ECLI:NL:RBZWB:2022:7918

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
23 december 2022
Zaaknummer
9916860 _T14122022
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van huurovereenkomst en ontruiming wegens niet hebben van hoofdverblijf in het gehuurde

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Thuisvester en een gedaagde huurder. De eiseres, Stichting Thuisvester, vorderde de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning van de gedaagde, omdat deze niet zijn hoofdverblijf in het gehuurde zou hebben. De huurovereenkomst was in werking getreden op 12 september 2008 en betrof een benedenwoning in een seniorencomplex. Thuisvester stelde dat de gedaagde, ondanks herhaaldelijke bezoeken en onderzoek, niet in de woning werd aangetroffen en dat er sprake was van onderverhuur zonder toestemming.

De gedaagde voerde verweer en betwistte de stelling dat hij niet zijn hoofdverblijf had in het gehuurde. Hij stelde dat hij op het adres van het gehuurde stond ingeschreven en dat hij daar zijn administratie voerde. De kantonrechter overwoog dat het niet hebben van hoofdverblijf in het gehuurde een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst oplevert. De rechter benadrukte dat de feitelijke omstandigheden bepalend zijn voor de vaststelling van het hoofdverblijf en niet enkel het inschrijvingsadres.

De kantonrechter gaf de gedaagde de gelegenheid om bewijs te leveren ter onderbouwing van zijn stelling dat hij wel degelijk zijn hoofdverblijf in het gehuurde had. De zaak werd aangehouden voor verdere behandeling, waarbij de gedaagde stukken diende in te dienen ter ondersteuning van zijn verweer. De uitspraak benadrukt het belang van het hoofdverblijf in huurrelaties en de verantwoordelijkheden van zowel verhuurder als huurder in dit kader.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaak/rolnr.: 9916860 CV EXPL 22-1768
vonnis d.d. 14 december 2022
inzake
de stichting
Stichting Thuisvester,
gevestigd en kantoorhoudende te Oosterhout, aan de Mathildastraat 52,
eiseres,
hierna te noemen: “Thuisvester”,
gemachtigde: mr. M.C.E. Wirken, advocaat te Oosterhout,
tegen
[gedaagde],
wonende te [adres gedaagde] ,
gedaagde,
hierna te noemen: “ [gedaagde] ”,
procederend in persoon.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
het tussenvonnis van 22 juni 2022 en de daarin genoemde stukken;
de op 24 juni 2022 ter griffie ontvangen akte met producties zijdens Thuisvester;
de op 2 november 2022 ter griffie ontvangen akte met één productie zijdens Thuisvester;
e spreekaantekeningen zijdens Thuisvester;
het ter zitting overgelegde afschrift van een e-mailbericht zijdens [gedaagde] ;
de aantekeningen van de griffier met betrekking tot de gehouden mondelinge behandeling van 11 november 2022;
het op 15 november 2022 ter griffie ontvangen e-mailbericht zijdens Thuisvester inhoudende dat partijen niet tot een overeenstemming zijn gekomen;
de op 15 november 2022 ter griffie ontvangen twee e-mailberichten zijdens [gedaagde] inhoudende dat partijen niet tot een overeenstemming zijn gekomen;
het op 1 december 2022 ter griffie ontvangen e-mailbericht zijdens [gedaagde] inhoudende dat partijen niet tot een overeenstemming zijn gekomen. In het bericht van [gedaagde] van 1 december is naast de mededeling dat geen schikking is bereikt, nog meer informatie opgenomen. Die informatie heeft de kantonrechter gezien de stand van de procedure en het beginsel van hoor en wederhoor buiten beschouwing gelaten.

2.Het geschil

2.1.
Thuisvester vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de tussen Thuisvester en [gedaagde] gesloten huurovereenkomst voor onbepaalde tijd, in werking getreden per 12 september 2008, met betrekking tot de woning gelegen aan het [adres gedaagde] , te ontbinden, althans ontbonden te verklaren;
II. [gedaagde] te veroordelen om, in geval van toewijzing van de onder 1 gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst, de woning gelegen aan het [adres gedaagde] binnen twee weken na dagtekening van dit vonnis, althans binnen een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen termijn, te ontruimen en te verlaten met alle daarin aanwezige personen en goederen, voor zover deze goederen niet het eigendom van Thuisvester zijn, en met afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Thuisvester te stellen;
III. [gedaagde] te veroordelen om, in geval van toewijzing van de onder 1 gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst, tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Thuisvester te voldoen een maandelijkse gebruiksvergoeding ter hoogte van de thans geldende (kale) huurprijs van € 404,03 per maand, te rekenen vanaf de dag dat de huurovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd tot de dag waarop Thuisvester weer de beschikking over het gehuurde krijgt;
IV. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit geding, waaronder begrepen het salaris van de gemachtigde van Thuisvester en de zogeheten nakosten.
