ECLI:NL:RBZWB:2022:7759

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 december 2022
Publicatiedatum
19 december 2022
Zaaknummer
AWB- 21_5747
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid na 104 weken in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. R. Wouters, en het UWV, vertegenwoordigd door mr. M. Reitsma. De eiser, die sinds 1990 een WAO-uitkering ontvangt, was het niet eens met de beslissing van het UWV om zijn arbeidsongeschiktheid te beoordelen op 33,20%. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een beroep dat eiser had ingesteld tegen het bestreden besluit van het UWV, waarin het bezwaar van eiser ongegrond was verklaard.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de uitkering van eiser had verhoogd op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze beoordeling, omdat hij vond dat onvoldoende rekening was gehouden met zijn gezondheidsklachten. De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen beoordeeld en geconcludeerd dat deze zorgvuldig tot stand zijn gekomen en voldoen aan de vereisten van zorgvuldigheid en begrijpelijkheid.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzekeringsartsen de medische situatie van eiser adequaat hebben beoordeeld en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid. Eiser heeft geen andere medische stukken overgelegd die zijn standpunt onderbouwen. De rechtbank heeft de conclusie van het UWV bevestigd dat eiser in staat is om werkzaamheden te verrichten, met inachtneming van de functionele mogelijkhedenlijst. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk heeft gekregen en dat de proceskosten niet vergoed worden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/5747

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser

(gemachtigde: mr. R. Wouters),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. M. Reitsma).

Procesverloop

Met het besluit van 3 maart 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV de uitkering van eiser op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) verhoogd, waarbij zijn uitkering is gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%.
Met het besluit van 18 november 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de online zitting van 5 december 2022. Eiser was aanwezig samen met zijn gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiser heeft voor het laatst gewerkt als constructieschilder bij [naam bedrijf] voor 36,49 uur per week. Sinds 1990 ontvangt hij een WAO-uitkering, laatstelijk naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. Met het besluit van 7 mei 2019 heeft het UWV bepaald dat eiser toegenomen arbeidsongeschikt is per 15 november 2017. De WAO-uitkering van eiser wordt herzien als deze toegenomen arbeidsongeschiktheid 104 weken voortduurt. Eiser heeft richting het einde van deze 104 weken een herbeoordeling aangevraagd. Het UWV heeft verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek gedaan.
2. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiser onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn per 13 november 2019 (de datum in geding). Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er drie functies (en een reservefunctie) zijn die eiser, met zijn beperkingen, nog zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser met de middelste van deze functies 66,80% kan verdienen van het loon dat hij verdiende als constructieschilder. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 33,20%. Daarom krijgt eiser per 13 november 2019 een WAO-uitkering in de klasse 25 tot 35%.
3. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep kon zich ook vinden in de beoordeling van de arbeidsdeskundige. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiser vindt

4. Eiser is het niet met het UWV eens. Hij stelt dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn gezondheidsklachten. Hij acht zichzelf niet in staat om te werken. Eiser vindt het onduidelijk waarom hij nu meer arbeidsgeschikt is dan bij de beoordeling in 2018. Hij stelt dat dit niet past binnen het oordeel van de verzekeringsarts van 6 september 2018, die bepaalde dat er toegenomen beperkingen waren. Ook betwist eiser het standpunt van de verzekeringsarts dat een fysiek consult niet nodig was, omdat volgens eiser zijn gezondheid is verslechterd. Het is dan ook niet mogelijk om de geduide functies uit te voeren.

Waarover het gaat in deze zaak

5. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser voor 33,20% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op de datum in geding en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

