ECLI:NL:RBZWB:2022:7817

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
377840_E21122022
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. van 't Nedereind
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens wanprestatie bij schilderwerkzaamheden

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. E-J. van der Doe, een vordering ingesteld tegen gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.C.L. van de Corput, wegens wanprestatie in het kader van schilderwerkzaamheden aan een woning in Breda. De zaak is ontstaan na een overeenkomst tussen partijen voor schilderwerk, waarbij eiser stelt dat gedaagde tekort is geschoten in de uitvoering van het werk. Eiser heeft een deskundige ingeschakeld die gebreken aan het schilderwerk heeft vastgesteld, en vordert schadevergoeding voor de kosten van herstel en deskundigenonderzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagde inderdaad tekort is geschoten in de uitvoering van het schilderwerk, en heeft eiser in zijn vorderingen gedeeltelijk in het gelijk gesteld. De rechtbank heeft gedaagde veroordeeld tot betaling van herstelkosten, deskundigenkosten en buitengerechtelijke incassokosten, en heeft de proceskosten aan de zijde van eiser toegewezen. De vordering van eiser tot terugbetaling van een bedrag voor schilderwerk dat niet in de overeenkomst was opgenomen, is afgewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de overeenkomst tussen partijen kan worden gekwalificeerd als een overeenkomst van aanneming van werk, en dat de werkzaamheden niet conform de eisen van goed en deugdelijk werk zijn uitgevoerd. De rechtbank heeft de vordering van eiser tot schadevergoeding toegewezen, met inachtneming van de wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/377840 / HA ZA 20-613
Vonnis van 21 december 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. E-J. van der Doe te Breda,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. G.C.L. van de Corput te Breda.
Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij vonnis van de kantonrechter van 14 oktober 2020 is de zaak in de stand waarin het zich bevond verwezen naar team Civiel recht, Cluster II Civiele handelszaken. Partijen hebben daarna verzocht om een mondelinge behandeling.
1.2.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling van 8 april 2021 nadere procesafspraken gemaakt en zijn overeengekomen dat zij gezamenlijk een deskundige van [expertisebureau] B.V. (hierna [expertisebureau] ) aanzoeken om het schilderwerk van het houtwerk aan de binnen- en buitenzijde van de woning te beoordelen en daarbij in kaart te brengen welk schilderwerk niet goed is, in de zin dat het niet voldoet aan de eisen van goed en deugdelijk werk. De deskundige zou tevens worden verzocht te begroten welke kosten gemoeid zijn met het alsnog goed en deugdelijk maken van dat schilderwerk, rekening houdend met een op dat moment gangbaar uurtarief. Partijen zijn tevens overeengekomen dat [gedaagde] deze kosten dan aan [eiser] zal vergoeden. Partijen hebben afgesproken dat de kosten van de deskundige ieder bij helfte worden gedeeld. Partijen zijn verder overeengekomen dat [gedaagde] aan [eiser] de specificatie verstrekt die hij heeft gebruikt voor het opmaken van de aanneemsom, waaruit blijkt welke bedragen voor welk deel van het werk zijn gereserveerd, en tevens opnieuw zal verstrekken de gespecificeerde facturen, met als doel om met elkaar te kunnen vaststellen dat enkel uitgevoerde werkzaamheden zijn gefactureerd.
1.3.
Bij akte van 6 april 2022 heeft [eiser] een concept-rapportage van [expertisebureau] d.d. 6 oktober 2021 en een offerte van [schildersbedrijf] B.V. d.d. 20 januari 2022 in het geding gebracht. [gedaagde] heeft bij antwoordakte van 20 april 2022 gereageerd.
1.4.
[eiser] en [gedaagde] hebben hierna op 3 mei 2022 het verzoek aan de rechtbank gedaan tot het houden van een mondelinge behandeling. Bij rolbeslissing is hierop beslist, waarna een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 juni 2022. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] zijn eis verminderd. Van de mondelinge behandeling zijn zittingsaantekeningen gemaakt door de griffier.
1.5.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is eigenaar van een woning met aanhorigheden aan de [adres] te Breda (hierna de woning). Hij heeft in 2017 bij [aannemersbedrijf] een offerte opgevraagd voor de verbouwing van zijn woning inclusief schilderwerkzaamheden op basis van een bestek. In het concept-bestek met datum 19 december 2016 staat onder randnummer 46 schilderwerk opgenomen.
2.2.
[gedaagde] heeft destijds als onderaannemer een offerte uitgebracht aan [aannemersbedrijf] voor het schilderwerk
2.3.
[eiser] heeft de opdracht tot verbouwing van de woning niet aan [aannemersbedrijf] verstrekt maar aan [Timmerbedrijf] met uitzondering van (onder meer) het schilderwerk.
2.4.
