ECLI:NL:RBZWB:2022:7770

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 december 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
21/87
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 19 december 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 15 december 2020 beoordeeld. De heffingsambtenaar had een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd aan belanghebbende, die hiertegen in beroep ging. De rechtbank behandelt het beroep, waarbij belanghebbende niet aanwezig was, en wijst het verzoek om uitstel van de zitting af. De rechtbank concludeert dat belanghebbende niet tijdig en correct is opgeroepen, en dat het uitstelverzoek te laat is ingediend. De rechtbank gaat verder met de inhoudelijke beoordeling van de naheffingsaanslag. Belanghebbende betwist de naheffingsaanslag op verschillende gronden, waaronder dat hij in een spoedsituatie verkeerde en dat hij al voldoende parkeerbelasting had voldaan. De rechtbank oordeelt echter dat de argumenten van belanghebbende niet overtuigend zijn. De rechtbank stelt vast dat belanghebbende zijn auto heeft geparkeerd zonder de verschuldigde parkeerbelasting te betalen en dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en belanghebbende krijgt geen griffierecht terug of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/87
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 december 2022 in de zaak tussen
[belanghebbende], uit [plaats 1], belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant (gemeente Breda), de heffingsambtenaar,

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 15 december 2020.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd met aanslagnummer [aanslagnummer] (hierna: de naheffingsaanslag).
1.3.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar.
1.5.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 2 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen namens de heffingsambtenaar [heffingsambtenaar] en [heffingsambtenaar]. Belanghebbende is niet verschenen.
Belanghebbende heeft bij brief van 8 november 2022, door de rechtbank ontvangen op 9 november 2022, verzocht om uitstel van de zitting in verband met langdurig verblijf in het buitenland. De rechtbank heeft dit uitstelverzoek afgewezen en heeft dit in haar brief aan belanghebbende van 10 november 2022 als volgt gemotiveerd. De uitnodiging voor de zitting is voor het eerst op 22 september 2022 aangetekend aan belanghebbende verzonden, naar het bij de rechtbank bekende adres [adres 1] in [plaats 2]. Deze uitnodiging is retour gekomen. Blijkens gegevens uit de Gemeentelijke Basisregistratie is belanghebbende verhuisd naar [adres 2] in [plaats 1]. De uitnodiging is daarom nogmaals aangetekend naar dit nieuwe adres verzonden. Ook deze uitnodiging is retour gekomen naar de rechtbank en vervolgens per gewone post nogmaals verzonden naar dit nieuwe adres. Gelet op de datum van het uitstelverzoek heeft deze uitnodiging belanghebbende bereikt. De afwijzing is gelegen in de omstandigheid dat het uitstelverzoek laat is ingediend. De rechtbank heeft geen verhuisbericht van belanghebbende ontvangen, ook is de uitnodiging die is verzonden naar het nieuwe adres niet in ontvangst genomen dan wel afgehaald op een post.nl locatie. Dat de uitnodiging belanghebbende niet eerder heeft bereikt dient daarom voor zijn rekening te blijven. Verder heeft de rechtbank geen bericht ontvangen over een langdurige afwezigheid gelet op de omstandigheid dat belanghebbende een procedure heeft gestart bij de rechtbank. Dit alles in aanmerkende nemende heeft de rechtbank het verdagingsverzoek afgewezen.
1.7.
Het onderzoek ter zitting is op 2 december 2022 gesloten. De rechtbank heeft op 7 december 2022 een brief van belanghebbende ontvangen met daarin nogmaals het verzoek om uitstel van de zitting. De brief is gedagtekend 1 december 2022 en blijkens de poststempel op de enveloppe op 6 december 2022 op de post gedaan.

2.Feiten

2.1.
Op 29 september 2020 omstreeks 14:46 uur stond belanghebbendes auto, een [automerk] met kenteken [kenteken] , geparkeerd aan de [adres 3] in [plaats 3]. De [adres 3] ligt in een zone waarvoor parkeerbelasting moet worden betaald.
2.2.
Tijdens een controle op voornoemde datum en tijd heeft een parkeercontroleur vastgesteld dat belanghebbende geen/onvoldoende parkeergeld heeft betaald. Naar aanleiding daarvan heeft hij aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 66,80, bestaande uit een bedrag van € 2,30 aan parkeerbelasting en € 64,50 aan kosten van de naheffingsaanslag.

