4.2.De rechtbank ziet aanleiding om anders te beslissen dan zij in het verleden heeft gedaan voor wat betreft de proceskostenvergoeding. Belanghebbende heeft verzocht om een vergoeding voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank wijst het verzoek tot toekenning van een proceskostenvergoeding ten dele toe en motiveert dit als volgt.
De immateriële schade door overschrijding van de redelijke termijn is geen gevolg van een onrechtmatige handeling van de heffingsambtenaar. Niet het besluit (waaronder ook begrepen de beschikking) zelf is schadeveroorzakend, maar de tijd die gemoeid is met het verkrijgen van duidelijkheid over de rechtmatigheid van het besluit. Deze op Europees recht gebaseerde verbijzondering van de schadevergoedingsprocedure brengt mee dat in zoverre geabstraheerd wordt van de bepalingen van titel 8.4 van de Awb. Belanghebbende komt na het instellen van beroep in aanmerking voor een schadevergoeding door enkel te stellen dat sprake is van een termijnoverschrijding: causaal verband of omvang van de schade hoeft niet gesteld te worden. Dat rechtvaardigt het toekennen van 1 punt als bedoeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht, maar de vergoeding dient ook daartoe beperkt te worden. De wegingsfactor wordt daarbij naar vaste jurisprudentie op 0,5 gesteld.
De rechtbank berekent de proceskostenvergoeding bij dit ongegronde beroep dan ook als volgt. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt belanghebbende een normbedrag van € 759 per punt en de wegingsfactor 0,5. De vergoeding bedraagt dan (afgerond) € 380, te verdelen over de heffingsambtenaar en de minister.
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende tot een bedrag van € 100;
- veroordeelt de minister tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende tot een bedrag van € 900;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 190 aan proceskosten aan belanghebbende;
- veroordeelt de minister tot betaling van € 190 aan proceskosten aan belanghebbende;
- gelast dat de heffingsambtenaar de helft van het door belanghebbende betaalde griffierecht aan hem vergoedt, zijnde € 24;
- gelast dat de minister de helft van het door belanghebbende betaalde griffierecht aan hem vergoedt, zijnde € 24.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Dondorp-Loopstra, rechter, in aanwezigheid van mr. J.H.M. van Ooijen, griffier, op 19 december 2022 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier,
De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ)
Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Wet WOZ, wordt aan een onroerende zaak een waarde toegekend.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel wordt deze waarde bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen.
Naar de bedoeling van de wetgever is deze waarde “de prijs welke door de meestbiedende koper besteed zou worden bij aanbieding ten verkoop op de voor de zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding” (Kamerstukken II 1993/94, 22 885, nr. 36, blz. 44).
Uitvoeringsregeling instructie waardebepaling Wet WOZ (Uitvoeringsregeling)
Artikel 4, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling bepaalt dat de vaststelling van de waarde in het economische verkeer van een woning wordt bepaald door middel van een methode van systematische vergelijking met woningen waarvan marktgegevens beschikbaar zijn.