ECLI:NL:RBZWB:2022:7849
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure betreffende Catshuisregeling
In deze zaak heeft verzoekster, een inwoner van [plaatsnaam], beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de Belastingdienst/Toeslagen. Dit beroep was gericht tegen een bezwaar dat verzoekster had ingediend op 16 januari 2022 tegen een eerder besluit van 20 december 2021, waarin de Belastingdienst weigerde om verzoekster een forfaitair bedrag van € 30.000,00 te betalen in het kader van de Catshuisregeling. Op 30 september 2022 heeft de Belastingdienst aan verzoekster meegedeeld dat zij het bedrag van € 30.000,00 alsnog zou ontvangen. Hierop heeft verzoekster haar beroep ingetrokken, maar verzocht om een proceskostenveroordeling.
De rechtbank heeft de Belastingdienst in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek tot proceskostenvergoeding. De Belastingdienst heeft verzocht om de hoogte van de proceskostenveroordeling vast te stellen conform het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), met een wegingsfactor van 0,5. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De rechtbank overweegt dat, aangezien de Belastingdienst tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster, er aanleiding is om de Belastingdienst te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft het gewicht van de zaak als licht aangemerkt, wat in lijn is met de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep. De kosten voor de rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 379,50. Daarnaast is de Belastingdienst verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. De rechtbank heeft de Belastingdienst veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan verzoekster.