ECLI:NL:RBZWB:2022:7758

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 december 2022
Publicatiedatum
19 december 2022
Zaaknummer
AWB- 22_409
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en recht op WIA-uitkering

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het UWV over de afwijzing van een WIA-uitkering. Eiser, die als allround technisch specialist werkte, had zich op 29 oktober 2018 ziekgemeld vanwege gezondheidsklachten. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering op 27 juli 2020, heeft het UWV zijn aanvraag afgewezen op basis van een medisch en arbeidskundig onderzoek. De verzekeringsarts concludeerde dat eiser op 26 oktober 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat betekent dat hij geen recht had op een WIA-uitkering. Eiser was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld.

De rechtbank heeft de argumenten van eiser, die stelde dat zijn medische situatie slechter was dan door het UWV werd aangenomen, zorgvuldig overwogen. Eiser voerde aan dat zijn nierfunctie verslechterde en dat hij meer beperkingen had dan het UWV had vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had besloten dat eiser op de datum in geding minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank vond dat de rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig waren opgesteld en dat er geen tegenstrijdigheden in de rapportages waren. Eiser had niet voldoende medische onderbouwing gepresenteerd om aan te tonen dat zijn beperkingen niet correct waren vastgesteld.

De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende had gemotiveerd waarom de in beroep overgelegde stukken geen reden vormden om meer beperkingen aan te nemen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat hij geen recht had op een WIA-uitkering en dat de proceskosten niet vergoed zouden worden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/409

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. M. Reitsma).

Procesverloop

Met het besluit van 17 maart 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV de aanvraag van eiser om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen.
Met het besluit van 16 december 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de zitting van 21 november 2022. Eiser was aanwezig. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Wat ging er aan deze procedure vooraf

1. Eiser werkte als allround technisch specialist bij [naam bedrijf] voor gemiddeld 37,93 uur per week. Hij heeft zich op 29 oktober 2018 wegens gezondheidsklachten ziekgemeld voor dit werk.
2. Op 27 juli 2020 heeft eiser een aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA ingediend. Het UWV heeft vervolgens een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht.
3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiser onderzocht en aan de hand van alle beschikbare medische gegevens beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn per 26 oktober 2020. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 11 maart 2021. Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat eiser zijn eigen werk als allround technisch specialist niet meer kan verrichten, maar dat er drie functies (en twee reservefuncties) zijn die eiser, met zijn beperkingen, nog wel zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser met de middelste van de drie voor de schatting gebruikte functies 75,43% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 24,57%. Omdat dit betekent dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is heeft eiser volgens het UWV geen recht op een WIA-uitkering.
4. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen niet juist vastgesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 25 november 2021 een gewijzigde FML opgesteld. Aan de hand van de gewijzigde FML heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep zijn heroverweging verricht. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vastgesteld dat ten gevolge van de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep vastgestelde urenbeperking de eerder geduide functienummers niet allemaal te handhaven zijn waardoor er onvoldoende arbeidsplaatsen resteren. Twee van de eerder geduide functies vindt hij nog wel geschikt. Hij heeft vervolgens het Claimbeoordelings- en borgingssysteem (CBBS) opnieuw geraadpleegd en hij heeft twee nieuwe functies geduid die eiser kan verrichten. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiser met de middelste van de drie voor de schatting gebruikte functies 65,54% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziekmeldde. Dit betekent dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser 34,46% is. Omdat dit betekent dat eiser nog steeds minder dan 35% arbeidsongeschikt is heeft hij geen recht op een WIA-uitkering. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat vindt eiser

