ECLI:NL:RBZWB:2022:7772
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van WOZ-waarde van onroerende zaken en vernietiging van uitspraken op bezwaar
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 19 december 2022, worden de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van 7 mei 2021 beoordeeld. De heffingsambtenaar had eerder waardebeschikkingen en aanslagen onroerendezaakbelastingen opgelegd voor een sportaccommodatie en een bijgebouw, gelegen op verschillende adressen in [plaats]. De waardepeildatum was vastgesteld op 1 januari 2019, met een initiële waardering van € 2.712.000 voor het sportcentrum en € 267.000 voor het bijgebouw. Na bezwaar heeft de heffingsambtenaar de waarde van het sportcentrum verlaagd naar € 906.000 en het bijgebouw naar € 231.000.
De rechtbank heeft de beroepen behandeld op 2 december 2022, waarbij belanghebbende niet aanwezig was. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de vastgestelde waardes, aangezien belangrijke stukken ontbraken. De rechtbank wijst het bewijsaanbod van de heffingsambtenaar af en stelt de waardes in goede justitie vast op € 825.000 voor het sportcentrum en € 230.000 voor het bijgebouw. De beroepen worden gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar worden vernietigd, en de heffingsambtenaar wordt verplicht het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.