ECLI:NL:RBZWB:2022:7750

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
19 december 2022
Zaaknummer
AWB- 21_5318
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak inzake inzage persoonsgegevens

Op 15 december 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen verzoekers, [naam verzoeker 1] en [naam verzoeker 2], en de minister van Justitie en Veiligheid. De verzoekers hebben op 2 december 2021 beroep ingesteld omdat de minister niet tijdig had beslist op hun verzoek van 29 januari 2021 om inzage in hun persoonsgegevens op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Na vier besluiten van de minister hebben de verzoekers hun beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. De minister heeft aangegeven bereid te zijn om de proceskosten en het griffierecht van de verzoekers te vergoeden, en heeft de zwaarte van de zaak als licht aangemerkt. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister tegemoet is gekomen aan het beroep van de verzoekers en heeft het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen.

De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 379,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarnaast heeft de rechtbank de minister erop gewezen dat deze verplicht is het door de verzoekers betaalde griffierecht van € 181,- te vergoeden. De rechtbank heeft de minister veroordeeld in de proceskosten van de verzoekers tot een bedrag van € 379,50. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/5318

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2022 in de zaak tussen

[naam verzoeker 1] en [naam verzoeker 2] , uit [plaatsnaam] , verzoekers

(gemachtigde: mr. M.A. de Boer),
en

de minister van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoekers hebben bij brief van 2 december 2021 beroep ingesteld omdat verweerder volgens hun niet op tijd heeft beslist op het verzoek van 29 januari 2021 om inzage te verkrijgen van hun betreffende persoonsgegevens op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming.
Verweerder heeft met vier besluiten op het verzoek beslist.
Naar aanleiding hiervan hebben verzoekers het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft de rechtbank meegedeeld bereid te zijn om het griffierecht en de proceskosten van verzoekers te vergoeden en merkt de zwaarte van de zaak aan als licht.

Overwegingen

De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder tegemoet gekomen aan het beroep van verzoekers.
Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Daarbij merkt de rechtbank het gewicht van de onderhavige zaak aan als licht, gelet op de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is overwogen dat geschillen met betrekking tot het uitblijven van een besluit als licht moeten worden beschouwd. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 379,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- met een wegingsfactor 1/2).
De rechtbank wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoekers betaalde griffierecht van € 181,- te vergoeden. Verzoekers zullen zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 379,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 15 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.