[eiser] heeft bij [gedaagde] geïnformeerd of hij bereid was het schilderwerk rechtstreeks voor hem uit te voeren. [gedaagde] heeft de woning bezocht en hij heeft op 15 april 2017 een offerte aan [eiser] uitgebracht. In deze offerte staat een aanneemsom van € 40.600,00 (inclusief btw en materiaal) en tevens wordt hierin vermeld dat bij de opdracht een verf-technisch advies zal worden uitgebracht door Van Hassel verf te Breda met daarin opgenomen alle verfonderdelen en werkzaamheden.
2.5.
Op 2 mei 2017 is het verf-technisch advies uitgebracht en overhandigd aan [eiser] . [eiser] heeft aan [gedaagde] opdracht gegeven om het binnen- en buitenschilderwerk aan de woning uit te voeren.
2.6.
Vanwege de planning van andere bouwwerkzaamheden in en om de woning is [gedaagde] begin juni 2017 gestart met het schilderwerk op de tweede verdieping. Daarna heeft [gedaagde] het schilderwerk uitgevoerd op de eerste verdieping en is hij begonnen aan het buitenschilderwerk van de woning. Op 9 juni 2017 heeft Driessen Verf (een Sigma verfpartner) op verzoek van [gedaagde] de woning bezocht en het (tot dan toe uitgevoerde) schilderwerk als netjes en verzorgd beoordeeld.
2.7.
[gedaagde] heeft tot eind juli 2017 bij [eiser] gewerkt. Partijen spraken af dat [eiser] terug zou komen voor de resterende werkzaamheden zodra het stucwerk gereed was. Dat heeft niet meer plaatsgevonden.
2.8.
Tussen partijen is een discussie ontstaan over het schilderwerk. Op 17 april 2018 (20:15) heeft [eiser] aan [gedaagde] een e-mail gestuurd waarin, voor zover van belang, het volgende is vermeld:
“Beste [gedaagde] ,
We zouden dinsdag 3 april 2018 samen zitten met een expert om samen te kijken hoe we het schilderwerk conform afspreek/bestek gaan krijgen. Die zelfde ochtend zeg je af zonder een nieuwe datum op te geven. Ik heb dit vaker meegemaakt met je. Afspraken worden vaak afgezegd en tevens weerlegd door je. (…).
(…) Wij hebben een andere aannemer de offerte gegund. Qua schilderwerk hadden we vertrouwen in jou dat jij de juiste partij zou zijn voor ons. Vervolgens ben je nog naar de [adres] gekomen om de offerte voor het schilderwerk te bespreken en compleet te maken. We hebben toen besproken dat je ook de schuur en het tuinhek zou doen voor het door jou geoffreerde bedrag van € 40.600,00. (…).
(…) Tijdens het schilderwerk heb ik steeds terugtrekkende bewegingen mogen ervaren. De kelder zou niet in de opdracht zitten, evenals het tuinhek, binnenkant kasten, vloer etc. De tuinset zou niet door jullie zijn beschadigd, het glas in de woonkamer is niet door jullie kapotgemaakt en ga zomaar door.
Hoe verder in het werk, hoe minder de kwaliteit van werken. De bovenste etage is heel anders behandeld dan het andere werk. Helaas is door tekortkomingen van de aannemer het werk stilgelegd. Het is nog niet af, maar als ik het werk eens met amateur ogen bekijk dan zie ik dat scharnieren roesten, houten oppervlaktes niet geschilderd zijn, verf afbladdert waarna het hout te zien is, erg veel druppels te zien zijn, oftewel het bestek is niet gevolgd. En de kwaliteit is verre van professioneel. (…)
(…) Mijn belang is dat we schilderwerk krijgen die 10 jaar meegaat binnen, en 5 jaar buiten. Het bestek is daarvoor uitgewerkt en had gevolgd dienen te worden. Dat is nu niet gebeurd en ik verneem graag wat jullie herstelplan wordt, alvorens we kunnen starten met herstelwerkzaamheden. Ik wil hier eerst overeenstemming over hebben alvorens mijn akkoord.
Daarnaast bevestig ik je hierbij dat:

Het raam in de woonkamer heel was bij oplevering [Timmerbedrijf] en dat het kapot is gegaan bij het schilderwerk. Je geeft aan dat je ook foto’s hebt gemaakt van je werk. Dus verneem ik graag een foto van het werk dat “klaar” is met een heel raam. Anders wordt het door jullie hersteld.

Kelder maakt deel uit van het bestek. Bevestigd in je mail van 13 juni. Graag de korte termijn schilderen.

Vloer crediteren; maakt deel uit van het bestek. Stond tevens vermeld op de afwerklijst die je me de 27e hebt laten zien. Het is naar om me in de vakantie onder druk te zetten.

Tuinset; beschadigingen dienen vergoed te worden.

Verf van de vloerdelen en de bank halen.
Ik hoop dat je begrijpt dat ik wil dat je afspraken nakomt en niet met mij continu het gevecht aangaat. Verantwoordelijkheid nemen is een keuze, en dat lijkt me wel zo professioneel.
Ik verneem graag van je op korte termijn, binnen 14 dagen hoe we het werk alsnog op kwaliteit krijgen als afgesproken.”
2.9.