6
.De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op de datum in geding voor 33,20% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal dat uitleggen.
7. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
8. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiser bestudeerd. Zij heeft eiser telefonisch gesproken. Ook heeft ze informatie opgevraagd bij de behandelend longarts. Zij heeft beschreven dat er geen evidente wijziging van het medisch beeld is sinds de laatste beoordeling van september 2018. De belastbaarheid na de 104 weken is vergelijkbaar met de belastbaarheid zoals deze was per 15 november 2017.
9. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapport van 10 november 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier bestudeerd en informatie van de behandelaars bestudeerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geen aanleiding gezien om anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts.
10. De verzekeringsartsen hebben alle klachten van eiser en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in een aanvullend rapport van 22 juli 2022 toegelicht waarom een fysiek spreekuur geen toegevoegde waarde zou hebben: verslechtering van de long- en slaapklachten valt alleen te objectiveren door middel van technisch onderzoek en de anamnestische gegevens van de pulmonale toestand waren bekend. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had de beschikking over deze technische gegevens. De rechtbank overweegt hiertoe dat als eiser niet op spreekuur is geweest bij de verzekeringsarts, dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep hier alleen van kan afzien als hij in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie kan motiveren waarom een spreekuur geen toegevoegde waarde heeft. [1] De rechtbank vindt dat de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan deze eisen voldoet. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voldoende inzichtelijk gemaakt welke informatie in het geval van eiser nodig is om te beoordelen of de beperkingen zijn toegenomen, en dat hij over deze informatie beschikt. Bovendien heeft eiser op zitting aangegeven dat er geen andere medische gegevens beschikbaar zijn. De stelling van eiser dat zijn gezondheid is verslechterd vindt de rechtbank gelet hierop onvoldoende om mee te gaan in het standpunt dat een fysiek spreekuurcontact nodig is. Gelet op de onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
11. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat de belastbaarheid na 104 weken vergelijkbaar is met de belastbaarheid per 15 november 2017. In de FML heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor het persoonlijk en sociaal functioneren, de fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden.
12. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 10 november 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiser in stand kan blijven. Hij stelt dat er geen sprake is van duurzame volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden. Eiser heeft benutbare mogelijkheden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep onderschrijft dat er geen sprake is van een substantieel gewijzigd medisch beeld. De ingebrachte informatie geeft geen aanleiding om een ander standpunt in te nemen.
13
.De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. Bij eiser gaat het om de toegenomen beperkingen ten gevolge van COPD en OSAS. In zijn aanvullende rapport van 22 juli 2022 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan de hand van de medische informatie toegelicht waarom hiervoor niet meer beperkingen aangenomen worden. Hij heeft beschreven dat uit de informatie van de longarts volgt dat de hoeveelheid ademhalingsverstoringen in de nacht verwaarloosbaar zijn en dat hier geen beperkingen voor zijn te duiden. De COPD van eiser betreft GOLD klasse 2, en hiermee is voldoende rekening gehouden in de FML van 6 september 2018. Deze informatie is door eiser niet betwist.
14
.Als iemand het niet eens is met een oordeel van een verzekeringsarts, dan moet hij dat onderbouwen met andere medische stukken. Eiser heeft dit niet gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiser klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiser zijn klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren impact van zijn klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing van de klachten die eiser ervaart op de datum in geding.
15. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de medische beoordeling. Dit betekent dat eiser in staat wordt geacht werkzaamheden te verrichten, met inachtneming van de FML van 11 februari 2021 (geldig vanaf 13 november 2019).
De arbeidskundige beoordeling
16. Uitgaande van de juistheid van de bij eiser vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken. Dat eiser stelt dat het voor hem niet mogelijk is om de geduide functies uit te oefenen, ziet de rechtbank als een grond gericht tegen de vastgestelde belastbaarheid, waarvan de rechtbank in de overwegingen 14 en 15 heeft geoordeeld dat zij geen reden ziet hieraan te twijfelen.
17. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiser op de datum in geding met de middelste van deze functies 66,80% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als constructieschilder, zodat eiser voor de overige 33,20% arbeidsongeschikt is.
18. Dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep tot een ander, lager arbeidsongeschiktheidspercentage (33,20%) is gekomen dan de arbeidsdeskundige bij de beoordeling in 2018 (35,06%) vindt de rechtbank, in tegenstelling tot wat eiser vindt, niet onduidelijk. De medische belastbaarheid is weliswaar niet veranderd, maar zoals het UWV terecht op zitting heeft toegelicht is de arbeidskundige beoordeling ook een vast onderdeel bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid. Het UWV heeft in haar verweerschrift en op zitting toegelicht dat de functies in het CBBS aan constante verandering onderhevig zijn. Dat hierdoor bij beoordelingen op verschillende momenten, met een ongewijzigde FML, (kleine) verschillen kunnen ontstaan in de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage vindt de rechtbank dan ook begrijpelijk.

De conclusie van de rechtbank

19. Het UWV heeft de WAOuitkering van eiser per 13 november 2019 terecht bepaald op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van 33,20%.
20. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 19 december 2022 door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1491