ECLI:NL:RBZWB:2022:7849

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
AWB- 22_4078
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure betreffende Catshuisregeling

In deze zaak heeft verzoekster, een inwoner van [plaatsnaam], beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de Belastingdienst/Toeslagen. Dit beroep was gericht tegen een bezwaar dat verzoekster had ingediend op 16 januari 2022 tegen een eerder besluit van 20 december 2021, waarin de Belastingdienst weigerde om verzoekster een forfaitair bedrag van € 30.000,00 te betalen in het kader van de Catshuisregeling. Op 30 september 2022 heeft de Belastingdienst aan verzoekster meegedeeld dat zij het bedrag van € 30.000,00 alsnog zou ontvangen. Hierop heeft verzoekster haar beroep ingetrokken, maar verzocht om een proceskostenveroordeling.

De rechtbank heeft de Belastingdienst in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek tot proceskostenvergoeding. De Belastingdienst heeft verzocht om de hoogte van de proceskostenveroordeling vast te stellen conform het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), met een wegingsfactor van 0,5. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling.

De rechtbank overweegt dat, aangezien de Belastingdienst tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster, er aanleiding is om de Belastingdienst te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft het gewicht van de zaak als licht aangemerkt, wat in lijn is met de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep. De kosten voor de rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 379,50. Daarnaast is de Belastingdienst verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. De rechtbank heeft de Belastingdienst veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4078

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 december 2022 in de zaak tussen

[naam verzoekster] , uit [plaatsnaam] , verzoekster

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft bij brief van 22 augustus 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder op haar bezwaar van 16 januari 2022 gericht tegen het primaire besluit van 20 december 2021 betreffende de weigering om aan verzoekster het forfaitaire bedrag van € 30.000,00 aan compensatie in het kader van de zogenoemde Catshuisregeling te betalen.
Bij besluit van 30 september 2022 heeft verweerder aan verzoekster meegedeeld dat zij
€ 30.000,00 krijgt.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft de rechtbank verzocht om de hoogte van de proceskostenveroordeling conform het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) vast te stellen, rekening houdend met een wegingsfactor van 0,5.

Overwegingen

De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Bpb. Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder tegemoet gekomen aan het beroep van verzoekster. Hierin ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Daarbij merkt de rechtbank het gewicht van de onderhavige zaak aan als licht, gelet op de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep, waarin is overwogen dat geschillen met betrekking tot het uitblijven van een besluit als licht moeten worden beschouwd. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 379,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- met een wegingsfactor 0,5).
De rechtbank wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. Verzoekster zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 379,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van C.A.F. Kalb, griffier, op 19 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.