ECLI:NL:RBZWB:2022:7698

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
16 december 2022
Zaaknummer
AWB- 21_4022
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie en medische rapportages

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het UWV over de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering. Eiseres, die sinds 15 februari 2016 als warehouse assistent werkte, had zich op 7 februari 2019 ziekgemeld en verzocht om een uitkering op grond van de Wet WIA. Het UWV heeft haar aanvraag op 5 februari 2021 afgewezen, met de conclusie dat zij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het UWV verklaarde haar bezwaar ongegrond op 1 september 2021.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 10 november 2022 behandeld. Eiseres betwistte de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek en de conclusies van het UWV, en voerde aan dat haar medische situatie ernstiger was dan door het UWV werd aangenomen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres op 4 februari 2021 voor 6,68% arbeidsongeschikt was. De rechtbank concludeerde dat de medische rapporten van de verzekeringsarts en de arts bezwaar en beroep zorgvuldig tot stand waren gekomen en dat er geen reden was om aan de juistheid van deze rapporten te twijfelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts alle relevante medische informatie heeft betrokken in haar beoordeling en dat de door eiseres ingebrachte informatie niet leidde tot een andere conclusie. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen recht heeft op een WIA-uitkering en dat de proceskosten niet worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/4022

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr. S. Cakal),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV,
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Procesverloop

Met het besluit van 5 februari 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen.
Met het besluit van 1 september 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft verweerschriften ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 10 november 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Wat ging er aan deze procedure vooraf?

1. Eiseres werkte sinds 15 februari 2016 als warehouse assistent bij [naam bedrijf] voor 39,81 uur per week. Zij heeft zich op 7 februari 2019 ziekgemeld voor dit werk.
2. Op 5 november 2020 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet WIA. Naar aanleiding hiervan heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht.
3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiseres onderzocht en aan de hand van alle beschikbare medische gegevens beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 4 februari 2021. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML) d.d. 26 januari 2021. Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat eiseres haar eigen werk als warehouse assistant niet meer kan verrichten maar dat er drie functies zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog wel zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van deze functies 93,32% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 6,68%. Omdat dit betekent dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan zij volgens het UWV geen WIA-uitkering krijgen.
4. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een arts bezwaar en beroep [1] heeft opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de arts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat vindt eiseres?

5. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij voert aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest en dat de bestreden beslissing in strijd is met de beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder het motiverings- en het zorgvuldigheidsbeginsel. De arts bezwaar en beroep heeft ten onrechte de inhoud van het huisartsjournaal niet betrokken bij zijn medische beschouwing omdat dit document onleesbaar zou zijn. Volgens eiseres is haar medische situatie slechter en heeft zij meer beperkingen dan het UWV heeft aangenomen. Zij heeft klachten aan de nek, rug, knie en elleboog. Ook heeft zij handklachten, duizeligheidsklachten en mentale klachten. Doordat eiseres zowel overdag als ’s nachts last heeft van pijnklachten, is er ook sprake van slaapgebrek. Eiseres heeft informatie van haar psycholoog verstrekt waarin deze toelicht dat sprake moet zijn van een urenbeperking in verband met een stoornis in de energiehuishouding bij eiseres. Eiseres wijst ook op de door de bedrijfsarts opgestelde FML; dat is gebeurd ongeveer vier maanden voor de datum van 4 februari 2021. Eiseres wijst er verder op dat zij zich op 23 mei 2022 met nagenoeg dezelfde klachten opnieuw heeft ziekgemeld bij het UWV en dat aan haar bij beslissing van 23 augustus 2022 ziekengeld is toegekend. Ook stelt eiseres dat zij de geduide functies niet kan uitvoeren, omdat haar belastbaarheid daarbij wordt overschreden.

Waarover gaat het in deze zaak?

6. De vraag is of het UWV terecht heeft geconcludeerd dat eiseres met ingang van 4 februari 2021 (hierna: de datum in geding) geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat zij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 4 februari 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat vindt de rechtbank?