5. Eiser is het niet eens met het UWV. Volgens eiser is zijn medische situatie slechter en heeft hij meer beperkingen dan het UWV heeft aangenomen, omdat niet voldoende naar het totaalplaatje is gekeken. Daarnaast is hij van mening dat de verwachting van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, dat er een redelijk tot goede kans is dat zijn belastbaarheid verbetert, niet juist. Eerder is sprake van een jaarlijkse verslechtering van zijn nierfunctie. Eiser geeft aan dat hij in het dagelijks leven wordt belemmerd door de ADPKD en het daarbij behorende lage energielevel. Een enkel huishoudelijk klusje en een uurtje wandelen of fietsen is wat hij maximaal per dag aankan. Hij vindt dat de verzekeringsarts de vermoeidheid die hij ervaart door zijn nierfunctie niet goed heeft ingeschat. Eiser ervaart door zijn nierfunctie pijn en hij heeft een slechte nachtrust, ook omdat hij veel water moet drinken en dus vaak moet plassen. Hij ziet dan ook geen mogelijkheid om 32 uur per week duurzaam te werken. Eiser is van mening dat er een forsere urenbeperking moet worden aangenomen, zoals wel was gesteld door de bedrijfsarts, namelijk maximaal vier uur per dag. Ter zitting heeft eiser kenbaar gemaakt dat hij slaapapneu heeft. Deze klachten heeft hij van jongs af aan en waren dus ook al aanwezig op de datum in geding. Verder heeft zijn ziekte gezorgd voor psychische belasting. Eiser geeft aan op welke items in de FML een nadere beperking volgens hem nodig is en hij onderbouwt zijn standpunt met medische informatie van zijn radioloog en een folder van NHG Cystenieren. Verder stelt eiser dat hij niet in staat is de functies, die het UWV geschikt vindt, te verrichten. Hij heeft geen goede computervaardigheden, wordt moe van het kijken naar beeldschermen en heeft geen affiniteit met kantoorwerk. Hij vindt het niet realistisch te verwachten dat hij het loon zal verdienen dat in het CBBS bij de administratieve functies is vermeld.

Waarover gaat het in deze zaak

6. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser op 26 oktober 2020 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is en om die reden geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 26 oktober 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat vindt de rechtbank?

