ECLI:NL:RBZWB:2022:7730

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 december 2022
Publicatiedatum
19 december 2022
Zaaknummer
AWB- 22_5318 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de aanvraag voor een Verklaring Omtrent het Gedrag Politiegegevens voor de functie van buitengewoon opsporingsambtenaar

Op 19 december 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoekster en de minister voor Rechtsbescherming. De verzoekster had een aanvraag ingediend voor een Verklaring Omtrent het Gedrag Politiegegevens (VOG-P) voor de functie van buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA) bij de gemeente Rotterdam. De minister heeft deze aanvraag op 12 oktober 2022 afgewezen, waarop de verzoekster bezwaar maakte en de voorzieningenrechter vroeg om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 12 december 2022 behandeld. De verzoekster stelde dat het niet verkrijgen van de VOG-P haar in staat zou stellen haar werkzaamheden als BOA niet te kunnen verrichten, wat haar levensonderhoud in gevaar zou brengen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang, maar dat de afwijzing van de minister niet evident onterecht of onjuist was. De minister had gemotiveerd dat de verzoekster in het verleden veroordeeld was voor verschillende strafbare feiten, waaronder winkeldiefstal en fiscale fraude, en dat dit een risico vormde voor de integriteit die vereist is voor de functie van BOA.

De voorzieningenrechter concludeerde dat, hoewel de verzoekster een groot belang had bij het verkrijgen van de VOG-P, de hoeveelheid antecedenten en het korte tijdsverloop sinds haar laatste justitiecontact zwaarder wogen. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. P.B. van Onzenoort, in aanwezigheid van griffier mr. M.A. de Rooij, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/5318 VOG VV

uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 december 2022 in de zaak tussen

[naam verzoekster] , uit [woonplaats verzoekster] , verzoekster

(gemachtigde: mr. J.A.J. Brahm),
en

De minister voor Rechtsbescherming (de minister)

(gemachtigde: mr. C. van Kleef).

Inleiding

1. Met het besluit van 12 oktober 2022 heeft de minister het verzoek van verzoekster om een Verklaring Omtrent het Gedrag Politiegegevens (VOG-P) voor de hoedanigheid van buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA) bij de gemeente Rotterdam, afgewezen.
1.1.
Verzoekster heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 12 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Spoedeisend belang
2.1.
Ten aanzien van het spoedeisend belang stelt verzoekster dat als er niet wordt overgegaan tot de afgifte van de VOG-P, zij haar werkzaamheden als BOA niet kan verrichten en niet meer in haar levensonderhoud kan voorzien. Zij is aangenomen als handhaver bij de gemeente Rotterdam. Verzoekster werkte voorheen onder toezicht van collega’s maar nu het verzoek om een VOG-P is afgewezen, is zij op dit moment op non-actief gesteld door haar werkgever. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is daarmee sprake van een spoedeisend belang.
Voorlopige voorziening
2.2.
Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om de voorziening te treffen dat zij gedurende de bezwaarperiode mag handelen als ware zij in het bezit van de door haar gevraagde VOG-P. Het treffen van een dergelijke voorziening is verstrekkend. Te meer nu, zo heeft de minister op de zitting toegelicht, met de voorlopige voorziening een BOA-pas aangevraagd kan worden die vijf jaar geldig is. Het aflopen van de voorlopige voorziening heeft doorgaans geen invloed op die geldigheid. Voor het treffen van een dergelijke verstrekkende voorziening is alleen aanleiding als de voorzieningenrechter van oordeel is dat de weigering van de minister evident onterecht of onjuist is.
2.3.
Verzoekster betoogt dat de minister onvoldoende specifiek heeft gemotiveerd waarom in de functie die verzoekster in de praktijk gaat uitoefenen sprake is van een risico voor de eigendommen van derden en de veiligheid van gevoelige informatie waar verzoekster uit hoofde van haar functie mee in aanraking komt. Haar takenpakket zal voornamelijk bestaan uit het uitschrijven van boetes, bijvoorbeeld voor verkeerd parkeren. Vanwege haar verleden wil en kan verzoekster juist een voorbeeldfunctie zijn voor anderen. Uit de praktijk blijkt dat zij daartoe ook bekwaam is. Zij heeft er een groot belang bij dat zij haar werk als BOA kan gaan uitvoeren.
2.4.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is geen sprake van een evident onterechte of onjuiste beslissing van de minister. Voor de betreffende VOG-P geldt een terugkijktermijn van tien jaar. Uit de justitiële gegevens die de minister aan zijn besluit ten grondslag heeft gelegd, blijkt dat verzoekster in 2014 en in 2018 is veroordeeld voor winkeldiefstal en in 2014 is veroordeeld voor fiscale fraude. Ook in de periode van 2007 tot 2010 is verzoekster aanraking gekomen met justitie vanwege openlijke geweldpleging en een vermogensdelict. Als BOA zal verzoekster in direct contact zijn met burgers die in een afhankelijke positie van haar staan. Daarnaast heeft verzoekster, alhoewel niet ongelimiteerd, wel degelijk toegang tot gevoelige informatie. Daarbij merkt de minister terecht op dat een BOA een bijzondere status heeft waaraan hoge integriteitseisen verbonden zijn (het objectieve criterium). Het standpunt van de minister dat hij de kans dat verzoekster wederom met justitie in aanraking komt hoger inschat en dat het belang van verzoekster niet opweegt tegen het belang van bescherming van de samenleving, is ook niet evident onterecht of onjuist. Alhoewel de voorzieningenrechter ook erkent dat verzoekster een groot belang heeft bij het kunnen uitoefenen van deze baan, en haar motivatie daarvoor op zichzelf lovenswaardig is, doet dat niet af aan de hoeveelheid antecedenten en het beperkte tijdsverloop sinds het laatste justitiecontact (het subjectieve criterium).
2.5.
Gezien hetgeen hiervoor is overwogen, wordt de gevraagde voorlopige voorziening afgewezen.

Conclusie en gevolgen

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.B. van Onzenoort, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 19 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.