7
.De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 4 februari 2021 voor 6,68% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
8. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van (verzekerings)artsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
9. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Zij heeft eiseres vanwege de Covid-19 pandemie eerst telefonisch gesproken en later heeft nog een fysiek spreekuur plaatsgevonden waarbij eiseres lichamelijk en psychisch is onderzocht. De verzekeringsarts beschrijft onder andere alle door eiseres naar voren gebrachte klachten, het dagverhaal en de diagnose. In het rapport heeft de verzekeringsarts geconcludeerd dat er sprake is van verminderde belastbaarheid, welke is vastgelegd in de FML van 26 januari 2021.
10. De arts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapport van 26 augustus 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier, de bezwaargronden en de door eiseres in bezwaar overgelegde informatie van de behandelaars bestudeerd. De arts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom hij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts.
11. Volgens eiseres is sprake van een onzorgvuldig onderzoek. Op de zitting heeft eiseres toegelicht dat deze onzorgvuldigheid er in is gelegen dat de arts bezwaar en beroep heeft aangegeven dat de ingediende journaalgegevens van de huisarts onleesbaar zijn, maar dat hij desondanks stelt dat die informatie niet tot een ander oordeel leidt. Eiseres vindt dat hierin wel relevante (nieuwe) medische gegevens staan die het UWV ten onrechte dus niet heeft betrokken bij het medisch onderzoek.
12. De (verzekerings)artsen hebben alle klachten van eiseres, de eigen bevindingen uit lichamelijk en psychisch onderzoek door de verzekeringsarts en de informatie van de behandelaar(s) betrokken in hun beoordeling. Het UWV heeft gemotiveerd toegelicht dat gelet op de vele informatie van de behandelend specialisten er geen toegevoegde waarde werd gezien in het nog nader opvragen van een leesbaar exemplaar van het huisartsenjournaal. Eiseres heeft niet betwist dat er relevante medische gegevens beschikbaar waren die zijn betrokken bij de vaststelling van haar belastbaarheid. Het UWV heeft ter zitting naar voren gebracht dat uit het huisartsenjournaal wat dat betreft geen nieuwe medische feiten volgden. De rechtbank ziet geen grond om het UWV hierin niet te volgen. Eiseres heeft namelijk niet concreet gemaakt welke medische feiten door het UWV niet zijn onderkend en betrokken bij het vaststellen van haar belastbaarheid. Daarbij is uiteraard van belang dat het moet gaan om medisch te objectiveren klachten. Eiseres heeft ter zitting erkend dat de rapportage van de verzekeringsarts zeer uitgebreid was, maar dat haar motivering voor de door haar opgestelde belastbaarheid ontbreekt. Dit laatste ziet naar het oordeel van de rechtbank op de vertaalslag van de (medisch geobjectiveerde) feiten naar beperkingen in de FML en niet zozeer op de vraag welke medische feiten over het hoofd zijn gezien door de (verzekerings)artsen. De rechtbank ziet dan ook geen reden om aan te nemen dat de (verzekerings)artsen aspecten van de gezondheidstoestand van eiseres hebben gemist. Het is aan de (verzekerings)artsen om te bepalen of informatie uit de behandelend sector moet worden opgevraagd, of dat al voldoende informatie aanwezig is om de beperkingen te kunnen vaststellen. De rechtbank is van oordeel dat de (verzekerings)artsen voldoende hebben gemotiveerd waarom zij over voldoende medische informatie beschikten om de beperkingen te kunnen vaststellen. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De (verzekerings)artsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
13. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat sprake is van beginnende artrotische afwijkingen in de cervicale wervelkolom en beginnende gonartrose. Er is tevens sprake van psychische klachten waarvoor eiseres onder behandeling is. De verzekeringsarts rapporteert dat volgens de behandelaar sprake is van een ernstige somatoforme symptoomstoornis en dat er sprake is van acceptatieproblematiek waarbij eiseres haar fysieke klachten vooralsnog niet kan accepteren. Volgens de verzekeringsarts zijn de belemmeringen die eiseres ervaart deels passend bij onderliggende problematiek. Andere factoren, zoals inactiviteit en daardoor conditieverlies, lijken ook mee te spelen in het bestaan van de ervaren belemmeringen. De verzekeringsarts rapporteert dat geen sprake is van een situatie van geen benutbare mogelijkheden. Er is volgens de verzekeringsarts sprake van medische problematiek waardoor eiseres beperkingen heeft op fysiek gebied, alsook op het gebied van persoonlijk en sociaal functioneren. Volgens haar is eiseres belastbaar, rekening houdend met beperkingen. In de FML heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor het persoonlijk en sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen.
14
