ECLI:NL:RBZWB:2022:7727

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
19 december 2022
Zaaknummer
389113_E07122022
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Sterk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens gebreken aan de woning met benoeming van een deskundige

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, hebben eisers [eiser sub 1] en [eiser sub 2] een vordering ingesteld tegen gedaagden [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] wegens schadevergoeding als gevolg van gebreken aan hun woning. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 28 september 2022 partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de benoeming van een deskundige en de kosten daarvan. Gedaagden hebben bezwaar gemaakt tegen een eerdere beslissing van de rechtbank, waarin bepaalde vragen buiten beschouwing werden gelaten. De rechtbank heeft overwogen dat er sprake is van een bindende eindbeslissing en dat heroverweging alleen mogelijk is bij onjuiste juridische of feitelijke grondslagen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat tijdens de mondelinge behandeling door gedaagden is gewezen op achterstallig onderhoud door eisers, wat relevant is voor de beoordeling van de schadebeperkingsplicht. De rechtbank heeft besloten om aanvullende vragen te stellen aan de deskundige over de staat van de gevel en het stucwerk van de woning, en de kosten van herstelmaatregelen. De deskundige is benoemd en het voorschot voor de kosten is vastgesteld op € 2.417,58 inclusief btw. De rechtbank heeft partijen verplicht om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige en heeft de verdere procedure bepaald, inclusief termijnen voor het indienen van rapporten en reacties.

