ECLI:NL:RBZWB:2022:7862
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak over WGA-loonaanvullingsuitkering en IVA-uitkering
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 december 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een verzoekster en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De zaak betreft een geschil over de toekenning van een WGA-loonaanvullingsuitkering en de wijziging van de ingangsdatum van een IVA-uitkering. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 7 juni 2021, waarin werd medegedeeld dat haar (ex-)werknemer recht had op een WGA-uitkering. In een later besluit van 31 maart 2022 werd dit bezwaar gegrond verklaard, maar de ingangsdatum van de IVA-uitkering werd gewijzigd naar 1 februari 2020. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld, maar trok dit beroep in nadat verweerder het bestreden besluit had ingetrokken en de ingangsdatum had aangepast. Verzoekster verzocht de rechtbank om een proceskostenveroordeling, waarop de rechtbank op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht zonder zitting uitspraak deed. De rechtbank oordeelde dat verweerder tegemoet was gekomen aan het beroep van verzoekster en kende de proceskosten toe, vastgesteld op € 759,-. Tevens werd verweerder verplicht het griffierecht van € 365,- te vergoeden aan verzoekster. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet.