ECLI:NL:RBZWB:2022:7854

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
9952266_E16112022
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling uit koopovereenkomst met internationale aspecten en bewijs van levering

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft eiseres, gevestigd in Zwitserland, een vordering ingesteld tegen gedaagde, woonachtig in Nederland, tot betaling van een bedrag van € 399,53, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering is gebaseerd op een koopovereenkomst die gedaagde zou hebben gesloten met Zalando SE. Eiseres stelt dat de goederen op 11 november 2021 zijn verzonden en dat de factuur van € 346,46 onbetaald is gebleven. Gedaagde betwist de totstandkoming van de overeenkomst en de ontvangst van de goederen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat het geschil een internationaal karakter heeft, waardoor de Nederlandse rechter bevoegd is. De kantonrechter heeft ook overwogen dat, nu gedaagde de totstandkoming van de overeenkomst betwist, de algemene voorwaarden van Zalando SE niet zonder meer van toepassing zijn. De kantonrechter heeft Nederlands recht toegepast, aangezien gedaagde als consument wordt beschouwd.

Eiseres heeft bewijsstukken overgelegd, waaronder een besteloverzicht en verzendbewijs, waaruit blijkt dat de goederen zijn geleverd. De kantonrechter oordeelt dat eiseres voldoende bewijs heeft geleverd dat de goederen zijn ontvangen door gedaagde. Gedaagde heeft geen overtuigend verweer kunnen voeren en heeft ook geen actie ondernomen om de vermeende onterecht ontvangen goederen te betwisten.

De kantonrechter heeft de vordering van eiseres toegewezen, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde is veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 385,22. Het vonnis is uitgesproken op 16 november 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaak/rolnr.: 9952266 CV EXPL 22-1951
vonnis d.d. 16 november 2022
inzake
[eiseres],
gevestigd en kantoorhoudende te [plaats] ,
eiseres,
gemachtigde: Deurwaarderskantoor Van Lith B.V. te Eindhoven.
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonadres] ,
gedaagde,
procederend in persoon.

1.Het verloop van het geding

1.1
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. de dagvaarding van 3 juni 2022 met producties;
b. de conclusie van antwoord;
c. de conclusie van repliek met producties;
d. de conclusie van dupliek.
1.2
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1
Eiseres (verder te noemen [eiseres] ) vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde (verder te noemen [gedaagde] ) te veroordelen tot betaling van € 399,53, vermeerderd met de wettelijke rente over € 346,56 vanaf 3 juni 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.2
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vordering.

3.De beoordeling

3.1
Omdat [eiseres] gevestigd is in Zwitserland en [gedaagde] in Nederland woonachtig is, heeft dit geschil een internationaal karakter. Dat betekent dat de kantonrechter ambtshalve de vraag dient te beantwoorden of de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. De kantonrechter beantwoordt die vraag bevestigend en wel op grond van artikel 16 lid 2 van het Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, PbEU 2007, L 339/3, omdat gedaagde (verder te noemen [gedaagde] ) woonplaats heeft in Nederland.
3.2
Ten aanzien van het toepasselijk recht overweegt de kantonrechter dat de Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (hierna: Rome I). Rome I gaat er in beginsel van uit van dat partijen een rechtskeuze hebben gemaakt. Nu [gedaagde] de totstandkoming van de overeenkomst met Zalando SE betwist, zijn daarmee dus ook niet zonder meer de algemene voorwaarden van Zalando SE van toepassing, zodat de kantonrechter bij gebreke van een rechtskeuze op grond van artikel 6 Rome I Nederlands recht zal toepassen als het recht van de woonplaats van de consument ( [gedaagde] ).
3.3
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] als consument met Zalando SE een koopovereenkomst heeft gesloten door een bestelling te plaatsen op de website van Zalando SE. Uit hoofde daarvan heeft Zalando SE aan [gedaagde] op 11 november 2021 de goederen aan haar gezonden. De facturen van in totaal € 346,46 zijn, ondanks aanmaningen daartoe, onbetaald gebleven. [eiseres] stelt dat de vordering aan haar is gecedeerd, zodat zij gerechtigd is om deze te innen.
3.4
[gedaagde] voert als verweer dat zij betwist dat zij de goederen heeft besteld en dat zij de goederen heeft ontvangen.
3.5
De kantonrechter overweegt als volgt. Een overeenkomst komt ex artikel 6:217 BW tot stand door een aanbod en de aanvaarding van dat aanbod. Het is hierbij (volgens artikel 150 Rv) aan [eiseres] om voldoende te stellen – en zo nodig te bewijzen – dat sprake is van een overeenkomst.
3.6
[eiseres] stelt in dit kader dat [gedaagde] via een account online een bestelling heeft geplaatst op 11 november 2021 en zij heeft bij repliek gesteld dat [gedaagde] diverse gegevens heeft ingevuld, waaronder haar naam, adres en [e-mailadres] . [eiseres] legt ter onderbouwing van haar stellingen een besteloverzicht over en de factuur die naar voornoemd e-mailadres is verzonden, alsmede bewijsstukken ter zake de verzending via Budbee. Onweersproken is gebleven dat het ingevulde adres overeen komt met het adres waar [gedaagde] volgens het BRP sinds 2 oktober 2020 op staat ingeschreven. [gedaagde] geeft aan dat zij geen bestelling bij Zalando SE heeft geplaatst en dat zij de gegevens niet heeft ingevuld.
3.7
[eiseres] heeft onweersproken toegelicht op welke wijze Zalando het betreffende pakket aan [gedaagde] heeft verzonden. Zij stelt dat gebruik is gemaakt van de service van Budbee en dat de drie bestellingen middels één bezorging zijn geleverd aan het opgegeven factuuradres. Budbee werkt met een systeem waarbij de ontvanger via het aangeleverde e-mailadres een code ontvangt welke hij aan de bezorger moet doorgeven, aldus [eiseres] .
3.8
[eiseres] heeft als productie 6 bij de conclusie van repliek het verzendbewijs in het geding gebracht. Hieruit kan worden afgeleid dat er door de ontvanger op 10 november 2021 is gekozen voor persoonlijke bezorging. Op 12 november om 9.06 uur is door Budbee een nieuw bezorgtijdstip 12 november 2021 van 17.00 uur tot 20.00 uur doorgegeven, waarna op dezelfde dag om 18.11 uur de goederen zijn bezorgd. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiseres] , gelet op de gegeven toelichting en het besteloverzicht, voldoende gesteld en onderbouwd dat de goederen door [gedaagde] zijn ontvangen. Het besteloverzicht geeft immers aan dat door degene die heeft besteld gekozen is voor persoonlijke bezorging en dat de goederen ook op het opgegeven adres zijn bezorgd. Hiermee zijn voldoende aanwijzingen gegeven dat de goederen feitelijk zijn geleverd aan het adres van [gedaagde] . De enkele stelling van [gedaagde] dat het kan zijn dat degene die de goederen heeft besteld de goederen vóór de deur van [gedaagde] in ontvangst heeft genomen zonder dat zij het heeft gemerkt, acht de kantonrechter onvoldoende, gezien de onweersproken gebleven stellingen ten aanzien van de bezorging door Budbee.
3.9
Verder is vast komen te staan dat [gedaagde] de factuur heeft ontvangen en dat zij diverse malen is aangeschreven en is gesommeerd tot betaling daarvan, maar dat zij daarop nooit heeft gereageerd. Bij repliek stelt zij weliswaar dat ze denkt wel contact te hebben opgenomen met Zalando SE maar dat zij dat niet met zekerheid durft te zeggen. De kantonrechter acht dit onvoldoende. Indien daadwerkelijk geen bestelling was geplaatst op de website van Zalando SE, had van [gedaagde] mogen worden verwacht dat zij wel bij Zalando SE, dan wel in een later stadium bij [eiseres] , had gerappelleerd omdat zij de factuur niet verschuldigd is.
3.1
Op grond van het voorgaande is voldoende komen vast te staan dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen en dat de goederen zijn geleverd, zodat [gedaagde] gehouden is de gevorderde hoofdsom te betalen.
3.11
De wettelijke rente zal als onvoldoende betwist worden toegewezen.
3.12
[eiseres] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
3.13
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op € 385,22, bestaande uit € 107,22 aan dagvaardingskosten, € 128,00 aan griffierechten en € 150,00 aan salaris voor de gemachtigde van [eiseres] .

3.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 399,53 vermeerderd met de wettelijke rente over € 346,46 vanaf 3 juni 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 385,22, daarin begrepen een bedrag van € 150,00 als salaris voor de gemachtigde van [eiseres] ;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ebben, en in het openbaar uitgesproken op
16 november 2022.