terugzenden naar de leverancier. Ter zitting heeft [eiser] daarover nog opgemerkt dat retournering van de pakken hout inmiddels een gepasseerd station is, omdat de toeleverancier ze nu niet meer wil terugnemen. Gelet op het voorgaande moet Houtleeft ook het overige deel van de factuur van € 2.751,95 betalen.
4.4.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt het gevorderde bedrag van € 624,00 toegewezen.
4.5.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
4.998,85
- buitengerechtelijke incassokosten
624,00
+
Totaal
5.622,85
4.6.
Houtleeft heeft geen afzonderlijk verweer gevoerd tegen de gevorderde wettelijke handelsrente. Aangezien aan de vereisten van artikel 6:119a BW is voldaan, wordt deze rente toegewezen, met dien verstande dat de rente over de hoofdsom slechts zal worden toegewezen vanaf de datum van dagvaarding, omdat niet is gesteld waarom de rente vanaf de gevorderde ingangsdatum verschuldigd is, althans dat Houtleeft vanaf die datum in verzuim is.
4.7.
Houtleeft is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
108,41
- griffierecht
244,00
- salaris gemachtigde
622,00
(2 punten × € 311,00)
Totaal
974,41
4.8.
De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen indien en voor zover Houtleeft de proceskosten niet binnen veertien dagen na de betekening van het vonnis zal hebben voldaan. Daarbij overweegt de kantonrechter dat Houtleeft, indien deze door de betekening van het vonnis kennis heeft kunnen nemen van de inhoud daarvan, de gelegenheid moet worden geboden om binnen een redelijke termijn aan de proceskostenveroordeling in dit vonnis te voldoen, waarbij een termijn van veertien dagen als een redelijke termijn voor nakoming wordt gezien.
4.9.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt Houtleeft om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 5.622,85, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over € 4.998,85, met ingang van 28 januari 2022, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Houtleeft in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 974,41, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening,
5.3.
veroordeelt Houtleeft in de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis, begroot op € 124,00 aan salaris gemachtigde, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na die aanschrijving tot de dag van betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Borm, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2022.