Op 28 mei 2018 (21:49) heeft [gedaagde] een e-mail aan [eiser] toegezonden met voor zover relevant de volgende inhoud:
“Beste [eiser] ,
Alle verdiepingen zijn per verdieping afgewerkt en alle (esthetische) opleverpunten zijn uitgevoerd.
Echter nemen wij wel onze verantwoording en staan wij voor onze garantie.
Wij willen dan ook datgene wat daar onder valt herstellen.
We kunnen een expert van Sigma mee laten kijken en vastleggen wat er onder garantie valt en wat we er aan gaan doen.
Voor het sauswerk dat binnen nog moet gebeuren hal, toilet en kelder. Hiervan hoor ik graag wanneer dat uitgevoerd kan worden (onze aanbieding hiervoor is geldig tot eind oktober 2018). Dit geldt ook voor het resterende buitenschilderwerk achterzijde 3 ramen, gootlijst achter- en zijkant, en de buitengevels. Deze dienen wel klaar te staan om te sauzen.
Muren buitenzijde € 3.200,- deze zijn niet voldoende schoon en gerepareerd om te kunnen schilderen.
Boeiboord zij en achterkant € 300,- deze worden gelijk met de muren gedaan.
Ramen achter 3e verdieping € 500,- deze worden gelijk met de muren gedaan.
Sauswerk binnen hal, toilet en kelder € 800,- uitvoering als stukadoor klaar is.
(…)
2.10.
[eiser] heeft hierna schade-expert Exact Expertise B.V. (hierna Exact) opdracht gegeven om het schilderwerk te beoordelen. Op 31 juli 2018 heeft een opname van het schilderwerk plaatsgevonden door [deskundige 1] . [gedaagde] was daar niet bij aanwezig. Exact heeft haar bevindingen verwoord in een op 27 november 2018 gedateerd rapport, waarin de navolgende door haar aangetroffen gebreken zijn beschreven:
a) op begane grond, achtergevel slecht stucwerk, niet verwijderd, niet gerepareerd, schilderwerk na herstel door derden (€ 2.500,00), b) schilderwerk trap van eerste verdieping naar tweede verdieping opnieuw uitvoeren (€ 650,00), c) herstel schilderwerk houtwerk eerste verdieping geschat 40 manuren en materiaal (€ 2.400,00), d) herstellen kitwerk op diverse plaatsen en opnieuw schilderen (€ 750,00), e) schilderwerk achterpui opnieuw uitvoeren (€ 650,00), f) schilderwerk keukenpui herstellen (€ 325,00), h) rechter zijgevel sauswerk incl. steigerwerk (€ 3.400,00), j) herstel ruit bovenlicht achterkamer (€ 95,00), k) ontroesten stalen onderdelen o.a. scharnieren etc. en opnieuw schilderen 8 m.u. + materiaal (€ 500,00), l) sauswerk schuur (€ 450,00), m) sauswerk kelderwanden (€ 500,00), n) stalen liggers gewelf ontroesten, primeren en lakwerk (€ 560,00), o) schilderwerk metalen hekwerk voorzijde, terreinafscheiding (€ 500,00). Exact begroot de schade op totaal € 13.280,00 exclusief btw.
2.11.
Bij brief van 1 maart 2019 heeft [eiser] zijn vordering tot nakoming omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding. [eiser] schrijft daarin onder meer:
“U heeft na uitvoering van de resterende werkzaamheden nog een bedrag ad € 4.800,-- (incl. BTW) tegoed. Cliënte is bereid om er vanaf te zien dat u de resterende werkzaamheden uitvoert indien dit bedrag in mindering wordt gebracht op de herstelkosten en het minderwerk van de vloer.
Na verrekening resteert alsdan een bedrag te voldoen ad € 12.275,00 (€ 14.475,00 + € 2.600 - 4.800). ”
2.12.
Op 4 augustus 2021 heeft op verzoek van partijen een opname van het schilderwerk plaatsgevonden door deskundige ing. [deskundige 2] van [expertisebureau] . In het (concept-) rapport van [expertisebureau] d.d. 6 oktober 2021, vanaf pagina 11 (a tot en met g) staat onder meer vermeld:

2. Het in kaart brengen welk schilderwerk niet voldoet aan de eisen van goed en deugdelijk werk.
Wij oordeelden na het aanschouwen van het schilderwerk dat de navolgende behandelde onderdelen en schades hieraan niet voldoen aan de eisen van goed en deugdelijk werk.
a. Besmettingen
-
Daar waar het schilderwerk was afgerond, zoals bij de beglazing in de deuren constateerden wij verontreinigingen met verfresten (foto 72 t/m 74). Het betrof onder andere de deuren met beglazing in de hal op de begane grond.
b. Oneffenheden zakkers lopers
  • Ter plaatse van enkele architraven op de begane grond in de woonkamer constateerden wij zakkers (foto 75).
  • Het houtwerk boven de kasten op de begane grond in de woonkamer vertoonde oneffenheden die waren overgeschilderd (foto 76).