2.2.
[gedaagde] voert verweer.

3.De beoordeling

3.1.
Tussen partijen staan de volgende feiten - voor zover van belang - in rechte vast:
Thuisvester (en daarvoor diens rechtsvoorgangster) verhuurt sinds 12 september 2008 aan [gedaagde] de woning gelegen aan de [adres gedaagde] (hierna te noemen: “het gehuurde”). Het gehuurde betreft een benedenwoning die onderdeel uitmaakt van een seniorencomplex. De huurprijs bedraagt thans € 404,03 per maand;
op de huurovereenkomst zijn de Algemene Huurvoorwaarden voor zelfstandige woonruimte d.d. 10 februari 2005 van toepassing (hierna te noemen: “algemene huurvoorwaarden”). Hierin staat onder meer:
“Artikel 7.
1. Huurder zal het gehuurde gebruiken en onderhouden overeenkomstig de daaraan gegeven bestemming van woonruimte, eventueel zoals gespecificeerd in de huurovereenkomst, zoals het een goed huurder betaamt.
2. Huurder dient het gehuurde te meubileren en gemeubileerd te houden. Huurder zal het gehuurde gedurende de huurtijd zelf als woonruimte voor hem en de leden van zijn huishouden bewonen en er zijn hoofdverblijf hebben. Hij zal het gehuurde waaronder begrepen alle aanhorigheden en de eventuele gemeenschappelijke ruimten, overeenkomstig de bestemming die daaraan is gegeven in de huurovereenkomst, gebruiken en deze bestemming niet wijzigen. Onder gemeenschappelijke ruimten wordt verstaan ruimten zoals trappenhuizen, liften, kel-ders, zolders, garages, bergingen, galerijen, tuinen, binnenplaatsen, dakterrassen enz. voor zover huurder het gebruik van deze ruimten
met andere huurders of gebruikers deelt.
(…)
5. Het is huurder uitsluitend met voorafgaande schriftelijke toestemming van de verhuurder toegestaan het gehuurde geheel of gedeeltelijk onder te verhuren of aan derden in gebruik te geven. Een verzoek tot toestemming dient schriftelijk te worden gedaan, onder vermelding
van namen en geboortedatum van onderhuurder, de onderhuurprijs en de Ingangsdatum van de onderhuurovereenkomst. Indien huurder het gehuurde zonder toestemming van verhuurder zoals hiervoor bedoeld, geheel of gedeeltelijk heeft onderverhuurd, in huur heeft afgestaan of aan derden in gebruik heeft gegeven, rust de bewijslast dat huurder onafgebroken het hoofdverblijf in het gehuurde heeft, op huurder. Voor ongeoorloofde onderhuur geldt voorts dat alle door onderhuur verkregen inkomsten aan verhuurder dient af te dragen, onverminderd het recht van verhuurder aanspraak te maken op contractuele boete als bedoeld in de huurovereenkomst en/of deze Algemene huurvoorwaarden. Voor het onderverhuren of het in gebruik geven van een gedeelte van het gehuurde zal die toestemming door verhuurder worden gegeven, mits de huurder zelf het gehuurde als hoofdverblijf heeft en er geen sprake is van overbewoning en /of overlast ont
staat, waardoor de verhuurder schade zou kunnen lijden. Een door of vanwege verhuurder gegeven toestemming voor onderhuur Is eenmalig en geldt niet voor andere of opvolgende gevallen.
(…)
7. Het is huurder verder verboden om zonder toestemming van verhuurder:
- andere personen bij zich te laten inwonen dan voor wie de woning is verhuurd;
- de woning, de bijbehorende schuur, bergruimte, garage of perceel geheel of een deel daarvan als winkel, opslag of werkplaats anders dan voor eigen niet-bedrijfsmatig gebruik te gebruiken;
(…)
Artikel 8.
