Wat vindt de rechtbank
7. Aan een oordeel over de vraag of het UWV kan worden gevolgd in zijn standpunt dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser per 26 augustus 2020 53,73% is, kan de rechtbank op dit moment niet toekomen. De rechtbank is namelijk van oordeel dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd en aldus in strijd is met het bepaalde in artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
8. Voor zover eiser in zijn beroepschrift [naam verzekeringsarts] naar dat wat hij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiser zal dus moeten aanvoeren waarom hij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop beoordeelt de rechtbank het beroep in het licht van de in beroep aangevoerde gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
9. Voorafgaand aan de huidige beoordeling van eisers mate van arbeidsongeschiktheid heeft het UWV eerdere beoordelingen verricht. Uit het rapport van arts [naam arts] van 13 oktober 2017 (beoordeling per datum einde wachttijd) volgt dat hij vindt dat eiser vanuit preventieve en energetische overwegingen in de rubriek werktijden beperkte mogelijkheden heeft ten aanzien van het aantal te werken uren per dag en per week conform de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid. In de FML van 13 oktober 2017 is ook een urenbeperking opgenomen voor 6 uren per dag en 30 uren per week werken. Deze urenbeperking is door de verzekeringsarts B&B [naam verzekeringsarts b&b 1] gehandhaafd in de FML van 19 januari 2018. In de FML van 26 februari 2018 van verzekeringsarts B&B [naam verzekeringsarts b&b 1] , die ziet op die beperkingen van eiser, waarvan is vastgesteld dat die duurzaam zijn, is geen beperking in de rubriek werktijden opgenomen. Vervolgens is eiser per 4 december 2017 in aanmerking gebracht voor een loongerelateerde WGA-uitkering naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%. Eiser werd per die datum wel volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt geacht.
10. Eiser heeft in 2020 aangegeven dat zijn gezondheidstoestand is verslechterd. Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] heeft naar aanleiding van die melding een medisch onderzoek verricht en eiser zowel telefonisch gesproken als op een spreekuur gezien en psychisch en lichamelijk onderzocht. Zij heeft een aantal beperkingen verwijderd uit de FML van 19 januari 2018, waaronder de urenbeperking. Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] acht een beperking in de duurbelastbaarheid niet van toepassing omdat er geen sprake is van energetische beperkingen als gevolg van medische problematiek waarvoor structurele rustmomenten noodzakelijk zijn. Uit het (dag)verhaal van eiser komt daarnaast geen verhoogde recuperatiebehoefte naar voren. Eiser heeft een (dag)verhaal zonder structurele rustmomenten. Er is geen sprake van een beschikbaarheidsprobleem en een beperking vanuit preventief oogpunt acht verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] niet van toepassing. Indien rekening wordt gehouden met de gestelde beperkingen wordt er in mindere mate een beroep gedaan op het energieniveau van eiser en een aanvullende beperking in de duurbelastbaarheid is dan niet van toepassing. Ten opzichte van de FML van verzekeringsarts B&B [naam verzekeringsarts b&b 1] van 26 februari 2018 (met duurzame beperkingen) zijn door [naam verzekeringsarts] eveneens wijzigingen aangebracht in diverse rubrieken en items. Volgens [naam verzekeringsarts] is er geen reden om beperkingen aan te nemen voor hand- en vingergebruik en de bevindingen uit lichamelijk onderzoek maken dat minder beperkingen nodig zijn voor tillen, dragen, duwen, trekken en zitten.
11. Verzekeringsarts B&B [naam verzekeringsarts b&b 2] heeft ook geen reden gezien om een urenbeperking op te nemen. Dit licht hij toe in het rapport van 2 augustus 2021. [naam verzekeringsarts b&b 2] heeft daarin aangegeven dat uit het dagverhaal niet volgt dat eiser overdag meerdere keren liggend moet rusten zodat geen reden is om een urenbeperking aan te nemen op energetische gronden. Bovendien heeft eiser lichamelijke klachten waarvoor beperkingen zijn toegepast, hetgeen afdoende is. Als eiser werkt binnen de aangegeven belastbaarheid, is het niet aannemelijk dat hij pijnklachten krijgt waardoor er een energetisch tekort ontstaat. Bovendien gebruikt eiser medicatie tegen de pijnklachten. Ook leiden de psychische klachten niet tot een energetisch tekort. Verder zou voltijds werken binnen de vastgestelde belastbaarheid niet tot schade aan de gezondheid van eiser kunnen leiden, zodat op preventieve gronden geen urenbeperking nodig is. Ten opzichte van de FML van verzekeringsarts B&B [naam verzekeringsarts b&b 1] van 26 februari 2018 (met duurzame beperkingen) heeft [naam verzekeringsarts b&b 2] net als [naam verzekeringsarts] – doch minder fors – ten nadele van eiser wijzigingen gebracht op de volgende items: de beperking op de items localisatie beperkingen (van tweezijdig naar rechts, maar met toevoeging dat deze beperking bij beenbelasting beiderzijds geldt), werken met toetsenbord en muis (verwijderd), schroefbewegingen met hand en arm (toevoeging ‘rechts’). [naam verzekeringsarts b&b 2] heeft op pagina 9 en 10 van het rapport van 26 februari 2021 uitgebreid gemotiveerd waarom enkele wijzigingen van [naam verzekeringsarts] ten opzichte van de FML van [naam verzekeringsarts b&b 1] van 26 februari 2018 ongedaan moeten worden gemaakt, maar dat er ook wijzigingen zijn ten nadele van eiser ten opzichte van die FML die wel gehandhaafd kunnen worden.