  • Oneffenheden ter plaatse van roedes van het bovenlicht van het kozijn op de begane grond waren niet afdoende vlak geschuurd voorafgaand aan het aanbrengen van het schilderwerk (foto 77).
  • Op enkele vlakke delen van de deur van de kast op de eerste verdieping waren zakkers aanwezig (foto 78).
  • Op enkele plaatsen was de ondergrond niet afdoende geschuurd dan wel vlak gemaakt voorafgaand aan het opbrengen van de verf (foto 79) op de ensuite deuren op de eerste verdieping.
c. Niet-/slordig geschilderde delen
- De bovenzijden van de deuren in de hal op de begane grond waren niet of slechts deels geschilderd, (foto 80).
- De bovenzijde van de architraven en sierlijsten waren op meerdere plaatsen niet behandeld zoals onder andere boven de voordeur (foto 81).
- Planken in de kasten op de begane grond in de hal waren niet behandeld (foto 82 en 83).
- De bovenzijde van enkele (binnen)kozijnen, deuren en bovendorpels op de begane grond, eerste verdieping gevelkozijnen aan de voorzijde binnen, en de deuren op de eerste verdieping in de achtergevel waren niet dekkend afgelakt (foto 84 t/m 89).
- De onderzijde van de kozijnstijlen in de keuken op de begane grond waren op enkele plaatsen niet tot op het vloerniveau geschilderd (foto 90).
- De uitzetramen van de badkamer waren niet geheel dekkende geschilderd (foto 91).
d. Onthecht schilderwerk
  • Ter plaatse van scharnieren van de binnendeuren met beglazing in de hal was de ‘nieuwe’ verf onthecht (foto 92).
  • Ter plaatse van de terrasdeur was de verf op de tussendorpel plaatselijk onthecht (foto 93 en 94). Ook op de bovendorpel troffen wij onthechte verf aan (foto 95).
  • In de sponning van een deurkozijn op de overloop op de eerste verdieping was verf onthecht, naar wij aannemen als gevolg van het te snel sluiten van de deur na uitvoering van het schilderwerk (foto 96).
  • Het buitenschilderwerk van de poort in de zijgang, het buitenschilderwerk van de schuur in de achtertuin en deur van schuur vertoonde onthechte verfdelen (foto 97 en 98).
e. Kitwerk
  • Aan de onderzijde van de vloerplinten in de achterslaapkamer op de tweede verdieping en in de keuken op de begane grond constateerden wij openingen waar geen kitvulling was aangebracht (foto 99 en 100).
  • De bovenzijden van de vloerplinten in de slaapkamer op de eerste verdieping waren op meerdere plaatsen niet afgewerkt (foto 101).
f. Scheurvorming
- Op een enkele plaatsen was onthechting/blaasvorming in de architraaf van het binnen kozijn naar de voorkamer op de eerste verdieping aanwezig (foto 102). Ook bij een kozijnstijl van het gevelkozijn op de eerste verdieping aan de voorzijde was de verf onthecht (foto 103).
- Ter plaatse van ‘oude’ stopverf van het houten gevelkozijn bij het balkon aan de voorzijde op de eerste verdieping was de verf onthecht/gescheurd (foto 104 en 105).
- Naast de kastdeur op de eerste verdieping was de muurverf op het plaatmateriaal onthecht (foto 106). (…)
2.13.
In het conceptrapport concludeert [expertisebureau] het volgende:
“ Gelet op het bovenstaande dienen wij vast te stellen dat [gedaagde] op de door ons benoemde onderdelen schildertechnisch tekort heeft geschoten. Wij concluderen dat het door [gedaagde] in algemene zin geleverde werk voldoet aan de eisen van goed en deugdelijk met uitzondering van de bij onderzoeksvraag 2 benoemde onderdelen. (…).
2.14.
[expertisebureau] heeft de herstelkosten van bovengenoemde punten a tot en met f geraamd op € 3.785,00 (inclusief btw). De kosten om het niet uitgevoerde schilderwerk af te ronden heeft [expertisebureau] begroot op € 5.739,00 (inclusief btw).

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – na wijziging van eis – samengevat om bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- [gedaagde] te veroordelen om aan [eiser] te betalen een bedrag van
€ 25.309,80 inclusief btw te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, vanaf 15 maart 2019, althans een door de rechtbank te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening;
- [gedaagde] te veroordelen om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 2.814,40 ten titel van kosten deskundigenonderzoek, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 20 juni 2018 althans een door de rechtbank te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening;
- [gedaagde] te veroordelen om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 925,98 ten titel van buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de dag der dagvaarding althans een door de rechtbank te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening;
- [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten en de nakosten (verhoogd met betekeningskosten) en de wettelijke rente.
3.2.