.De arts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 26 augustus 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiseres in stand kan blijven. Hij rapporteert dat hij eiseres aangewezen acht op fysiek en mentaal lichtere werksoorten. Volgens hem voldoet de FML van 26 januari 2021 hier ruimschoots aan. Overbelasting is, rekening houdend met deze beperkingen, zeker niet te verwachten. Volgens de arts bezwaar en beroep zijn veel van de aangenomen beperkingen nauwelijks te onderbouwen, maar handhaaft hij de FML om eiseres hiermee te ontzien. Er zijn volgens hem geen redenen om een urenbeperking op te nemen.
15. De rechtbank vindt dat de arts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de arts bezwaar en beroep terecht vastgesteld dat de conclusie, dat voor eiseres ten gevolge van haar psychische klachten een urenbeperking had moeten worden vastgesteld, niet op het terrein van een psycholoog ligt. De arts bezwaar en beroep zegt dus niet dat er informatie ontbrak hierover, maar dat de informatie van de psycholoog de stelling van eiseres dat een urenbeperking nodig is niet kan onderbouwen. Eiseres heeft in beroep nog twee brieven van haar psycholoog (van 14 en 29 oktober 2022) ingebracht. Hierover heeft de arts bezwaar en beroep gezegd dat dit een, in iets andere bewoordingen, herhaling is van het schrijven van 29 april 2021. De mentale toestand van eiseres was voldoende bekend en daar is in de FML van 26 januari 2021 voldoende rekening mee gehouden. Eiseres heeft geen andere medische gegevens ingebracht die haar stelling wel kunnen onderbouwen. De rechtbank kan eiseres dan ook niet volgen in haar stelling dat de arts bezwaar en beroep te kort door de bocht heeft gereageerd op haar claim voor een urenbeperking. Verder heeft de arts bezwaar en beroep inzichtelijk betrokken de medische gegevens die in bezwaar door eiseres waren ingebracht en op basis hiervan voldoende gemotiveerd onderbouwd dat deze gegevens geen nieuw licht werpen op de gezondheidstoestand van eiseres en haar belastbaarheid zoals weergegeven in de FML op de datum in geding.
16. Eiseres stelt dat de bedrijfsarts kort voor de datum in geding tot een evident ander oordeel komt dan de (verzekerings)artsen van het UWV. De rechtbank merkt hierover op dat de bedrijfsarts een FML opstelt in het kader van de re-integratie. Dat is een ander doel en beoordelingskader dan van toepassing is bij een WIA-beoordeling. De verzekeringsarts heeft daarnaast in haar rapport ook gemotiveerd waarom een aantal van de door de bedrijfsarts gestelde beperkingen niet meer van toepassing zijn. Eiseres heeft haar standpunt niet met medische informatie onderbouwd, waardoor de rechtbank geen aanleiding ziet om te twijfelen aan de medische belastbaarheid zoals deze door de arts bezwaar en beroep akkoord is bevonden. De enkele mededeling van eiseres (zonder deze nader te onderbouwen met onderliggende medische gegevens) dat zij inmiddels weer ziekengeld ontvangt, geeft volgens de rechtbank geen reden om te oordelen dat haar medische situatie in onderhavige procedure is onderschat. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat het ziekengeld pas ruim na 4 februari 2021 aan eiseres is toegekend en dat daarom – zonder andersluidende informatie, die eiseres niet heeft ingebracht – hieraan niet zonder meer de conclusie kan worden verbonden die eiseres daaraan gehecht wenst te zien.
17. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische onderbouwing van het bestreden besluit. Eiseres moet op de datum in geding daarom in staat worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor haar vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 26 januari 2021.
De arbeidskundige beoordeling
18. Uitgaande van de juistheid van de bij eiseres vastgestelde medische beperkingen in de FML van 26 januari 2021 ziet de rechtbank geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken. Voorop staat dat de stelling van eiseres, dat zij de functies gezien haar klachten en beperkingen niet kan verrichten, in feite is gericht tegen de door de arts bezwaar en beroep voor akkoord bevonden FML van 26 januari 2021, waarvan de rechtbank hiervoor al heeft geoordeeld dat er geen reden is om daaraan te twijfelen. De arbeidsdeskundige van het UWV heeft in zijn rapport en de resultaat functiebeoordeling verder voldoende uitgelegd dat de belasting in de geduide functies de vastgestelde medische belastbaarheid van eiseres niet overschrijdt. Hierbij zijn de knelpunten beoordeeld en is toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk.
19. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres op 4 februari 2021 met de middelste van de voor haar geduide functies 93,32% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als warehouse assistent, zodat eiseres voor de overige 6,68% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

20. Omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35% is, heeft het UWV de aanvraag van eiseres voor een WIAuitkering terecht afgewezen.
21. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 15 december 2022 door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Hoeijmans, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Het sociaal medisch oordeel van de arts is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts bezwaar en beroep.