12. Tijdens de zitting heeft de rechtbank begrepen dat eiser vanaf september 2021 in aanmerking is gebracht voor een IVA-uitkering, waarbij een urenbeperking is aangenomen van 4 uren per dag en 20 uren per week. Ter zitting heeft het UWV in dit verband aangegeven dat de fysieke klachten van eiser alleen maar erger zijn geworden, waarvoor ook beperkingen zijn aangenomen, en dat de urenbeperking is gesteld op basis van de pijnklachten (fysieke klachten) van eiser.
13. De rechtbank stelt vast dat uit de rapporten van [naam arts] en [naam verzekeringsarts b&b 1] van 2017 en 2018 niet volgt voor welke klachten en belemmeringen de urenbeperking is aangenomen. Volstaan is met de mededeling dat deze urenbeperking is aangenomen op preventieve en energetische gronden. Vervolgens hebben [naam verzekeringsarts] en [naam verzekeringsarts b&b 2] afgezien van het opnemen van een urenbeperking. Ter zitting heeft het UWV nog bevestigd dat dit op basis van het dagverhaal niet noodzakelijk was.
14. De rechtbank is van oordeel dat eiser uit de FML van [naam verzekeringsarts b&b 1] van 26 februari 2018 heeft kunnen afleiden dat deze beperkingen blijvend worden aangenomen door het UWV. Deze FML is namelijk specifiek opgesteld om aan te duiden welke beperkingen bij eiser in beginsel niet meer ten goede zullen veranderen. Dit is slechts anders indien door het UWV duidelijk, deugdelijk en navolgbaar kan worden gemotiveerd dat eisers belastbaarheid op die aspecten in de loop van de tijd toch is verbeterd. De rechtbank vindt dat de motivering van [naam verzekeringsarts b&b 2] in zijn rapport van 26 augustus 2020 met betrekking tot de items localisatie beperkingen, werken met toetsenbord en muis en schroefbewegingen met hand en arm hieraan voldoet. Het standpunt van het UWV dat eiser op 26 augustus 2020 op deze items dus minder fors beperkt is geacht, ondanks dat [naam verzekeringsarts b&b 1] deze als duurzaam had aangeduid, kan de rechtbank volgen. De overige door [naam verzekeringsarts b&b 2] voor akkoord bevonden beperkingen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren, dynamische handelingen en statische houdingen zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd. In wat eiser hiertegen heeft ingebracht ziet de rechtbank geen grond om deze beperkingen voor onjuist te houden. De door eiser in beroep overgelegde informatie van de orthopedisch chirurg en de fysiotherapeut zijn door [naam verzekeringsarts b&b 2] in zijn rapport van 7 oktober 2022 voldoende gemotiveerd weerlegd. De rechtbank stelt verder vast dat de in de beoordeling per de datum einde wachttijd aangenomen urenbeperking niet als duurzaam is aangeduid door [naam verzekeringsarts b&b 1] . Maar in de omstandigheid dat voor eiser in 2018 en in 2021 op energetische en/of preventieve redenen wel een urenbeperking is aangenomen en in 2020 niet kan de rechtbank niet zonder meer volgen. Dat eiser niet kampt met medische problematiek op grond waarvan structurele rustmomenten nodig zijn is niet zonder meer te volgen voor de rechtbank. Immers, op grond van diezelfde problematiek, namelijk zijn fysieke (pijn)klachten (zo lijkt in 2018 ook maar in ieder geval in 2021, zoals het UWV ter zitting naar voren heeft gebracht) is wel een urenbeperking gesteld op – zo begrijpt de rechtbank – energetische gronden. Dat zou betekenen dat in 2020 enkel en alleen vanwege het dagverhaal zou zijn afgezien van een urenbeperking op energetische gronden. De rechtbank acht dat onvoldoende gemotiveerd.
15. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet daarvoor in dit geval aanleiding. Om het gebrek te herstellen is een aanvullende motivering door de verzekeringsarts bezwaar en beroep over het niet opnemen van een urenbeperking bij de beoordeling in 2020 nodig. De verzekeringsarts (bezwaar en beroep) wordt gevraagd bij zijn motivering te betrekken de omstandigheid dat bij de beoordeling in 2017/2018 wel op energetische en preventieve redenen een urenbeperking is aangenomen. Maar meer in het bijzonder de omstandigheid dat bij de beoordeling in 2021 op grond van eisers fysieke (pijn)klachten een urenbeperking van 4 uren per dag en 20 uren per week is aangenomen en eiser volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is geacht. Indien voorgaande leidt tot een aanpassing van de FML, zal ook de arbeidsdeskundige beoordeling moeten worden heroverwogen. De rechtbank wijst op hetgeen is uiteengezet in rechtsoverweging 13.
16. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het UWV het gebrek kan herstellen op
vier wekenna de datum van verzending van deze tussenuitspraak. Herstel kan met een aanvullende motivering, of als dat nodig is, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit.
17. Het UWV moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb en om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen
twee wekenna de datum van verzending van deze tussenuitspraak, meedelen aan de rechtbank of het gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als het UWV gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen
vier wekente reageren op de herstelpoging van het UWV. De rechtbank zal na de reacties van partijen nagaan of alsnog een zitting nodig is.
18. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht.
19. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dit betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.