Aan deze vordering legt [eiser] – samengevat – ten grondslag dat [gedaagde] tekortgeschoten is in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst, doordat hij het schilderwerk niet conform het bestek en eisen van goed en deugdelijk werk heeft uitgevoerd. Dit blijkt uit het deskundigenonderzoek van Exact en foto’s van het gebrekkige schilderwerk. Tevens zijn bepaalde werkzaamheden niet uitgevoerd en afgerond. [eiser] heeft zijn vordering tot nakoming omgezet in vervangende schadevergoeding, met aftrek van een openstaand bedrag voor werk dat nog niet is uitgevoerd. Bij dagvaarding vordert [eiser] € 12.275,00 voor herstel van gebrekkig schilderwerk. Omdat het schilderwerk niet conform het bestek (tweemaal gronden en tweemaal aflakken) is uitgevoerd en opnieuw moet worden uitgevoerd, heeft [eiser] zijn vordering aanvankelijk begroot en vermeerderd tot een bedrag van € 37.100,00. Omdat de herstelkosten daarna lager zijn gebleken, heeft [eiser] zijn vordering tot slot verminderd tot € 25.309,80 (= € 23.220,00 + € 2.089,80 btw). Hij onderbouwt dat bedrag met een offerte van [schildersbedrijf] B.V. d.d. 20 januari 2022 dat volgens hem een gerenommeerd schildersbedrijf is. De bevindingen van [expertisebureau] worden door [eiser] betwist.
3.3.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd dat strekt tot afwijzing van de vorderingen en veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Niet uitgevoerd schilderwerk

4.1.
De schadevordering van [eiser] (na wijziging van eis) omvat naast kosten van herstel van gebreken aan het uitgevoerde schilderwerk ook kosten van uitvoering van schilderwerk dat door [gedaagde] wel is geoffreerd maar niet is verricht. [gedaagde] betwist gehouden te zijn om een vergoeding te betalen voor werk dat hij niet heeft verricht. Dat verweer slaagt. [eiser] heeft zijn vordering tot nakoming middels de brief van 1 maart 2019 omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding, begroot op basis van het rapport van Exact. De schadebegroting van Exact omvatte zowel gebreken aan het uitgevoerde werk als alsnog uitvoeren van werk dat nog niet gedaan was. [eiser] heeft in zijn vordering in de brief van 1 maart 2019 het door hem nog niet betaalde bedrag wegens nog niet uitgevoerde werkzaamheden, afgetrokken van het door Exact begrote bedrag, en daarmee alleen vergoeding gevorderd van kosten van herstel van gebrekkig uitgevoerd werk. Hij heeft nadrukkelijk geen aanspraak meer gemaakt op uitvoering van het nog niet verrichte werk en door aftrek van het bedrag ook niet op een vergoeding daarvoor. In de dagvaarding is bij die vordering aangesloten. [eiser] heeft verder de stelling van [gedaagde] , dat enkel werk is gefactureerd dat is uitgevoerd, onvoldoende weersproken. Partijen hebben op de mondelinge behandeling van 8 april 2021 afspraken gemaakt over dit onderwerp. [eiser] is op dit onderwerp niet meer terug gekomen, hetgeen wel op zijn weg had gelegen als hij zijn vordering op dit punt had willen handhaven.
In het licht van deze omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank niet langer van resterende verbintenissen en daarmee van een tekortkoming in de nakoming van die verbintenissen worden gesproken en wordt de daarmee verband houdende vordering van [eiser] afgewezen. De rechtbank zal zich in het hiernavolgende dan ook beperken tot een beoordeling van het uitgevoerde schilderwerk.
4.2.
Omdat het schilderen van de kelderruimte en het metalen hekwerk en gewelf (voortuin) niet is uitgevoerd en ook niet in rekening is gebracht, behoeft het geschilpunt van partijen of deze werkzaamheden onderdeel uitmaken van hun overeenkomst geen beoordeling meer.
Bestek van toepassing?
4.3.
Bij beoordeling van het uitgevoerde schilderwerk geldt als uitgangspunt dat de overeenkomst tussen [eiser] en [gedaagde] kan worden gekwalificeerd als een overeenkomst van aanneming van werk in de zin van artikel 7:750 BW. Niet in geschil tussen partijen is dat deze overeenkomst tot stand is gekomen doordat [eiser] een door [gedaagde] uitgebracht offerte voor schilderwerk en een daaropvolgend verf-technisch advies heeft aanvaard.
4.4.
