Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[veroordeelde] ,
Feiten
Procedure
Vordering van het Openbaar Ministerie
Beoordeling
Beslissing
64 dagen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 6 juli 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering tot gijzeling van een veroordeelde. De veroordeelde was in 2018 door het gerechtshof veroordeeld tot een ontnemingsmaatregel, waarbij hij verplicht was € 19.307,00 aan de staat te betalen. Tot de datum van de vordering had de veroordeelde echter niet betaald, waardoor het Openbaar Ministerie op 19 februari 2022 een vordering tot gijzeling indiende. Tijdens de behandeling van de vordering op 22 juni 2022 was de veroordeelde niet verschenen, ondanks een goede oproep.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde niet aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan en dat volledige verhaal op zijn vermogen niet mogelijk is gebleken. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de veroordeelde sinds 2017 uitgeschreven is uit de gemeente Tilburg en dat er geen reactie is gekomen op verzoeken om zijn verblijfplaats te achterhalen. Gezien de omstandigheden en de inwerkingtreding van de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen op 1 januari 2020, die het dwangmiddel van gijzeling mogelijk maakt in plaats van lijfsdwang, heeft de rechtbank de vordering van het Openbaar Ministerie toegewezen.
De rechtbank heeft de duur van de gijzeling vastgesteld op 64 dagen, conform de LOVS-afspraken van januari 2021. De beslissing is genomen door rechter mr. E.B. Prenger, in aanwezigheid van griffier G.T.A. Schuurmans-Knoop, en is uitgesproken tijdens de openbare terechtzitting op 6 juli 2022.