ECLI:NL:RBZWB:2022:7915

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
23 december 2022
Zaaknummer
AWB- 21_1939
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaar door Werkplein Hart van West-Brabant

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 18 maart 2021, waarin Werkplein Hart van West-Brabant zijn bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiser had op 25 februari 2021 bezwaar gemaakt tegen een eerder besluit van Werkplein van 14 januari 2021. Werkplein attendeerde eiser bij aangetekende brief op 1 maart 2021 op de gebreken in zijn bezwaarschrift, waaronder het ontbreken van een handtekening en de onduidelijkheid over het besluit waartegen bezwaar werd gemaakt. Eiser kreeg de gelegenheid om deze gebreken te herstellen tot 15 maart 2021, maar reageerde niet op de brief van Werkplein.

De rechtbank merkte op dat eiser, ondanks meerdere rappellen, verzuimd heeft om het bestreden besluit over te leggen. Hierdoor ontbrak het Werkplein en de rechtbank aan aanknopingspunten om tot een inhoudelijke beoordeling te komen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, omdat eiser niet heeft voldaan aan de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en niet heeft aangetoond waar zijn bezwaar op gebaseerd was.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier, op 22 december 2022 en openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1939 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 december 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. R.A. Remport Urban),
en
Het dagelijks bestuur van Werkplein Hart van West-Brabant(Werkplein), verweerder.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank eisers beroep tegen het besluit van 18 maart 2021 (het bestreden besluit). In dat besluit heeft Werkplein zijn bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Werkplein heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 7 december 2022 op zitting behandeld. Hierbij was aanwezig [naam gemachtigde] als gemachtigde van Werkplein. Kort voor de zitting heeft de rechtbank per e-mail een bericht ontvangen van de gemachtigde van eiser, waarin zij onder meer zichzelf en eiser heeft afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiser heeft op 25 februari 2021 bezwaar gemaakt tegen een besluit van Werkplein van 14 januari 2021.
2. Bij aangetekende brief van 1 maart 2021 heeft Werkplein eiser er op geattendeerd dat zijn bezwaarschrift niet voldoet aan de vereisten als opgenomen in artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Er ontbreekt namelijk een handtekening en daarnaast blijkt uit het bezwaarschrift niet met welk besluit eiser het niet eens is en waarom hij het daar niet mee eens is. In artikel 6:6 van de Awb is bepaald dat het bezwaar niet-ontvankelijk kan worden verklaard indien niet is voldaan aan artikel 6:5 van de Awb, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn. Werkplein heeft eiser een hersteltermijn geboden tot 15 maart 2021, maar hij heeft niet op de brief van 1 maart 2021 gereageerd. Daarom heeft Werkplein het bezwaar van eiser bij het bestreden besluit terecht niet-ontvankelijk verklaard.
3. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat eiser ondanks meerdere rappellen verzuimd heeft het bestreden besluit over te leggen; de rechtbank heeft dat besluit uiteindelijk van Werkplein ontvangen. Evenmin heeft eiser het vermeende primaire besluit van 14 januari 2021 waar bezwaar tegen is gemaakt overgelegd, noch heeft hij duidelijk gemaakt waar dat besluit op zag. Zoals Werkplein in het bestreden besluit al heeft aangegeven, kon aan de hand van het in het bezwaarschrift van 25 februari 2021 door eiser vermelde referentienummer en klantnummer geen besluit worden getraceerd. Hierdoor ontbreekt voor zowel Werkplein als de rechtbank ieder aanknopingspunt om tot een inhoudelijke beoordeling te komen.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier op 22 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.