Volgens [eiser] moeten de werkzaamheden tevens voldoen aan een – bij [gedaagde] bekend – bestek dat hij voorafgaand aan de offerte aan [gedaagde] heeft overhandigd en daarom deel uitmaakt van de overeenkomst. Hij acht dit relevant bij de beoordeling van het schilderwerk, omdat hierin vermeld staat dat de bestaande (oude) verflaag geheel kaal geschuurd zou worden om daarna tweemaal te gronden en tweemaal af te lakken. Volgens [eiser] heeft [gedaagde] dat niet overeenkomstig uitgevoerd, zodat zijn schade aanzienlijk hoger ligt dan door deskundigen is begroot. Dat het bestek deel uitmaakt van de overeenkomst heeft [eiser] – gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door [gedaagde] – onvoldoende onderbouwd. Overwogen wordt dat de door [eiser] aanvaarde offerte van [gedaagde] niet verwijst naar een bestek, maar naar een verf-technisch advies van Van Hassel waarin het bestek niet aan de orde komt en dat inhoudelijk ook afwijkt van het bestek. Indien [eiser] had gewild dat het bestek op de overeenkomst van toepassing zou zijn, had hij de offerte en het bijbehorende verf-technisch advies niet moeten accepteren, althans niet zonder specifiek te bedingen dat conform het bestek gewerkt zou worden. Of het bestek al dan niet voorafgaand aan de offerte aan [gedaagde] is overhandigd kan in het midden blijven, omdat dat gelet op het voorgaande niet meer relevant is; een van het bestek afwijkende offerte is immers geaccepteerd. Dat [gedaagde] in het verleden – al dan niet op basis van het bestek – aan [aannemersbedrijf] een (andere) offerte heeft uitgebracht, maakt niet dat het bestek op de overeenkomst van partijen van toepassing is. Anders dan [eiser] meent, volgt de toepasselijkheid van het bestek evenmin uit het e-mailbericht van [gedaagde] d.d. 22 oktober 2017 en zijn enkele bewoordingen
“volgens bestel”. Dit e-mailbericht is immers geschreven ruim na de totstandkoming van de overeenkomst en [gedaagde] betwist dat hij hiermee het bestek heeft bedoeld, maar een afwerkstaat die tijdens een bouwvergadering op locatie werd besproken. [eiser] heeft dit niet weersproken, doch stelt dat deze afwerkstaat onderdeel was van het bestek, dat volgens hem bewijst dat [gedaagde] in bezit moet zijn geweest van het bestek. Zoals geoordeeld is dat echter niet relevant. De rechtbank ziet in het vorenstaande ook aanleiding om [eiser] niet toe te laten tot nadere onderbouwing van zijn stelling dat [gedaagde] in het bezit was van het bestek. Hij heeft immers onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld waaruit zou kunnen worden afgeleid dat het bestek op de overeenkomst van partijen van toepassing is. Aan bewijslevering wordt dus niet toegekomen. De rechtbank zal het uitgevoerde schilderwerk beoordelen op grond van het verf-technisch advies en naar de eisen van goed en deugdelijk werk.
Is sprake van verzuim?
4.5.
De rechtbank stelt bij de beoordeling van de gevorderde schadevergoeding voorop dat voor een geslaagd beroep op vervangende schadevergoeding op basis van artikel 6:87 BW ten tijde van de omzettingsverklaring (1 maart 2019) een toestand van verzuim aan de zijde van [gedaagde] vereist is. Die toestand van verzuim was naar het oordeel van de rechtbank aanwezig. Anders dan [gedaagde] meent, kan het e-mailbericht van [eiser] van 17 april 2018 worden gekwalificeerd als een ingebrekestelling in de zin van artikel 6:82 BW, waaraan [gedaagde] geen of althans onvoldoende gevolg heeft gegeven als gevolg waarvan zijn verzuim is ingetreden en [eiser] aanspraak kan maken op vervangende schadevergoeding. Thans dient beoordeeld te worden welke schadeposten voor vergoeding in aanmerking komen en wat de hoogte van die vergoeding dient te zijn.
Is het uitgevoerde schilderwerk ondeugdelijk?
4.6.
[eiser] heeft zijn stelling dat het schilderwerk ondeugdelijk is uitgevoerd onderbouwd met een rapport van Exact, foto’s en een offerte van [schildersbedrijf] B.V. Hij betwist de concept-rapportage van [expertisebureau] omdat hierin de herstelkosten volgens hem verkeerd worden begroot en het rapport onvolledig is omdat gebreken worden weggelaten. [gedaagde] daarentegen kan zich in hoofdlijnen wel vinden in de bevindingen van [expertisebureau] , maar betwist dat het rapport van Exact kan bijdragen aan de stellingen van [eiser] , omdat dit rapport eenzijdig (zonder toepassing van hoor- en wederhoor) is opgesteld en gebaseerd is op het bestek dat niet van toepassing is op de overeenkomst en er ten onrechte ook bouwkundige gebreken in zijn meegenomen.
4.7.
De rechtbank zal bij de beoordeling van het uitgevoerde schilderwerk uitgaan van het rapport van Exact en het (concept-)rapport van [expertisebureau] omdat zij als onafhankelijke deskundigen op verschillende momenten het schilderwerk hebben beoordeeld. De rechtbank ziet in de aangevoerde bezwaren van [eiser] en [gedaagde] geen aanleiding om de inhoud van deze rapporten terzijde te leggen. [eiser] heeft namelijk in zijn betwisting van het rapport van [expertisebureau] volstaan met algemene stellingen, en hij heeft niet gespecificeerd op welke punten en om welke redenen het rapport niet voldoet. Hij heeft ook niet de gelegenheid benut om naar de deskundige te reageren op het conceptrapport. De betwisting door [eiser] wordt dan ook als onvoldoende gemotiveerd gepasseerd.
