ECLI:NL:RBZWB:2022:7750
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak inzake inzage persoonsgegevens
Op 15 december 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen verzoekers, [naam verzoeker 1] en [naam verzoeker 2], en de minister van Justitie en Veiligheid. De verzoekers hebben op 2 december 2021 beroep ingesteld omdat de minister niet tijdig had beslist op hun verzoek van 29 januari 2021 om inzage in hun persoonsgegevens op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Na vier besluiten van de minister hebben de verzoekers hun beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. De minister heeft aangegeven bereid te zijn om de proceskosten en het griffierecht van de verzoekers te vergoeden, en heeft de zwaarte van de zaak als licht aangemerkt. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister tegemoet is gekomen aan het beroep van de verzoekers en heeft het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 379,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarnaast heeft de rechtbank de minister erop gewezen dat deze verplicht is het door de verzoekers betaalde griffierecht van € 181,- te vergoeden. De rechtbank heeft de minister veroordeeld in de proceskosten van de verzoekers tot een bedrag van € 379,50. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.