ECLI:NL:RBZWB:2022:7850

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
9847352 CV EXPL 22-1366 E
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van coachingsovereenkomst na opzegging door gedaagde

In deze zaak vordert MeerMKB B.V. betaling van € 2.470,00 van [gedaagde] B.V. wegens een coachingsovereenkomst die volgens MeerMKB niet rechtsgeldig is opgezegd. De overeenkomst, die op 24 januari 2020 tot stand kwam, omvatte zes coachingsessies. Na de eerste sessie, die op 19 februari 2020 plaatsvond, heeft [gedaagde] B.V. een factuur ontvangen die niet is betaald. MeerMKB B.V. stelt dat de overeenkomst niet is beëindigd en dat [gedaagde] B.V. het volledige bedrag verschuldigd is. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen geprobeerd tot een minnelijke regeling te komen, maar dit is niet gelukt.

De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] B.V. onvoldoende heeft aangetoond dat de overeenkomst rechtsgeldig is opgezegd. De e-mail van 14 maart 2022 biedt geen bewijs voor een opzegging. Aangezien de eerste sessie heeft plaatsgevonden, is [gedaagde] B.V. het volledige bedrag van de zes sessies verschuldigd. De kantonrechter wijst de vordering van MeerMKB B.V. toe, inclusief de btw en wettelijke rente vanaf de vervaldatum van de factuur. Ook de buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen, maar de gevorderde btw over deze kosten wordt afgewezen omdat MeerMKB B.V. niet voldoende heeft aangetoond dat zij geen btw-plichtige ondernemer is.

De proceskosten worden aan de zijde van MeerMKB B.V. vastgesteld op € 847,41, en [gedaagde] B.V. wordt veroordeeld in deze kosten. Het vonnis is uitgesproken op 7 december 2022 door mr. Dijkman.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 9847352 \ CV EXPL 22-1366
Vonnis van 7 december 2022
in de zaak van
MEERMKB B.V.,
te Hoofddorp,
eisende partij,
hierna te noemen: MeerMKB B.V.,
gemachtigde: mr. A.M. Buitenhuis,
tegen
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] B.V.,
gemachtigde: Stichting Achmea Rechtsbijstand.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 15 juni 2022 met de daarin genoemde processtukken;
- de aantekeningen van de griffier met betrekking tot de mondelinge behandeling van
19 oktober 2022.
1.2
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen verzocht om de zaak aan te houden, teneinde gezamenlijk tot een minnelijke regeling te komen, maar deze is – uiteindelijk – niet bereikt.
1.3
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
Tussen MeerMKB B.V. en [gedaagde] B.V. is op 24 januari 2020 een coaching overeenkomst tot stand gekomen. De opdracht bestond uit een coachbundel van zes sessies voor een bedrag van € 2.470,00. [naam] (hierna te noemen: [naam] ) is als coach ingehuurd door MeerMKB B.V. om de sessies te verzorgen.
2.2
In de overeenkomst staat vermeld: “
Het totaal bedrag van de gecontracteerde sessies zal na de eerste sessie volledig worden geïncasseerd”. Tussen MeerMKB B.V. en [gedaagde] B.V. is overeengekomen dat de zes sessies in twee termijnen gefactureerd zouden worden.
2.3
Op 19 februari 2020 heeft er een sessie plaatsgevonden tussen [naam] en [gedaagde] B.V.
2.4
MeerMKB B.V. heeft op 23 april 2020 een factuur van € 1.395,08 (exclusief btw) aan [gedaagde] B.V. gezonden. Dit bedrag is door [gedaagde] B.V. betaald, waarna het bedrag is gestorneerd. MeerMKB B.V. heeft de factuur gecrediteerd en een nota gestuurd voor twee sessies. Die factuur is evenmin betaald, waarna MeerMKB B.V. op 7 januari 2022 een factuur ten bedrage van € 2.470,00 heeft gestuurd voor de coachbundel van zes sessies.
2.5
[gedaagde] B.V. heeft op 14 maart 2022 een e-mailbericht aan MeerMKB B.V. verzonden waarin onder meer staat vermeld: “
In deze tijd al aangegeven bij de heer van Meer MKB wat er aan het gebeuren was en dat ik alles even op wilde schuiven”.
2.6
De factuur van 7 januari 2022 is onbetaald gebleven.

