ECLI:NL:RBZWB:2022:7769
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Schending van de hoorplicht bij naheffingsaanslag parkeerbelasting
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Breda, die op 29 november 2021 een naheffingsaanslag parkeerbelasting had opgelegd. De rechtbank concludeert dat de hoorplicht is geschonden, omdat de heffingsambtenaar belanghebbende niet in de gelegenheid heeft gesteld om te worden gehoord. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag, maar de heffingsambtenaar ging er ten onrechte vanuit dat het bezwaar een 'pro forma' bezwaar was, omdat de gemachtigde niet tijdig had gereageerd op verzoeken om nadere motivering. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar de hoorplicht had moeten respecteren en dat belanghebbende recht had op een hoorgesprek. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en wijst de zaak terug naar de heffingsambtenaar, die opnieuw uitspraak moet doen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens moet de heffingsambtenaar het griffierecht en de proceskosten vergoeden aan belanghebbende.