ECLI:NL:RBZWB:2022:7701

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
16 december 2022
Zaaknummer
9909830_E14122022
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Thielen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een factuur in het kader van een aannemingsovereenkomst met afwijzing van verrekening

In deze civiele zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. M. Leung, een vordering ingesteld tegen gedaagde voor betaling van een openstaand factuurbedrag van € 409,55, voortvloeiend uit een aannemingsovereenkomst. De overeenkomst was gebaseerd op een offerte van 18 februari 2021, waarin werkzaamheden werden beschreven die door eiseres zouden worden uitgevoerd. Eiseres heeft op 12 november 2021 een factuur verzonden ter hoogte van € 1.609,55, waarvan gedaagde op 16 december 2021 een deelbedrag van € 1.200,00 heeft betaald. Eiseres heeft gedaagde gesommeerd het resterende bedrag te voldoen, maar gedaagde heeft dit nagelaten.

Gedaagde heeft als verweer aangevoerd dat eiseres niet alle werkzaamheden heeft uitgevoerd en dat zij hierdoor schade heeft geleden, die zij wil verrekenen met het openstaande factuurbedrag. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat gedaagde onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat eiseres tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde zich bij het sluiten van de overeenkomst heeft verbonden tot betaling van het volledige factuurbedrag en dat de enkele stelling van niet-deugdelijke prestatie gedaagde niet ontslaat van haar betalingsverplichting.