3.Het geschil

3.1
MeerMKB B.V. vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] B.V. te veroordelen tot betaling van € 2.470,00, vermeerderd met de btw en de wettelijke rente. Ook vordert MeerMBK B.V. de buitengerechtelijke incassokosten en veroordeling van MeerMKB B.V. in de kosten van deze procedure.
3.2
MeerMKB B.V. legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] B.V. toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiend uit de overeenkomst van opdracht. MeerMKB B.V. stelt in dat verband dat [gedaagde] B.V. de factuur ten bedrage van € 2.470,00 ten onrechte onbetaald heeft gelaten. Er heeft een eerste coachingsessie plaatsgevonden en tijdens die sessie is een afspraak gemaakt voor een vervolgsessie. Die vervolgsessie is door [gedaagde] B.V. verzet, waarna die afspraak vervolgens door [naam] is geannuleerd. Zowel [naam] als MeerMKB B.V. hebben getracht (nieuwe) afspraken met [gedaagde] B.V. te maken. Nu dit niet heeft geleid tot nieuwe afspraken, heeft MeerMKB B.V. de resterende vijf sessies in rekening gebracht, zoals in de overeenkomst en haar algemene voorwaarden is bepaald. MeerMKB B.V. betwist dat de overeenkomst door opzegging van [gedaagde] B.V. is geëindigd.
3.3
[gedaagde] B.V. voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid, dan wel tot afwijzing van de vordering van MeerMKB B.V., met veroordeling van MeerMKB B.V. in de kosten van deze procedure.
3.4
[gedaagde] B.V. voert aan dat hij na de eerste sessie de overeenkomst in april 2020 per
e-mailbericht de coachingsovereenkomst heeft opgezegd. Zij is hiertoe bevoegd op grond van artikel 7:408 lid 1 BW. Omdat de opdracht voortijdig is geëindigd, is [gedaagde] B.V. in beginsel ingevolge artikel 7:411 BW een naar redelijkheid vast te stellen loon voor de verrichte werkzaamheden verschuldigd. Echter, nu [gedaagde] B.V. één sessie heeft gevolgd en dit slechts een intakegesprek betrof waar [gedaagde] B.V. zelf de nodige opdrachten voor moest maken, heeft MeerMKB B.V. geen voordeel gehad, zodat [gedaagde] B.V. geen loon verschuldigd is. Voor zover wordt geoordeeld dat zij wel enige kosten is verschuldigd, verzoekt [gedaagde] B.V. de in rekening gebrachte reiskosten te verlagen.
3.5
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
De kantonrechter oordeelt als volgt. Hoewel [gedaagde] B.V. zich op het standpunt stelt dat zij in april 2020 per e-mailbericht de overeenkomst van opdracht heeft opgezegd is hier niet van gebleken. Ook uit het e-mailbericht van 14 maart 2022 volgt niet dat er door [gedaagde] B.V. is opgezegd, nu zij daarin slechts vermeldt dat zij ‘
even alles wilde opschuiven’, hetgeen niet als een rechtsgeldige opzegging kan worden gekwalificeerd. Evenmin is anderszins gebleken dat [gedaagde] B.V. de overeenkomst van opdracht heeft opgezegd. Het verweer van [gedaagde] B.V. dat zij de overeenkomst heeft opgezegd zal als onvoldoende onderbouwd worden gepasseerd.
4.2
Nu niet vast is komen te staan dat de opdracht voortijdig is geëindigd door opzegging van de overeenkomst door [gedaagde] B.V. kan geen sprake zijn van een naar redelijkheid vast te stellen loon voor de verrichte werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 7:411 BW. Gelet hierop komt de kantonrechter niet toe aan de andere verweren van [gedaagde] B.V. die daar betrekking op hebben.
4.3
Het voorgaande betekent dat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. Nu de eerste sessie heeft plaatsgevonden is [gedaagde] B.V. ingevolge de overeenkomst het volledige bedrag van de zes sessies verschuldigd. Aan het verzoek van [gedaagde] B.V. om de in rekening gebrachte reiskosten te verlagen zal voorbij worden gegaan, nu niet is gebleken dat deze kosten worden gevorderd. Dit betekent dat de vordering van MeerMKB B.V. zal worden toegewezen. Dit heeft ook te gelden voor de gevorderde btw van € 518,70 over de hoofdsom. De gevorderde wettelijke rente zal vanaf de vervaldatum van de factuur van 7 januari 2022 (door MeerMKB B.V. abusievelijk de factuur van 1 februari 2022 genoemd), zijnde 17 januari 2022, tot aan de dag der algehele voldoening worden toegewezen.
4.4
MeerMKB B.V. vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 370,50
.De kantonrechter stelt vast dat MeerMKB B.V. voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. MeerMKB B.V. heeft het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met btw. De gevorderde btw is pas toewijsbaar, als de eisende partij heeft gesteld, dat zij geen ondernemer is in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 of dat zij als ondernemer een vrijgestelde prestatie verricht waarop de vordering betrekking heeft. MeerMKB B.V. heeft dat niet (voldoende) gesteld, terwijl uit de facturen volgt dat zij een btw-nummer heeft en aldus btw-plichtig is. Bovendien berekent zij ook in haar facturen btw over de hoofdsom. De gevorderde btw over de buitengerechtelijke kosten wordt dan ook afgewezen.
4.5
[gedaagde] B.V. is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van MeerMKB B.V. als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
108,41
- griffierecht
365,00
- salaris gemachtigde
374,00
(2,00 punten × € 187,00)
Totaal
847,41

5.De beslissing

De kantonrechter
veroordeelt [gedaagde] B.V. om aan MeerMKB B.V. te betalen een bedrag van € 2.470,00, te vermeerderen met een bedrag van € 518,70 aan btw, alsmede de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het bedrag van € 2.470,00, met ingang van 17 januari 2022, tot de dag van volledige betaling,
veroordeelt W.A.M. [gedaagde] om aan MeerMKB B.V. te betalen een bedrag van € 370,50 aan buitengerechtelijke incassokosten,
veroordeelt [gedaagde] B.V. in de proceskosten, aan de zijde van MeerMKB B.V. tot dit vonnis vastgesteld op € 847,41,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Dijkman en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2022.