1. Indien tot het gehuurde een tuin of een erf behoort, is huurder verplicht de tuin aan te leggen, te gebruiken en te handhaven als siertuin en het erf en de tuin niet te bezigen voor opslag van zaken, van welke aard ook, of voor het stallen van een of meer auto’s, caravans, boten ed.”;
Thuisvester heeft een onderzoek ingesteld naar de bewoning van het gehuurde. Hierbij zijn regelmatig foto’s gemaakt van de woning en de tuin van het gehuurde. Daarnaast zijn regelmatig kaartjes en/of plakkertjes tussen en op kieren van de deur geplaatst om te kunnen vaststellen of er iemand in de tussentijd in het gehuurde is geweest. Een medewerkster van Thuisvester heeft het gehuurde onder meer op de volgende momenten (in totaal 56 keer) bezocht en hierbij is [gedaagde] geen enkele keer aangetroffen:
- 29 juni 2021 om 14:50 uur;
- 5 juli 2021 om 09:30 uur;
- 12 juli 2021 om 10:00 uur;
- 19 juli 2021 om 09:30 uur;
- 26 juli 2021 om 13:35 uur;
- 2 augustus 2021 om 15:00 uur;
- 3 augustus 2021 om 10:15 uur;
- 9 augustus 2021 om 10:15 uur;
- 6 september 2021 om 09:15 uur;
- 13 september 2021 om 09:45 uur;
- 13 september 2021 om 10:00 uur;
- 23 september 2021 om 21:30 uur;
- 27 september 2021 om 10:15 uur;
- 4 oktober 202l om 13:30 uur;
- 12 oktober 2021 om 22:05 uur;
- 18 oktober 2021 om 09:45 uur;
- 20 oktober 2021 om 14:55 uur;
- 10 november 2021 om 11:00 uur;
- 15 november 2021 om 14:30 uur;
- 16 november 2021 om 19:37 uur;
- 17 november 2021 om 09:45 uur;
- 22 november 2021 om 10:05 uur;
- 24 november 2021;
- 29 november 2021 om 10:30 uur;
- 1 december 2021 om 10:25 uur;
- 13 december 2021 om 11:25 uur;
- 14 december 2021 om 12:25 uur;
- 15 december 2021 om 14:15 uur;
- 20 december 2021 om 17:30 uur;
- 21 december 2021 om 15:05 uur;
- 21 december 2021 om 17:20 uur;
- 22 december 2021 om 15:15 uur;
- 3 januari 2022 om 10:15 uur;
- 10 januari 2022 om 10:20 uur;
- 12 januari 2022 om 15:00 uur;
- 17 januari 2022 om 15:30 uur;
- 7 maart 2022 om 19:20 uur;
- 8 maart 2022 om 19:15 uur;
- 8 maart 2022 om 21:35 uur;
- 14 maart 2022 om 09:30 uur
- 14 maart 2022 om 14:15 uur;
- 14 maart 2022 om 14:39 uur;
- 14 maart 2022 om 21:28 uur;
- 15 maart 2022 om 12:30 uur;
- 16 maart 2022 om 10:30 uur;
- 21 maart 2022 om 10:00 uur;
- 21 maart 2022 om 16:30 uur;
- 22 maart 2022 om 10:05 uur;
- 28 maart 2022 om 15:55 uur;
- 29 maart 2022 om 21:25 uur;
- 5 april 2022 om 12:30 uur;
- 7 april 2022 om 22:20 uur;
- 12 april 2022 om 11:55 uur;
- 19 april 2022 om 11:30 uur;
- 21 april 2022 om 21:00 uur;
- 9 mei 2022 om 11:50 uur;
Thuisvester heeft 4 verklaringen van omwonenden opgesteld en deze laten ondertekenen door de betreffende omwonenden. In de verklaringen staat onder meer het volgende:
Verklaring van dhr. en mevr. [naam 1] van 21 maart 2022
“Hij is er zeer onregelmatig af en toe een dag. (…) Er brandt praktisch nooit licht, de tuin wordt slecht tot niet onderhouden. Als we meneer zien dan is dat vaak in het weekend maar het is zeker niet elk weekend. Ik herken zijn auto (rode toyota) omdat meneer vaak zijn auto op onze vaste parkeerplaats zet.”
Verklaring van dhr. [naam 2] van 14 maart 2022
“ik zie de buurman van [adres gedaagde] zelden. Ik zie hem bijna nooit. (…) 2 weken geleden is de buurman zich komen voorstellen en is hij bij mij binnen geweest. Ik zie wel anderen, bijvoorbeeld een aantal vrouwen maar ik weet niet wie dat zijn. Ik zie verder nooit dat er licht brandt of dat er pakketbezorgers komen. Ook zie ik als ik de buurman zie nooit dat hij met boodschappen loopt. Ook zie ik nooit dat er in de tuin gewerkt wordt.”