De kantonrechter heeft de vordering van eiseres toegewezen en gedaagde veroordeeld tot betaling van € 483,88, vermeerderd met wettelijke rente over het openstaande bedrag, en heeft gedaagde ook in de proceskosten veroordeeld. Dit vonnis is uitgesproken op 14 december 2022.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 9909830 \ CV EXPL 22-1441
Vonnis van 14 december 2022
in de zaak van
[eiseres],
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
eerst procederend bij gemachtigde mr. M. Leung, werkzaam bij Incassocenter B.V. en daarna in persoon,
tegen
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de conclusie van repliek met producties;
- de conclusie van dupliek met een productie;
- de akte van [eiseres] , te weten de brief van 19 september 2022.
1.2.
[gedaagde] heeft in haar conclusie van dupliek één nieuwe productie overgelegd. De productie betreft een e-mail van 16 december 2021 waaruit volgens [gedaagde] volgt dat zij een voorstel heeft gedaan om het geschil op te lossen. Bij brief van 24 augustus 2022 heeft de griffier [eiseres] de gelegenheid gegeven om kort – en zonder overlegging van producties – te reageren op de inhoud van deze productie. [eiseres] heeft op 19 september 2022 een brief ingediend, maar zij heeft niet gereageerd op de productie van [gedaagde] . Wel heeft [eiseres] in die brief nieuwe stellingen ingenomen en nieuwe producties ingediend waarop [gedaagde] niet heeft kunnen reageren. Dit is in strijd met de goede procesorde zodat de kantonrechter de brief van 19 september 2022 met producties buiten beschouwing laat.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2.
De feiten
2.1.
[eiseres] houdt zich blijkens het handelsregister onder meer bezig met het onderhoud en beheer van onroerend goed.
2.2.
Partijen hebben een overeenkomst van aanneming van werk gesloten. Aan deze overeenkomst ligt een offerte van 18 februari 2021 ten grondslag. Daarin staat het volgende:
“Overloop en slaapkamers schade door lekkage over gehele breedte van het pand
10 meter aan elke zijde ivm lekkage op de knik van franse kap
Dakbeschot gerot op verschillende plaatsen vernieuwen 6m2 € 125,00
Klein Materiaal € 75,00
Plafondplaten vernieuwen € 225,00
Schilderwerk plafondplaten en balken 9% btw € 250,00
uren
Arbeidsloon op nacalculatie per uur € 42,50 16,00 € 680,00
Sub totaal € 1.355,00
Totaal 9%/21% Btw € 254,55
Totaal € 1.609,55
2.3.
[eiseres] heeft op 12 november 2021 een factuur ter hoogte van € 1.609,55 verzonden.
2.4.
[gedaagde] heeft op 16 december 2021 een bedrag van € 1.200,00 betaald.
2.5.
[eiseres] heeft bij e-mail van 23 december 2021 [gedaagde] gesommeerd het restantbedrag, te weten € 409,55, te voldoen. [gedaagde] heeft dit niet gedaan.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 486,71 (bestaande uit € 409,55 aan hoofdsom, € 2,83 aan verschenen rente en € 74,33 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw), vermeerderd met wettelijke rente en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, vermeerderd met rente.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] op grond van de overeenkomst gehouden is het restantbedrag van de factuur te voldoen. Aangezien [gedaagde] in gebreke is met betaling van dit bedrag, is zij tevens rente en kosten verschuldigd.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [eiseres] heeft niet alle werkzaamheden van de offerte uitgevoerd. [gedaagde] heeft [eiseres] in de gelegenheid gesteld het werk af te maken, maar [eiseres] heeft gezegd geen verdere werkzaamheden meer te willen verrichten. [gedaagde] is hierdoor genoodzaakt een derde partij in te schakelen om het werk af te maken en daarvoor moet zij kosten maken. Ook heeft zij met de deelbetaling de door [eiseres] gewerkte uren ruimschoots voldaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] heeft zich bij het sluiten van de overeenkomst verbonden tot betaling van € 1.609,35 aan [eiseres] . De kantonrechter stelt voorop dat de enkele stelling dat [eiseres] niet deugdelijk heeft gepresteerd [gedaagde] niet van haar betalingsverplichting ontslaat. Daarvoor is vereist dat [gedaagde] een rechtsgevolg inroept. [gedaagde] heeft aangevoerd dat zij een derde moet inschakelen om de werkzaamheden te voltooien en daarvoor kosten moet maken. De kantonrechter begrijpt hieruit dat [gedaagde] stelt dat zij door het handelen van [eiseres] schade lijdt en dat zij deze schade kan verrekenen met het openstaande factuurbedrag. Voor een geslaagd beroep hierop is vereist dat [gedaagde] aannemelijk maakt dat [eiseres] tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst. Mede gelet op het verweer van [eiseres] heeft [gedaagde] dit onvoldoende gedaan. Dit wordt hierna toegelicht.
4.2.
Volgens [gedaagde] heeft [eiseres] niet alle overeengekomen werkzaamheden uitgevoerd, maar zij heeft niet concreet gesteld om welke werkzaamheden het dan gaat. Ook uit de door haar overgelegde foto’s kan zonder nadere toelichting – die ontbreekt – niet worden vastgesteld welke werkzaamheden niet zijn verricht. Bovendien heeft [eiseres] dit gemotiveerd weersproken en heeft zij aangevoerd dat op verzoek van [gedaagde] werkzaamheden zijn ingeruild. [eiseres] heeft in plaats van het dakbeschot te herstellen, een trap in de schuur vernieuwd en een deur bij het toilet geplaatst. [eiseres] heeft bij conclusie van repliek uitgebreid verslag gedaan van deze werkzaamheden. Zo heeft zij onder meer aangevoerd dat zij voor de uitvoering van deze werkzaamheden een extra kracht heeft ingeschakeld, dat zij obstakels uit de schuur heeft moeten verwijderen en dat er tussen partijen discussie ontstond over de positie van de geplaatste trap. Volgens [eiseres] heeft zij met de mededeling dat zij geen verdere werkzaamheden zou uitvoeren, enkel bedoeld dat zij geen nieuwe opdracht van [gedaagde] wilde aannemen. Tegenover dit gedetailleerde verweer heeft [gedaagde] slechts aangevoerd dat dit onjuist is, zonder dit nader toe te lichten. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om concreet in te gaan op het verweer van [eiseres] , maar dat heeft zij niet gedaan. Hierdoor heeft zij haar stelling onvoldoende onderbouwd en komt haar geen beroep toe op verrekening. Dit betekent dat [gedaagde] het resterende factuurbedrag ter hoogte van € 409,55 moet voldoen.
4.3.
[gedaagde] heeft geen verweer gevoerd tegen de wettelijke rente. Gesteld noch gebleken is dat partijen een fatale betalingstermijn zijn overeengekomen. Hierdoor moet de rente berekend worden vanaf de datum van verzuim nadat [gedaagde] in gebreke is gesteld. [eiseres] heeft op 23 december 2021 bij e-mail [gedaagde] verzocht om binnen 7 dagen het restantbedrag te voldoen. Dit betekent dat [gedaagde] op 30 december 2021 in verzuim is komen te verkeren en vanaf die datum de wettelijke rente over de hoofdsom verschuldigd is.
4.4.
[gedaagde] heeft geen verweer gevoerd tegen de gevorderde incassokosten. [eiseres] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht en dat aan de vereisten van artikel 6:96 lid 6 BW is voldaan. Het gevorderde bedrag van € 74,33 inclusief btw voldoet aan de staffel van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Dit bedrag is dan ook verschuldigd.
4.5.
De kantonrechter komt tot het slotsom dat [gedaagde] gehouden is aan [eiseres] te betalen een bedrag van in totaal € 483,88, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 409,55 te rekenen vanaf 30 december 2021 tot aan de dag van algehele voldoening.
4.6.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiseres] als volgt begroot:
- kosten van de dagvaarding
107,22
- griffierecht
86,00
- salaris gemachtigde
75,00
(1 punt × € 75,00)
totaal
268,22
4.7.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met inachtneming van de in het dictum te bepalen termijn.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] te betalen aan [eiseres] een bedrag van € 483,88, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 409,55 te rekenen vanaf 30 december 2021 tot aan de dag van algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot dit vonnis begroot op € 268,22, te voldoen binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Thielen en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2022.