Het enkele feit dat [gedaagde] niet aanwezig is geweest bij het onderzoek door Exact en op een conceptrapport niet heeft kunnen reageren is onvoldoende om dat rapport buiten beschouwing te laten, omdat [gedaagde] onvoldoende specifiek heeft gesteld op welke punten het rapport van Exact inhoudelijk tekortschiet. De rechtbank zal, voor zover van toepassing, wel rekening houden met het feit dat geoordeeld is dat het bestek niet van toepassing is en bovendien de in dat rapport genoemde bouwkundige gebreken buiten beschouwing laten. De door [eiser] in geding gebrachte offerte van [schildersbedrijf] B.V. van 20 januari 2022 zal de rechtbank bij de beoordeling van het schilderwerk passeren omdat uit deze offerte en de toelichting hierop blijkt dat door [eiser] slechts om een prijsopgave is gevraagd om het schilderwerk opnieuw uit te doen voeren, dat niet als een onafhankelijk en deskundig onderzoek naar het reeds (in 2017) uitgevoerde schilderwerk kan worden aangemerkt en zodoende geen onderbouwing oplevert voor de stellingen van [eiser] .
4.8.
De rechtbank stelt vast dat zowel uit de inhoud van het rapport van Exact als uit het (concept-)rapport van [expertisebureau] blijkt dat het door [gedaagde] uitgevoerde schilderwerk niet geheel voldoet aan eisen van goed en deugdelijk werk. In het navolgende zal de rechtbank de gestelde gebreken en de bijbehorende schadebegroting beoordelen.
Schilderwerk trap van eerste verdieping naar tweede verdieping
4.9.
Door Exact is vastgesteld dat het schilderwerk op de trap na een jaar al flink was beschadigd vanwege het toepassen van onvoldoende laagdikte. Bij de trapleuning bleek een reparatie los te zijn. [expertisebureau] constateert dat inderdaad gebruiksschade aan de trap en trapleuning heeft voorgedaan, maar acht dat na vier jaar niet ongebruikelijk.
4.10.
[gedaagde] heeft het toepassen van onvoldoende laagdikte bij het schilderwerk van de trap onvoldoende betwist en heeft geen gemotiveerd verweer gevoerd tegen de gevorderde kosten voor het opnieuw uitvoeren van het schilderwerk aan de trap. De rechtbank begroot de herstelkosten van dit gebrek op basis van het rapport van Exact op een bedrag van
€ 708,50(€ 650,00 + 9 % btw) en zal dit bedrag toewijzen.
Schilderwerk en kitwerk begane grond en eerste verdieping
4.11.
Een gedeelte van het schilderwerk op de begane grond en de eerste verdieping wordt door Exact en [expertisebureau] als niet goed en niet deugdelijk beoordeeld. Volgens Exact gaat het daarbij om houtwerk op de eerste verdieping waarbij de oude verflaag onvoldoende is verwijderd en soms duidelijk zichtbaar is, oude druppels en beschadigingen, en op de begane grond dat het schilderwerk van de achterpui niet is gegrond en van de keukenpui is beschadigd. Tevens heeft Exact gebreken aan het kitwerk vastgesteld. Uit de bevindingen van [expertisebureau] volgt dat werkzaamheden niet deugdelijk zijn uitgevoerd, omdat een verontreiniging met verfresten is aangetroffen op diverse glazen deuren en er oneffenheden (met zakkers en lopers) aan het schilderwerk op de begane grond en eerste verdieping zijn vastgesteld. Tevens heeft [expertisebureau] vastgesteld dat het schilderwerk op de begane grond en de eerste verdieping op meerdere plaatsen niet of slordig was uitgevoerd en onthecht was van de ondergrond en dat vloerplinten in de keuken en diverse slaapkamers op meerdere plaatsen niet met kitvulling waren afgedicht en afgewerkt. Tot slot heeft [expertisebureau] op meerdere plekken in de woning scheurvorming vastgesteld. [gedaagde] heeft deze gebreken niet betwist.
4.12.
Exact heeft de herstelkosten voor het schilderwerk op de eerste verdieping en de begane grond (achterpui en keuken) begroot op € 3.375,00 en de kosten voor het herstellen van het kitwerk en opnieuw schilderen ingeschat op € 750,00, aldus in totaal € 4.496,25 (€ 4.125,00 + 9 % btw) inclusief materiaalkosten. [expertisebureau] begroot de herstelkosten van het schilderwerk en kitwerk op de begane grond en de eerste verdieping op een bedrag van € 3.785,00 inclusief 9 % btw en materiaalkosten. [gedaagde] heeft deze herstelkosten onvoldoende gemotiveerd betwist. De rechtbank begroot de herstelkosten ter zake deze gebreken op
€ 4.000,00inclusief btw en materiaalkosten en zal dat bedrag toewijzen.
Ontroesten stalen onderdelen (o.a. scharnieren) en opnieuw schilderen
4.13.