Verklaring van [naam 3] van 14 maart 2022
“De bewoner komt er nooit en ik zie hem nooit doordeweeks. Als hij er wel komt dan komt hij op vrijdag avond en dan gaat hij op zondag weer weg. Hij is er niet elk weekend.”
Verklaring van mevr. [naam 4] van 14 maart 2022
“Vorig jaar zomer heb ik meneer maanden niet gezien. Er heeft toen wel een aantal maanden een andere man in de woning gewoond. Af en toe komt de bewoner met zijn vriendin langs en lopen ze met spullen te sjouwen. Soms zie ik ze maar dan weer 2 a 3 weken niet. (…) Ik ben zelf 88 jaar en ik ben altijd thuis.”.
3.2.
Thuisvester legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] tekortgeschoten is in de nakoming van de verplichtingen voortvloeiende uit de huurovereenkomst. De tekortkoming bestaat uit het niet hebben van zijn hoofdverblijf in het gehuurde. Daarnaast heeft [gedaagde] het gehuurde zonder toestemming van Thuisvester aan derden in gebruik geven c.q. onderverhuurd en is hij nalatig in het tuinonderhoud. Thuisvester stelt dat [gedaagde] zich hiermee niet als goed huurder heeft gedragen en meent dat deze tekortkomingen de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigen. Thuisvester stelt er belang bij te hebben dat [gedaagde] zijn hoofdverblijf heeft in het gehuurde, gelet op de lange wachtlijsten voor sociale huurwoningen en het maatschappelijk belang dat gediend is met het streng optreden tegen huurders die hun hoofdverblijf niet in het gehuurde hebben.
3.3.
[gedaagde] betwist de stelling dat hij niet zijn hoofdverblijf heeft in het gehuurde. Het adres van het gehuurde is het adres waar op hij ingeschreven staat en waar hij zijn administratie voert, zodat ingevolge artikel 1:10 van het Burgerlijk Wetboek (BW) dat zijn woonplaats is. [gedaagde] voert aan dat Thuisvester met het verrichte onderzoek disproportioneel inbreuk heeft gemaakt op zijn persoonlijke levenssfeer en zijn recht op ongestoord woongenot. [gedaagde] voert aan dat de tijdstippen waarop Thuisvester hem niet in het gehuurde heeft aangetroffen telkens doordeweeks en in de vakantieperiode waren en dan is hij er vaak niet. Hij is er wel vaak in het weekend. De reden waarom hij veel weg is heeft te maken met het vrijwilligerswerk dat hij doet in Nederland en België, waarvoor hij overigens geen vergoeding krijgt. [gedaagde] voert aan hierover verder niets te moeten mededelen in het kader van deze procedure, omdat dit een aantasting is van zijn privacy en hij bovendien niet de partij is die moet aantonen dat hij wel of niet zijn hoofdverblijf heeft in het gehuurde. Daarnaast voert [gedaagde] aan dat de getuigenverklaringen van omwonenden door Thuisvester zelf zijn opgesteld en dat het hierbij gaat om oude mensen die gevoelig zijn voor autoriteit en zij zich hebben laten ompraten door Thuisvester om te verklaren. Verder betwist [gedaagde] dat sprake is van onderverhuur aan derden. Hij voert aan dat hij een vriend anderhalf tot twee maanden in zijn woning heeft laten logeren, omdat deze in een echtscheiding lag. Deze vriend heeft hiervoor bovendien niets betaald. Daarnaast betwist [gedaagde] dat hij nalatig is met het tuinonderhoud, waarbij hij aanvoert een natuurtuin te hebben waar niets mis mee is.
Hoofdverblijf in het gehuurde
3.4.
Niet in geschil is dat op grond van artikel 7.2 van de algemene huurvoorwaarden [gedaagde] zijn hoofdverblijf dient te hebben in het gehuurde. Het niet hebben van het hoofdverblijf in het gehuurde levert in dit geval dus een tekortkoming op in de nakoming van de huurovereenkomst. De kantonrechter overweegt dat uit vaste rechtspraak volgt dat van een hoofdverblijf sprake is als het leven van de huurder zich in hoofdzaak in en vanuit het gehuurde afspeelt. Bepalend hierbij is waar de huurder daadwerkelijk woont, van waar hij werkt en/of zijn zaken behartigt en zijn goederen en eigendommen beheert. Het gaat om de plaats waar iemand niet vandaan gaat dan met een bepaald doel en tevens met het plan om, als dat doel is bereikt, terug te keren.
