ECLI:NL:RBZWB:2022:7893

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
23 december 2022
Zaaknummer
AWB- 21_1962
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en recht op WIA-uitkering na medische evaluatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het UWV over de toekenning van een WIA-uitkering. Eiser, die zich op 24 september 2018 ziekmeldde, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, maar het UWV weigerde deze op basis van de conclusie dat hij per 21 september 2020 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiser was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 29 november 2022, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, maar het UWV niet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige van het UWV de medische situatie van eiser adequaat hebben beoordeeld en dat de beperkingen correct zijn vastgesteld. Eiser voerde aan dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn fysieke en cognitieve beperkingen, maar de rechtbank oordeelde dat de arts bezwaar en beroep voldoende had onderbouwd waarom de FML (functionele mogelijkhedenlijst) van 8 juni 2022 correct was. De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had besloten dat eiser niet in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering, omdat hij niet voldeed aan de criteria voor arbeidsongeschiktheid. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, maar heeft het UWV wel veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 1.518,-. Tevens moet het UWV het griffierecht van € 49,- aan eiser vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1962

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. R.A. Remport Urban),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV.

Procesverloop

Met het besluit van 17 augustus 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV geweigerd om eiser met ingang van 21 september 2020 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen, omdat hij per die datum voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Met het besluit van 22 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 29 november 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de bewindvoerder van eiser. UWV heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser werkte via een uitzendbureau als afwerker stelkozijnen voor gemiddeld 33,08 uur per week. Hij heeft zich op 24 september 2018 ziekgemeld wegens fysieke klachten. Per dezelfde datum is zijn dienstverband verbroken en heeft het UWV hem ziekengeld op grond van de Ziektewet toegekend. In het kader van de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling heeft het UWV in 2019 een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht. Op grond van de resultaten van dit onderzoek is het ziekengeld voortgezet.
2. Op 17 juni 2020 heeft eiser een aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA ingediend. Naar aanleiding hiervan heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht.
3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiser telefonisch gesproken en aan de hand van alle beschikbare medische gegevens beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn op 21 september 2020. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst van 4 augustus 2020 (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat eiser niet geschikt is voor zijn eigen werk als afwerker stelkozijnen, maar dat er drie functies zijn die eiser, met zijn beperkingen, nog wel zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser met de middelste van deze drie functies 72,32% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 27,68%. Dit betekent dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is, waardoor hij volgens het UWV geen recht heeft op een WIA-uitkering.
4. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Een arts bezwaar en beroep [1] en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. Volgens de arts bezwaar en beroep zijn de beperkingen door de verzekeringsarts juist vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep komt tot de conclusie dat de bevindingen en conclusies van de arbeidsdeskundige kunnen worden gevolgd. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat vindt eiser

5. Eiser is het niet eens met het UWV. Eiser voert aan dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn beperkingen. Hij heeft beperkingen aan zijn knieën en heupen, cognitieve beperkingen en hij is onder behandeling van specialisten, waaronder de cardioloog. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn standpunt een rapport van [naam bedrijf] van 9 april 2014 overlegd. Volgens eiser dient het UWV een nieuw verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek te verrichten. Tot slot stelt eiser volledig arbeidsongeschikt te zijn en de geduide functies niet te kunnen uitvoeren.

Waarover gaat het in deze zaak

6. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser op 21 september 2020 voor 27,68% arbeidsongeschikt is en dat hij daarom geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 21 september 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat vindt de rechtbank

7. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 21 september 2020 voor 27,68% arbeidsongeschikt is en dat hij daarom geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
8. Voordat de rechtbank zich inhoudelijk over de zaak zal uitlaten, wordt het volgende overwogen. Naar aanleiding van het door eiser in beroep overgelegde rapport van [naam bedrijf] van 9 april 2014 heeft de arts bezwaar en beroep de FML aangepast. Beperkingen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren zijn toegevoegd. Deze gewijzigde FML van 8 juni 2022 is vervolgens voorgelegd aan de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, die aan de hand van deze FML nader onderzoek heeft verricht. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep blijft de conclusie dat het eigen werk van eiser (afwerker stelkozijnen) voor hem ongeschikt is in stand. De (als derde geselecteerde) functie medewerker handsolderen vervalt, omdat deze ten onrechte was ondergebracht binnen sbc-code 267051. Deze functie hoort thuis binnen sbc-code 111180, maar omdat uit deze sbc-code al een functie aan de schatting ten grondslag was gelegd, dient de functie van medewerker handsolderen te vervallen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in de plaats daarvan als derde functie geselecteerd de functie van wikkelaar(ster) transformatoren (sbc-code 267053). Dit verandert echter niets aan het vastgestelde arbeidsongeschiktheidspercentage.
9. Omdat de arts bezwaar en beroep tijdens de beroepsprocedure verdere beperkingen heeft aangenomen in de FML van 8 juni 2022 en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep een nieuwe functie heeft geduid kleeft er aan de besluitvorming in bezwaar een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek. Het UWV heeft het gebrek met het rapport van de arts bezwaar en beroep van 8 juni 2022 en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 13 juni 2022 naar het oordeel van de rechtbank hersteld. De rechtbank zal dit laatste hieronder nader uitleggen. Niet is gebleken dat eiser door het gebrek in het bestreden besluit is benadeeld, omdat het arbeidsongeschiktheidspercentage hetzelfde blijft en eiser in de gelegenheid is gesteld om aanvullende gronden in te dienen. Dit maakt dat de rechtbank het gebrek in het bestreden besluit met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) passeert.
Medische grondslag
Het onderzoek
10. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek – nadat het gebrek is hersteld – zorgvuldig is verricht. Alle door eiser naar voren gebrachte klachten, te weten zijn fysieke klachten en cognitieve klachten, zijn op een zorgvuldige en duidelijke manier betrokken bij de medische beoordeling. Dat geldt ook voor de in het dossier aanwezige informatie van de behandelende sector en de (medische) informatie verkregen tijdens het telefonisch spreekuur. Er is geen reden om aan te nemen dat de arts bezwaar en beroep nog aspecten van de medische situatie van eiser heeft gemist. Eiser heeft naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat de medische feiten niet juist zouden zijn vastgesteld. Zijn stelling dat er een verkeerde beeldvorming bestaat bij het UWV, omdat de conclusie is dat hij kan werken en dat kan hij evident niet, kan dan ook niet gevolgd worden. Eiser wordt dan ook niet gevolgd in zijn claim dat er een nieuw verzekeringsgeneeskundig onderzoek moet plaatsvinden.
11. Namens eiser heeft de bewindvoerder tijdens de behandeling van het beroep ter zitting voor het eerst kenbaar gemaakt dat er ten onrechte geen fysiek (lichamelijk) onderzoek is verricht door de arts bezwaar en beroep. Dit was ook niet gedaan door de verzekeringsarts. Er zou hierdoor namelijk een verkeerde beeldvorming zijn ontstaan.
12. Voor zover eiser met deze stelling doelt op de vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep [2] , is de rechtbank van oordeel dat het inbrengen van een dergelijke verstrekkende nieuwe beroepsgrond voor het eerst tijdens de zitting in strijd is met de goede procesorde. Eiser heeft bij brief van 3 mei 2021 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De jurisprudentie waar eiser op doelt, dateert van juni 2021. Er is hierna meer dan een jaar verstreken zonder dat eiser deze beroepsgrond naar voren heeft gebracht. De rechtbank betrekt bij dit oordeel ook dat het UWV door deze handelswijze niet heeft kunnen reageren op deze stelling van eiser. De rechtbank onthoudt zich dan ook van een oordeel over deze beroepsgrond.
De beoordeling van de belastbaarheid
13. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat de klachten van eiser gezien de medische situatie plausibel en consistent zijn. Er is door de curatieve sector een afwijking geconstateerd en daarvoor is behandeling ingezet. Bij het huidig telefonisch spreekuur worden ook klachten/ervaren belemmeringen gevonden die passen bij de medische situatie. Daarbij wordt uitgegaan van een zekere kwetsbaarheid. Eiser is aangewezen op werk dat niet te zwaar belastend is. In de FML van 4 augustus 2020 heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor het sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen.
14
.De arts bezwaar en beroep heeft in zijn rapporten uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiser grotendeels in stand kan blijven. Wel was er aanleiding om deze op grond van de gegevens van [naam bedrijf] nader aan te scherpen op items in de rubriek zelfstandig functioneren. Eiser is aanvullend beperkt als het gaat om deadlines/productie-pieken, hoog handelingstempo, terugvallen op collega’s en leiding geven (FML van 8 juni 2022).
