In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 juni 2022 uitspraak gedaan op een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen het bevel tot afname van celmateriaal voor DNA-onderzoek. De veroordeelde, die in februari 2022 was veroordeeld voor het uitvoeren van DDOS-aanvallen, had bezwaar gemaakt tegen de afname van zijn DNA-materiaal, stellende dat dit niet van belang was voor de opsporing van de gepleegde feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde op 15 april 2022 DNA-materiaal heeft afgestaan, maar dat de omstandigheden van de zaak, waaronder het feit dat de strafbare feiten digitaal zijn gepleegd, maken dat DNA-onderzoek in dit geval niet van betekenis kan zijn. De rechtbank heeft de uitzonderingsgrond van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden toegepast, die stelt dat DNA-onderzoek niet gerechtvaardigd is als het niet van belang is voor de opsporing en veroordeling van de feiten. De rechtbank heeft het bezwaarschrift gegrond verklaard en bevolen dat het celmateriaal van de veroordeelde moet worden vernietigd. De beslissing is genomen door rechter E.B. Prenger, in aanwezigheid van griffier J. van ’t Westende. Tegen deze beslissing staan geen rechtsmiddelen open.