Door Exact is vastgesteld dat stalen onderdelen (zoals scharnieren) van schilderwerk niet of onvoldoende ontroest zijn voordat deze zijn geschilderd, wat door [gedaagde] niet is weersproken. Het grondig verwijderen van roest en goed schuren van (metalen) ondergronden maakt onderdeel uit van het verfadvies zodat dit een tekortkoming is van [gedaagde] . [gedaagde] heeft de herstelkosten niet weersproken zodat een bedrag van
€ 545,00(€ 500,00 + 9 % btw) voor toewijzing in aanmerking komt.
Overige vorderingen
Houten vloer woonkamer
4.14.
[eiser] stelt dat hij onder protest een bedrag van € 1.300,00 heeft betaald aan [gedaagde] voor het schilderen van de houten vloerdelen in de woonkamer en hij vordert terugbetaling omdat dat schilderwerk in de overeenkomst zou zijn begrepen. [gedaagde] heeft dat betwist.
4.15.
De rechtbank stelt vast dat het schilderen van de houten vloerdelen in de woonkamer niet in de offerte en evenmin in het verfadvies staat vermeld. [gedaagde] wordt door de rechtbank zodoende gevolgd in zijn stelling dat sprake is van meerwerk waarvoor door [eiser] betaling aan [gedaagde] is verschuldigd, zodat de vordering van [eiser] tot terugbetaling van € 1.300,00 zal worden afgewezen.
Schade aan ruit (bovenlicht achterkamer), schade aan tuinset en verf op vloerdelen
4.16.
[eiser] stelt dat [gedaagde] tijdens het uitvoeren van de schilderwerkzaamheden schade heeft veroorzaakt. Het gaat daarbij om een gebroken ruit in een kozijn (bovenlicht) in de achterkamer op de eerste verdieping (ad € 95,00 herstelkosten), een beschadiging (krassen) aan de tuinset en verfvlekken op de vloer (die inmiddels zijn verwijderd). Aangezien [gedaagde] gemotiveerd heeft betwist dat hij deze schade heeft veroorzaakt en [eiser] zijn stellingen niet onderbouwt, zal de rechtbank aan zijn stellingen voorbijgaan en geen schadevergoeding toewijzen omdat niet komt vast te staan dat [gedaagde] hiervoor aansprakelijk is.
Deskundigenkosten Exact
4.17.
Voor het vaststellen van de omvang van de schade heeft [eiser] kosten gemaakt, bestaande uit het inschakelen van Exact. Hij vordert vergoeding van deze kosten van € 2.814,40 op basis van twee facturen. In artikel 6:96 lid 2 sub b BW is bepaald dat redelijke kosten die zijn gemaakt om schade en aansprakelijkheid vast te stellen ook vergoed moeten worden. Vaststaat dat [gedaagde] naar aanleiding van de terechte klachten van [eiser] heeft toegezegd om met een deskundige (van Sigma) langs te komen maar dat steeds niet is gebeurd, zodat [eiser] naar het oordeel van de rechtbank recht en belang had om Exact in te schakelen. Dat het daaropvolgende onderzoek vervolgens niet in het bijzijn van [gedaagde] heeft plaatsgevonden doet geen afbreuk aan dat belang. Aangezien de deskundigenkosten naar het oordeel van de rechtbank voldoende zijn onderbouwd en niet onredelijk voorkomen, zullen deze worden toegewezen.
4.18.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vordering van [eiser] zal worden toegewezen tot een bedrag van
€ 5.253,50aan herstelkosten en
€ 2.814,40aan kosten deskundigenonderzoek. Tegen de gevorderde wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW heeft [gedaagde] geen gemotiveerd verweer gevoerd zodat deze voor toewijzing gereed ligt.
Incassokosten
4.19.
[eiser] heeft tevens vergoeding gevorderd van de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van een bedrag van € 925,98, vermeerderd met wettelijke rente. Anders dan [gedaagde] heeft betoogd, heeft [eiser] voldoende gesteld en onderbouwd dat er buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden toegewezen conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten aan de hand van de toe te wijzen lagere hoofdsom. Aldus zal een bedrag van
€ 778,40worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.
4.20.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 108,60
- griffierecht € 937,00
- salaris advocaat € 1.434,00punt x tarief € 478,00)
Totaal € 2.479,6‬0
Omdat een groot deel van de vordering is afgewezen, worden de proceskosten begroot op basis van het liquidatietarief dat past bij het toegewezen bedrag. Alleen aan de dagvaarding, conclusie van repliek en de eerste mondelinge behandeling worden punten toegekend; de akten zijn zonder bijzondere inhoud en de tweede mondelinge behandeling had enkel tot doel om een minnelijke regeling te beproeven.
4.21.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld. De wettelijke rente over de proceskosten en nakosten zal als onweersproken worden toegewezen op eveneens na te melden wijze.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van
€ 5.253,50 inclusief btw aan herstelkosten, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 15 maart 2019 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van
€ 2.814,40 aan deskundigenkosten, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 20 juni 2018 tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van
€ 778,40 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de dag der dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 2.479,6‬0 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de achtste dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van 't Nedereind en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2022.