De zaak is op de parkeerrol geplaatst voor 4 oktober 2023, met de mogelijkheid voor partijen om hun standpunten verder uit te werken na ontvangst van het deskundigenbericht. De beslissing over het voorschot is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/389113 / HA ZA 21-501
Vonnis van 7 december 2022
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
eisers,
advocaat mr. H. Schuurbiers te Gorinchem,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats 3] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats 4] ,
gedaagden,
advocaat mr. P.A. Visser te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiser sub 1] en [eiser sub 2] en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis van 28 september 2022 en de daarin genoemde stukken,
  • de akte van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] ,
  • de akte van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Partijen zijn in het tussenvonnis van 28 september 2022 (hierna: tussenvonnis) in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de voorgestelde persoon als deskundige, het voorschot en zijn uurtarief. Partijen hebben aangegeven hiertegen geen bezwaren te hebben.
2.2.
Wel hebben [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in hun akte bezwaar gemaakt tegen een beslissing van de rechtbank in het tussenvonnis. De rechtbank heeft in r.o. 2.7. van het tussenvonnis beslist dat de door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] geformuleerde vragen onder ‘ad) 2’ buiten beschouwing worden gelaten omdat deze twee vragen zien op een beroep van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] op de schadebeperkingsplicht van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] dit verweer niet hebben gevoerd.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben in hun akte de rechtbank verzocht om terug te komen op deze beslissing. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voeren daartoe aan dat de rechtbank uitgaat van onjuiste feiten en omstandigheden. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] wijzen erop dat zij tijdens de mondelinge behandeling hebben aangevoerd dat sprake is van achterstallig onderhoud en ook daarom foto’s in het geding hebben gebracht.
[eiser sub 1] en [eiser sub 2] geven in hun akte aan dat het bezwaar van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] een gepasseerd station is.
2.3.
De rechtbank overweegt dat sprake is van een bindende eindbeslissing. Op grond van jurisprudentie van de Hoge Raad dient een rechter vanwege de eisen van een goede procesorde over te gaan tot heroverweging van een eerder door hem gegeven, maar niet in een einduitspraak vervatte eindbeslissing, als is gebleken dat die berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, en nadat partijen de gelegenheid hebben gekregen zich dienaangaande uit te laten, om te voorkomen dat hij op een ondeugdelijke grondslag een einduitspraak zou doen (ECLI:NL:HR:2008:BC2800).
2.4.
Alhoewel [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet aangeven op welke wijze zij tijdens de mondelinge behandeling dit standpunt hebben ingenomen, merken [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] wel terecht op dat zij tijdens de mondelinge behandeling hebben gesteld dat sprake is van achterstallig onderhoud door [eiser sub 1] en [eiser sub 2] . Uit het proces-verbaal blijkt dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , bijvoorbeeld op pagina 4, 5, en 12, hebben gewezen op de plicht van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] om deugdelijk onderhoud te verrichten. De rechtbank leest hierin een beroep van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] op schending van de schadebeperkingsplicht door [eiser sub 1] en [eiser sub 2] , zowel ten aanzien van het kitwerk als ten aanzien van het stucwerk. De rechtbank komt daarom terug op haar beslissing uit het tussenvonnis dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] dit verweer niet hebben gevoerd.
Ook volgt uit het proces-verbaal op pagina 3 dat de heer [eiser sub 1] tijdens de mondelinge behandeling heeft aangegeven dat zij geen maatregelen hebben genomen om de lekkages te verhelpen (pagina 3) en dat zij geen onderhoud aan het stucwerk van de gevel hebben verricht (pagina 9).
2.5.
De rechtbank zal gelet op het voorgaande de volgende vragen toevoegen onder het kopje ‘
Algemeen’:
Hadden [eiser sub 1] en [eiser sub 2] door middel van regulier onderhoud aan het stucwerk van de gevel en/of het kitwerk de herstelkosten kunnen beperken? Zo ja, welk bedrag moet volgens u in mindering op de herstelkosten worden gebracht?
2.6.
Nu uit het proces-verbaal blijkt dat het onderwerp van (achterstallig) onderhoud door [eiser sub 1] en [eiser sub 2] aan de woning tijdens de mondelinge behandeling is besproken, en het hier gaat om een kleine aanvulling, ziet de rechtbank geen aanleiding om partijen nog de gelegenheid te bieden om zich over de twee nieuwe vragen uit te laten.
2.7.
Of de rechtbank ook toekomt aan de inhoudelijke beoordeling van dit verweer van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hangt af van de uitkomst van het deskundigenrapport. Partijen kunnen in de conclusies na het deskundigenbericht hun standpunt hierover nader uitwerken.
2.8.
De rechtbank heeft aan de heer [naam] de vraag voorgelegd wat de extra kosten zijn door toevoeging van deze vragen. Het antwoord hierop is dat de toevoeging leidt tot een extra bedrag van € 150,= excl. btw, € 181,50 incl. btw. Het voorschot was begroot op € 2.236,08 incl. btw. Het nieuwe voorschotbedrag is in totaal € 2.417,58 incl. btw.
2.9.
Het eerder aangekondigde deskundigenbericht zal nu worden bevolen. Aan deze deskundige zullen de in de beslissing vermelde vragen worden voorgelegd.
2.10.
In het tussenvonnis van 6 juli 2022 is al aangekondigd dat door [eiser sub 1] en [eiser sub 2] het voorschot op de kosten van de deskundige moet worden gedeponeerd.
2.11.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze wettelijke verplichting verder uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.12.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
2.13.
De rechtbank ziet geen aanleiding om tussentijds hoger beroep van deze tussenbeslissing toe te staan. Zij zal de beslissing over het voorschot ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
Wilt u het dossier bestuderen en, zo nodig na onderzoek ter plaatse, vervolgens de volgende vragen beantwoorden:
Ten aanzien van de gevel van de woning:
1. Bood de gevel van de woning ten tijde van de eigendomsoverdracht (februari 2020) voldoende bescherming tegen optrekkend vocht en lekkages?
a. Zo ja, motiveer uw antwoord.
b. Zo nee, wat is of zijn de oorzaken van lekkages en/of vochtproblemen in/aan (de gevel van) de woning?
2. Betreft voornoemde oorzaak een gebrek in de bouw van de gevel?
3. Welke herstelmaatregelen acht u aangewezen zodat de gevel voldoende bescherming biedt tegen optrekkend vocht en lekkages?
4. Biedt deze wijze van herstel een redelijke mate van duurzaamheid? Motiveer uw antwoord.
5. Wat zijn de geraamde kosten van de herstelmaatregelen?
Ten aanzien van het stucwerk:
Verkeert het stucwerk van de buitengevel ten tijde van uw onderzoek in een toestand als mag worden verwacht van een gevel als deze die in 2016 is gestuct? Zo nee, waarom niet?
Verkeerde het stucwerk van de buitengevel ten tijde van de eigendomsoverdracht (februari 2020) in een zodanige toestand als mag worden verwacht van een gevel als deze die in 2016 is gestuct? Zo nee, waarom niet en wat is of zijn de oorzaken hiervan?
Welke nadelige gevolgen kleven er aan de aanwezigheid van (haar)scheuren en eventuele andere door u vastgestelde problemen aan het stucwerk?
Op welke wijze kan het stucwerk worden hersteld?
Wat zijn de geraamde kosten van de herstelmaatregelen?
Algemeen:
Indien op basis van uw bevindingen herstelwerkzaamheden dienen te worden uitgevoerd, dient er dan ook een aftrek ‘nieuw voor oud’ plaats te vinden? Welk bedrag moet in dat geval volgens u in mindering op de herstelkosten worden gebracht?
Hadden [eiser sub 1] en [eiser sub 2] door middel van regulier onderhoud aan het stucwerk van de gevel en/of het kitwerk de herstelkosten kunnen beperken? Zo ja, welk bedrag moet volgens u in mindering op de herstelkosten worden gebracht?
Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?
3.2.
benoemt tot deskundige:
De heer
[naam]
[naam adviesbureau]
correspondentieadres: [adres] ,
Telefoon: [telefoonnummer]
E-mailadres: [e-mailadres]
het voorschot
3.3.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op het door de deskundige begrote bedrag van € 2.417,58 incl. btw en het uurtarief op € 132,00 exclusief btw,
3.4.
bepaalt dat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] het voorschot dienen over te maken
binnen twee wekenna de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
3.5.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
3.6.
bepaalt dat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] het procesdossier in afschrift aan de deskundige dienen te doen toekomen,
3.7.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.8.
wijst de deskundige er op dat:
  • de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op
  • de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,
  • de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
3.9.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
3.10.
draagt de deskundige op om uiterlijk vier maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
3.11.
wijst de deskundige er op dat:
  • uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
  • de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
3.12.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
3.13.
bepaalt dat de zaak op de parkeerrol zal komen van 4 oktober 2023,
3.14.
draagt de griffier op de zaak op een eerdere rol te plaatsen:
  • indien het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen aan beide zijden op een termijn van twee weken of
  • na ontvangst ter griffie van het deskundigenbericht: voor conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] op een termijn van vier weken,
3.15.
verklaart de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad,
3.16.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Sterk, rechter, bijgestaan door mr. Pape, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2022.