3.Beoordeling door de rechtbank

Vooraf: verzoek tot heropening
3.1.
Gelet op de datum van het ter post bezorgen van de brief met dagtekening 1 december 2022 (zie 1.7) merkt de rechtbank de brief aan als een verzoek om heropening van het onderzoek. Belanghebbende verzet zich tegen de beslissingen van de rechtbank met betrekking tot het verzoek om uitstel. Echter, belanghebbende voert geen feiten en omstandigheden aan die een nieuw licht werpen op de vraag of belanghebbende tijdig en correct is opgeroepen dan wel of reden bestaat om de zitting te verdagen. De rechtbank bekrachtigt daarom het besluit om de zitting doorgang te laten vinden en wijst het verzoek om heropening van het onderzoek en opnieuw inplannen van de zitting af. Dit houdt in dat de rechtbank overgaat tot het beoordelen van de zaak. In het onderstaande volgt de uitleg en de beslissing. De brief van belanghebbende wordt wel aan het dossier toegevoegd, met het oog op een eventuele beoordeling in hoger beroep van deze procesbeslissing.
Inhoudelijk: de naheffingsaanslag
3.2.
De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3.3.
Belanghebbende betwist niet dat de auto aan de [adres 3] in een parkeervak stond zonder dat de verschuldigde parkeerbelasting was voldaan. Belanghebbende stelt dat geen sprake was van parkeren en voert daarvoor in de bezwaarfase aan dat er sprake was van een spoedsituatie met betrekking tot het afhalen van medicatie bij de apotheek ter plaatse. In de beroepsfase voert belanghebbende aan dat sprake was van laden en lossen. Tot slot stelt belanghebbende dat materieel gezien reeds voldoende parkeerbelasting was voldaan, hoewel formeel een voldoening voor een andere parkeerzone betrof. Ter onderbouwing van zijn laatste stelling heeft belanghebbende twee betalingsbewijzen overgelegd van de betaalde parkeerbelasting in de [staatnaam], een andere locatie waar belanghebbende zijn auto had geparkeerd die dag.
3.4.
De rechtbank is van oordeel dat de eerste beroepsgrond van belanghebbende niet slaagt. Wat er ook zij van een situatie van overmacht, deze ontslaat belanghebbende er in beginsel niet van de verplichting om parkeerbelasting te voldoen zodra hij ervoor kiest om zijn auto in een parkeervak te zetten. Dan moet sprake zijn van een zeer dwingende reden. Belanghebbende heeft het bestaan van een zodanige reden, zoals een noodsituatie, niet aannemelijk gemaakt. Het afhalen van medicatie is, zonder nadere toelichting tot onderbouwing, daartoe onvoldoende.
3.5.
De tweede beroepsgrond slaat evenmin. De heffingsambtenaar heeft ter onderbouwing van de naheffingsaanslag foto’s overgelegd van de auto. Op deze foto’s is geen aanknopingspunt waarneembaar wat een begin zou kunnen zijn van een aannemelijkheid dat er sprake is van een situatie van laden en lossen. Op de foto’s is te zien dat alle portieren van de auto zijn gesloten en ook zijn er geen personen in of rond de auto te zien.
3.6.
Met betrekking tot de beroepsgrond dat belanghebbende reeds voldoende parkeerbelasting heeft voldaan overweegt de rechtbank als volgt. Volgens artikel 225 lid 2 van de Gemeentewet wordt, voor zover hier van belang, onder parkeren verstaan het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig. Er moet dus sprake zijn van een aangesloten periode van parkeren. Zodra de auto wordt verplaatst is daarvan geen sprake (meer). Aangezien belanghebbende de auto heeft verplaatst naar een ander deel van de stad met een andere zone is hij opnieuw parkeerbelasting verschuldigd.
Inhoudelijk: overige beroepsgronden
3.7.
Al hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd met betrekking tot de invordering van het bedrag van de naheffingsaanslag valt buiten de reikwijdte van deze procedure. Daarvoor dient belanghebbende zich te wenden tot de invorderingsambtenaar, in dit geval vertegenwoordigd door [X].
3.8.
De verwijzing naar de Wet Openbaarheid Bestuur slaagt evenmin. Het inroepen van deze bepalingen valt ook buiten de reikwijdte van deze procedure, omdat de belastingrechter dienaangaande niet bevoegd is. Daarvoor moet belanghebbende zich wenden tot de reguliere bestuursrechter.
Voor het overige is de mandaatverlening door de heffingsambtenaar met stukken onderbouwd. Van een bevoegdheidsgebrek aan de zijde van de heffingsambtenaar is niet gebleken.
Ook het relaas over de incompleetheid van stukken kan belanghebbende niet baten. De heffingsambtenaar heeft gemotiveerd gesteld alle stukken te hebben overgelegd. Belanghebbende heeft onvoldoende gemotiveerd gesteld welke stukken nog zouden ontbreken.
Slotsom
3.9.
Gelet op het vorenstaande is van een formeel gebrek geen sprake en is de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende opgelegd.

4.Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

5.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Dondorp-Loopstra, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J.M. de Fouw, griffier, op 19 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.