15. Eiser voert allereerst aan dat hij volledig arbeidsongeschikt is. De rechtbank volgt eiser niet in deze stelling. De (verzekerings)artsen hebben in hun rapporten deugdelijk en begrijpelijk uitgelegd dat eiser niet voldoet aan de criteria daarvoor, zoals genoemd in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit). Ter zitting heeft eiser naar voren gebracht dat hij ADL afhankelijk is (hij heeft anderhalf uur per week huishoudelijke hulp maar doet wel wat kleine dingen zelf, hij gebruikt een scootmobiel en rollator en hij heeft zijn vrijwilligerswerk gestopt) maar de rechtbank kan dat niet volgen. Ten eerste niet omdat uit de toelichting van eiser ter zitting onvoldoende volgt dat hij ADL afhankelijk is, ten tweede niet omdat – zo de rechtbank eiser begrepen heeft – dit ziet op zijn situatie nadat hij kampte met hartfalen. Vast staat dat dit hartfalen is opgetreden na de beoordelingsdatum in dit geding en dat het UWV in verband hiermee eisers mate van arbeidsongeschiktheid opnieuw gaat beoordelen. Eiser heeft het standpunt van het UWV dat hij ook niet voldoet aan de overige criteria uit het Schattingsbesluit niet gemotiveerd betwist. Er is terecht een FML opgesteld.
16. Eiser voert verder aan dat het UWV onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn fysieke en cognitieve beperkingen. Ter zitting heeft eiser gewezen op zijn knie-, elleboog-, en heupklachten en de belemmeringen die hij daardoor ondervindt. De rechtbank vindt dat de arts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom de beschikbare medische gegevens en de in beroep overgelegde stukken niet tot meer beperkingen leidt, dan wat al is aangenomen in de FML van 8 juni 2022. De rechtbank ziet geen aanleiding hem hierin niet te volgen. Dat eiser onder behandeling is van specialisten, waaronder de cardioloog, geeft op zichzelf onvoldoende reden om de arts bezwaar en beroep niet te volgen, omdat dat niets zegt over de vraag of het UWV uitgegaan is van onjuiste/onvolledige medische feiten bij de vertaling van die feiten naar beperkingen in de FML; uit de rapporten blijkt genoegzaam dat de arts bezwaar en beroep eisers fysieke klachten en zijn cognitieve klachten voor zover geobjectiveerd heeft betrokken bij het vaststellen van de FML. Dat eiser thans forse cardiologische klachten heeft, heeft het UWV ook niet betwist, maar deze klachten zien op een datum ná 21 september 2020. Eiser heeft ook anderszins niet met (nieuwe) medische gegevens aannemelijk gemaakt dat bepaalde medische feiten onvoldoende vertaald zijn naar de FML. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiser klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiser zijn klachten zelf ervaart In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. De rechtbank komt tot de slotsom dat eisers beroepsgronden geen reden vormen om te oordelen dat voor hem meer beperkingen hadden moeten worden aangenomen dan zijn weergegeven in de FML van 8 juni 2022. Eiser moet op de datum in geding daarom in staat worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor hem vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 8 juni 2022.
Arbeidskundige grondslag
17. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op grond van de gewijzigde FML van 6 juni 2022 drie functies (beroepen/werkzaamheden) voorgehouden, waarvan twee functies al door de arbeidsdeskundige aan de schatting ten grondslag waren gelegd, die eiser met zijn medische beperkingen in theorie nog kan doen. Het gaat om:
- ( sbc-code 111160) stikster;
- ( sbc-code 111180) productiemedewerker;
- ( sbc-code 267053) wikkelaar(ster) transformatoren.
18. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 13 juni 2022 en de daarbij behorende resultaat functiebeoordeling voldoende uitgelegd waarom deze functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiser. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Zo heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de knelpunten beoordeeld en gemotiveerd dat de functies de mentale en fysieke belastbaarheid van eiser niet overschrijden. In de functies wordt weinig gelopen en er bestaat voldoende mogelijkheid tot het rustig lopen met de stok. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk.
19. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij de geduide functies niet kan uitvoeren. Deze stelling is in feite gericht tegen de door de arts bezwaar en beroep vastgestelde FML van 8 juni 2022, waarvan de rechtbank hiervoor al heeft geoordeeld dat er geen reden is om daaraan te twijfelen. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiser in staat is de functies te vervullen. Het is aan eiser om het arbeidskundig rapport gemotiveerd te betwisten. Dat heeft hij niet gedaan.
20. In de stelling van eiser dat hij (op arbeidskundige gronden) volledig arbeidsongeschikt geacht moet worden, omdat hij niet kan werken (en dus zo begrijpt de rechtbank) geen enkele functie kan uitoefenen, gaat de rechtbank niet mee. Zoals hiervoor is overwogen kan niet gezegd worden dat de geduide functies voor eiser gezien zijn beperkingen niet passend zijn. Dat betekent dat hij – anders dan hij stelt – wel in staat geacht kan worden om te werken.
21. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiser op 21 september 2020 met de middelste van de drie hiervoor genoemde functies 72,32% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als afwerker stelkozijnen, zodat eiser voor de overige 27,68% arbeidsongeschikt is. De rechtbank volgt eiser niet in zijn claim dat er een nieuw arbeidsdeskundig onderzoek moet plaatsvinden.

De conclusie van de rechtbank

22. Het UWV heeft terecht geweigerd om eiser per 21 september 2020 een WIA‑uitkering toe te kennen, omdat hij per die datum voor minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt geacht. Het beroep van eiser is ongegrond. Dat betekent dat hij geen gelijk krijgt. Maar in de toepassing van artikel 6:22 van de Awb wordt aanleiding gezien om het UWV in de proceskosten te veroordelen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en wegingsfactor 1). De rechtbank bepaalt tevens dat het UWV het griffierecht aan eiser moet vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • bepaalt dat het UWV aan eiser het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 49,- vergoedt;
  • veroordeelt het UWV in de door eiser gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan op 22 december 2022 door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. C. Deve, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Het sociaal medisch rapport van 2 maart 2021 is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts bezwaar en beroep.