ECLI:NL:RBZWB:2022:7873
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid beroep tegen niet tijdig beslissen en dwangsom bij naheffingsaanslag parkeerbelasting
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de invorderingsambtenaar van de gemeente Tilburg. De belanghebbende had op 14 februari 2022 een naheffingsaanslag parkeerbelasting ontvangen, waartegen hij bezwaar maakte. Na een aanmaning tot betaling op 18 maart 2022, diende de belanghebbende op 28 maart 2022 bezwaar in tegen de aanmaningskosten. De invorderingsambtenaar heeft echter te laat beslist op het bezwaar, wat leidde tot een beroep van de belanghebbende op 22 augustus 2022 wegens het niet tijdig beslissen.
De rechtbank oordeelde dat, omdat de heffingsambtenaar inmiddels uitspraak op bezwaar had gedaan, er geen belang meer was bij het beroep tegen het niet-tijdig beslissen. Dit deel van het beroep werd dan ook kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank concludeerde echter dat de invorderingsambtenaar een dwangsom van € 567 verschuldigd was, omdat hij te laat had beslist op het bezwaar van de belanghebbende. De rechtbank oordeelde dat de aanmaningskosten ten onrechte in rekening waren gebracht, omdat de invorderingsambtenaar niet had aangetoond dat de naheffingsaanslag was verzonden.
De rechtbank vernietigde de uitspraak op bezwaar, vernietigde de in rekening gebrachte aanmaningskosten, en stelde vast dat de invorderingsambtenaar de proceskosten van de belanghebbende moest vergoeden tot een bedrag van € 1.297. Tevens werd de invorderingsambtenaar opgedragen het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 50 te vergoeden. De wettelijke rente over de dwangsom en de proceskostenvergoeding zou gaan lopen indien deze niet tijdig werden vergoed.