7
.De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 26 oktober 2020 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is (en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering). De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
8. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
9. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie, waaronder die van de bedrijfsarts, over eiser bestudeerd en kennis genomen van de door eiser ingevulde vragenlijst. Hij heeft eiser op het spreekuur gezien en lichamelijk en psychisch onderzocht. De verzekeringsarts beschrijft onder andere de klachten van eiser, het dagverhaal, de diagnose en de prognose.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in haar rapport van 25 november 2021 heroverwogen. Zij heeft het dossier met daarin de informatie van de behandelaars bestudeerd. Zij heeft kennis genomen van eisers bezwaargronden. Tijdens de bezwaarprocedure is informatie opgevraagd bij de behandelend internist en betrokken in de heroverweging. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiser gezien en gesproken op de hoorzitting. Zij heeft gemotiveerd waarom zij aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts. Zij heeft op 25 november 2021 een gewijzigde FML opgesteld. In de FML zijn meer beperkingen opgenomen op het vlak van persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden.
11. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft alle klachten van eiser, namelijk de nierproblemen, de pijnklachten, de slaapproblemen, de hypertensie, het door eiser gestelde ‘nare gevoel’ in zijn nek/schedel en de psychische klachten en de informatie van de behandelaars betrokken in haar beoordeling. Er is geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep aspecten van de gezondheidstoestand van eiser heeft gemist. Ter zitting heeft eiser naar voren gebracht dat er inmiddels bij hem is vastgesteld dat hij slaapapneu heeft en dat dit ook al het geval was op 26 oktober 2020. Hoewel de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij haar onderzoek geen kennis droeg van deze diagnose, leidt dit enkele feit niet tot het oordeel dat zij uitgegaan is van een onjuiste gezondheidstoestand van eiser. Eiser heeft toegelicht dat hij klachten ten gevolge van de slaapapneu al veel langer heeft en ook op 26 oktober 2020. De rechtbank leest in het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat zij de bij eiser bestaande klachten ook heeft uitgevraagd en betrokken bij de vaststelling van zijn belastbaarheid. Daarbij is van belang dat het niet zo is dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep eisers klachten ook één op één moet overnemen in de FML. De rechtbank betrekt hier ook nog bij dat eiser – zo hij zelf heeft aangegeven – al vanaf jongs af aan met slaapapneu kampt en hij daardoor kennelijk niet is belemmerd in scholing/opleiding en werk. Dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep deze diagnose niet heeft meegenomen in haar medische beoordeling, kan dus niet zonder meer tot de conclusie leiden dat daardoor klachten en/of belemmeringen over het hoofd zijn gezien. Gelet op de hiervoor genoemde onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat het medische rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig tot stand is gekomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe haar beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat het rapport aan de drie voorwaarden voldoet.
De medische beoordeling
12. De verzekeringsarts gaat uit van de diagnoses overige urogenitale klachten/cystenier beiderzijds met moeheid, hypertensie en pijn in onderste extremiteit/linker knie. Kijkend naar alle beschikbare medische gegevens dan kunnen volgens hem de claimklachten (met name vermoeidheid en energiegebrek) niet geheel door een fysieke oorzaak verklaard worden en deze lijken deels aspecifiek te zijn. Er kan niet gesproken worden van een situatie van geen benutbare mogelijkheden, omdat geen sprake is van persoonlijk en sociaal disfunctioneren, opname, ADL-afhankelijkheid of een infauste prognose. Daarom heeft de verzekeringsarts een FML opgesteld. Anders dan door de bedrijfsarts in 2019 is gesteld, ziet de verzekeringsarts geen medische reden om een urenbeperking aan te nemen. In de FML heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen op het vlak van persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden.
13. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 25 november 2021 uiteengezet op welke punten zij tot een andere conclusie dan de verzekeringsarts komt. Dat betreft de volgende punten. Eiser heeft een verhoogd persoonlijk risico en hij wordt daarnaast beperkt geacht op buigen, tillen en dragen. Ook kan hij geen zware beschermende middelen op de romp verdragen. Eiser kan wel in een gebogen of getordeerde stand actief zijn, maar niet in een combinatie daarvan. De verzekeringsarts bezwaar en beroep benoemt dat uit de verkregen informatie van de behandelend internist blijkt dat de nierfunctie van eiser is verminderd, maar nog niet in ernstige mate. Dit kan wel vermoeidheid geven. Daarbij is het bij eiser zeer van belang dat de bloeddruk niet te hoog blijft. Dit maakt dat eiser in enige mate verminderd belastbaar is. Hij dient in de loop van de week voldoende rust te kunnen nemen. Daarom wordt een urenbeperking gesteld en wordt eiser belastbaar geacht tot maximaal 32 uren per week werken. Wel is het mogelijk dat hij tot 8 uur per dag werkt, omdat er geen duidelijke rustmomenten in het dagverhaal zijn. De gegeven beperkingen door de verzekeringsarts voor de knie en het psychisch functioneren acht de verzekeringsarts bezwaar en beroep wel passend. Zij heeft een FML opgesteld met deze extra beperkingen op 25 november 2021.
14. Eiser voert aan dat zijn medische situatie is onderschat en hij meer beperkt is. Hij acht zich specifiek meer beperkt op het vlak van zelfstandig reizen, frequent buigen tijdens het werk, handelingstempo in het dagelijks functioneren en werktijden.
15
.De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom de in beroep overgelegde stukken geen reden vormen om meer beperkingen aan te nemen. Zij heeft toegelicht dat de huisartsenbrochure NHG Cystenieren in de bezwaarprocedure is betrokken bij de beoordeling. Er wordt hiermee dan ook geen nieuwe medische informatie ingebracht. Bovendien betreft dit algemene informatie over de aandoening cystenieren en niet op eiser toegespitste medische informatie. Een verdere beperking voor duurbelastbaarheid acht de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet nodig omdat de internist niet heeft aangegeven dat eiser moet rusten. Rust vanuit preventief oogpunt is daarom niet aan de orde. Met de al aangenomen duurbeperking in combinatie met de overige aangenomen beperkingen wordt in voldoende mate tegemoet gekomen aan de verminderde energetische belastbaarheid van eiser. Eiser wijst naar de urenbeperking die door de bedrijfsarts is gesteld en waarvan hij vindt dat het UWV die moet overnemen. Daarvoor bestaat naar het oordeel van de rechtbank geen grond. Voorop staat dat een bedrijfsarts beperkingen opstelt in het kader van de re-integratie naar (eigen of ander) werk. Dit ziet dus niet op de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid volgens de regels van de Wet WIA. Bovendien heeft de bedrijfsarts deze beperkingen in 2019 gesteld en hebben de verzekeringsartsen van het UWV eisers beperkingen vastgesteld per 26 oktober 2020. Eiser heeft verder geen medische informatie overgelegd waaruit blijkt dat hij op deze datum verder beperkt zou moeten worden geacht voor de vermoeidheidsklachten die hij ervaart door zijn nierfunctie en de slaapapneu. Voor de beperking op het vlak van vervoer benoemt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat het hierbij gaat om zelfstandig reizen met de auto, of door te fietsen of door gebruik te maken van het openbaar vervoer. Autorijden is niet mogelijk, zoals blijkt uit de reeds aangenomen beperking op het item beroepsmatig vervoer. Eiser wordt wel in staat geacht zelfstandig met het openbaar vervoer te reizen. Hoewel hij veel moet drinken op een dag kan hij hiermee wel in enige mate rekening houden. Hij wordt in staat geacht een halte of station te kunnen bereiken en plaats te nemen in bus, tram of trein. Daarnaast is er geen bezwaar dat eiser zich verplaatst per fiets. De stelling van eiser dat hij belemmeringen ervaart bij het reizen van en naar de werkplek is onderkend en meegenomen in de beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft toegelicht dat eiser, met zijn klachten, mogelijkheden heeft om van en naar een werkplek te reizen. Hierbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat eiser in zijn beroepschrift zelf heeft aangegeven te fietsen zodat zijn klachten dit kennelijk niet belemmeren. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep bestaat er geen noodzaak om een beperking aan te nemen op frequent buigen. In bezwaar is het buigen namelijk beperkt tot maximaal 45 graden, waardoor wordt voorkomen dat er druk op de buik komt te staan. Omdat buigen tot maximaal 45 graden verantwoord mogelijk is, geeft een frequentie van 150 keer per uur geen schade. Ook is in de geduide functies 150 keer buigen per uur niet aan de orde. Voor het beperken van handelingstempo in het dagelijks leven bestaat bij eiser geen noodzaak. Het gaat er bij dit item om of iemand in staat is een handelingstempo te realiseren in het dagelijks leven. Het beoordelingspunt is bedoeld om een permanente en aanzienlijke vertraging van het algemene handelen te karakteriseren. Zowel de verzekeringsarts als de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geen ernstig vertraagd handelingstempo geobserveerd. Eiser betwist ten slotte nog de inschatting van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, dat zijn belastbaarheid nog zal verbeteren. Volgens de rechtbank heeft het UWV hierover terecht gesteld dat deze discussie ziet op de vraag naar de duurzaamheid van de arbeidsbeperkingen; deze vraag komt eerst relevantie toe wanneer sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid, hetgeen bij eiser niet het geval is. De rechtbank ziet in het beroepschrift en de door eiser overgelegde stukken geen aanleiding de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet te volgen.
16. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiser klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiser zijn klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren impact van zijn klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing om meer beperkingen aan te nemen voor de klachten die eiser ervaart op 26 oktober 2020. De rechtbank komt tot de slotsom dat eisers beroepsgronden geen reden vormen om te oordelen dat voor hem meer beperkingen hadden moeten worden aangenomen dan zijn weergegeven in de FML van 25 november 2021. Eiser moet op de datum in geding daarom in staat worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor hem vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 25 november 2021. De door eiser bij mailbericht van 15 juni 2022 en 24 augustus 2022 naar voren gebrachte updates over zijn gezondheid, waarbij hij meldt dat hij een ontsteking in zijn linkervoet heeft en is opgenomen voor zijn cystestenen, kan aan voorgaande niet afdoen omdat deze nieuwe klachten dateren van ver na de datum in geding. Dat hij nog onderzoeken zal ondergaan kan evenmin tot een ander resultaat leiden omdat hieruit geen nieuwe medische feiten naar voren komen per de datum in geding.
De arbeidskundige beoordeling
17. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op grond van de FML van 25 november 2021 functies (beroepen/werkzaamheden) gezocht die eiser met zijn medische beperkingen in theorie nog kan uitvoeren. Het gaat om:
- (523040) Medewerker backoffice;
- (553020) Medeweker ondersteuning DIV;
- (315120) Medewerker receptie.
18. Eiser voert aan dat hij de functies, die het UWV geschikt vindt, niet kan verrichten, omdat hij niet over goede computervaardigheden beschikt en hij moe wordt van het kijken naar beeldschermen. Met zijn voorgeschiedenis liggen praktische werkzaamheden meer voor de hand. Eiser vindt het ook niet realistisch dat hij als ongeschoold persoon zonder affiniteit met kantoorwerk het uurloon kan verdienen dat bij de geduide functies hoort.
19. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport voldoende uitgelegd waarom deze functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiser. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. Uitgaande van de juistheid van de bij eiser vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiser verder heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies verder in twijfel te trekken. De stelling van eiser dat hij de functies gezien zijn klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite ook gericht tegen de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep vastgestelde FML van 25 november 2021, waarvan de rechtbank hiervoor al heeft geoordeeld dat er geen reden is om daaraan te twijfelen. Het UWV geeft aanvullend aan dat eiser voldoet aan alle opleidingseisen, zoals die bij de geduide functies zijn genoemd. Er wordt namelijk maximaal een mbo niveau 4 gevraagd zonder dat hierbij een specifieke richting is vereist. Daarom kan gesteld worden dat eiser in staat is om het bij de geduide functies genoemde aanvangssalaris te verdienen. Het UWV merkt hierbij nog terecht op dat bij de functieduiding persoonlijke voorkeuren of affiniteiten geen rol kunnen spelen. Eiser heeft in beroep geen andere argumenten aangevoerd tegen de passendheid van de functies. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiser in staat is de functies te vervullen. Eiser heeft ter zitting nog aangegeven dat hij de door het UWV aangedragen voorbeeldfuncties niet kan vinden in de omgeving waar hij woont. Los van de vraag of deze stelling juist is, doet dit geen afbreuk aan de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit, omdat dit een theoretische beoordeling is. Ter zitting heeft eiser nog aangegeven dat hij wel op zoek is naar passend werk, maar dat hij dat nog niet gevonden heeft. Zijn werkloosheidsuitkering eindigt binnenkort en hij heeft – naar zijn zeggen – geen recht op bijstand en maakt zich zorgen over zijn financiële toekomst. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor deze zorgen van eiser kan hiermee bij een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling op grond van de Wet WIA geen rekening worden gehouden. Wanneer de vastgestelde (medische en arbeidskundige) feiten tot de conclusie leiden dat een betrokkene, zoals eiser, geen recht heeft op een WIA-uitkering, komt het UWV geen bevoegdheid toe om betrokkene om wat voor reden dan ook alsnog een (tijdelijke) WIA-uitkering te verstrekken.
20. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiser op de datum in geding met de middelste van de voor de schatting gebruikte functies 65,54% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als allround technisch specialist, zodat eiser voor de overige 34,46% arbeidsongeschikt is. Eiser heeft de gegevens die aan deze berekening ten grondslag zijn gelegd niet betwist en de rechtbank ziet geen reden om de berekening anderszins voor onjuist te houden.

De conclusie van de rechtbank

21. Het UWV heeft terecht geweigerd om eiser per 26 oktober 2020 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij op deze datum minder dan 35% arbeidsongeschikt was.
22. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 19 december 2022 door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.