In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 december 2022 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzoek tot schadevergoeding op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.J. van ’t Hoff, had een verzoek ingediend tot schadevergoeding van € 420,=, omdat hij meende dat hij zonder titel was opgenomen in een accommodatie. De rechtbank oordeelde dat de officier van justitie het verzoek tot wijziging van de zorgmachtiging te laat had ingediend, maar dat dit niet leidde tot schade voor verzoeker. De rechtbank stelde vast dat verzoeker zijn opname vrijwillig wilde voortzetten, ongeacht de termijnoverschrijding. De rechtbank concludeerde dat er geen causaal verband was tussen de normschending en de gestelde schade, en wees het verzoek tot schadevergoeding af. De rechtbank benadrukte dat de communicatie tussen de officier van justitie en de geneesheer-directeur verbeterd moet worden om dergelijke termijnoverschrijdingen in de toekomst te voorkomen.