3.5.
Ter onderbouwing van het standpunt dat [gedaagde] niet zijn hoofdverblijf heeft in het gehuurde, verwijst Thuisvester naar het door haar verrichte onderzoek. Hieruit blijkt dat [gedaagde] gedurende de periode van 29 juni 2021 tot en met 9 mei 2022 in totaal op 56 verschillende tijdstippen niet werd aangetroffen in het gehuurde. Ook blijkt uit dit onderzoek dat het gehuurde soms langere periodes onbeheerd was gelet op de door Thuisvester geplaatste kaartjes en plakkertjes en foto’s van het gehuurde.
3.6.
[gedaagde] heeft in dit kader een beroep gedaan op zijn recht op zijn persoonlijke levenssfeer en ongestoord woongenot. Voor zover [gedaagde] hiermee bedoelt dat het met het onderzoek verkregen bewijs onrechtmatig is en daarom buiten beschouwing moet worden gelaten overweegt de kantonrechter als volgt. In beginsel is het niet onrechtmatig dat Thuisvester als verhuurder onderzoek verricht om duidelijkheid te krijgen over de vraag of [gedaagde] door de wijze van gebruik van het gehuurde in strijd handelt met zijn verplichtingen als huurder. Naar het oordeel van de kantonrechter was er voor Thuisvester een gerechtvaardigd belang voor het onderzoek om daarmee te kunnen achterhalen of [gedaagde] al dan niet gebruik maakt van het gehuurde als zijnde zijn hoofdverblijf, gelet op de meldingen van omwonenden dat [gedaagde] niet zijn hoofdverblijf heeft in het gehuurde en de woning gebruikt zou worden door een derde. Daarnaast is de kantonrechter van oordeel dat er voor Thuisvester geen minder ingrijpende mogelijkheden waren om te onderzoeken of [gedaagde] zijn hoofdverblijf heeft in het gehuurde, anders dan aanbellen, het plaatsen van plakkertjes en kaartjes, het maken van foto’s van het gehuurde en het in gesprek gaan met omwonenden. Ook was het onderzoek - gelet op de frequentie waarop een medewerker van Thuisvester in het kader van het onderzoek telkens bij het gehuurde langs is geweest - naar het oordeel van de kantonrechter niet disproportioneel.
3.7.
Bovendien, voor zover al sprake zou zijn van onrechtmatig verkregen bewijs, dan geldt in een civiele procedure niet als algemene regel dat de rechter op onrechtmatig verkregen bewijs geen acht mag slaan. In beginsel wegen het algemene maatschappelijke belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt, alsmede het belang dat partijen erbij hebben hun stellingen in rechte aannemelijk te kunnen maken - welke belangen mede aan artikel 152 Rv ten grondslag liggen - zwaarder dan het belang van uitsluiting van bewijs. Slechts indien sprake is van bijkomende omstandigheden, is terzijdelegging van dat bewijs gerechtvaardigd (Hoge Raad 18 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:942). De kantonrechter overweegt dat [gedaagde] geen (bijkomende) feiten en omstandigheden naar voren heeft gebracht die tot het oordeel zouden moeten leiden dat het belang van uitsluiting van het bewijs zwaarder moet wegen dan het algemene maatschappelijke belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat ook al zou sprake zijn van onrechtmatig verkregen bewijs, dan staat dit er niet aan in de weg dat het onderzoeksrapport in het kader van de waarheidsvinding in deze procedure als bewijs mag worden gebruikt.
3.8.
Verder begrijpt de kantonrechter dat [gedaagde] de waarde van de verklaringen van omwonenden ter discussie heeft gesteld, nu deze allemaal in hetzelfde handschrift zijn opgesteld. De kantonrechter constateert evenwel dat de verklaringen door de betreffende bewoners zelf zijn getekend, zodat deze verklaringen niet zonder meer ter zijde kunnen worden geschoven.
3.9.
Met inachtneming van het voorgaande heeft Thuisvester met het door haar verrichte onderzoek naar het oordeel van de kantonrechter in beginsel voldoende gesteld en onderbouwd dat [gedaagde] niet zijn hoofdverblijf heeft in het gehuurde.
3.10.
Hoewel [gedaagde] vervolgens heeft aangevoerd dat hij staat ingeschreven op het adres van het gehuurde, zodat dit ingevolge artikel 1:10 BW zijn woonplaats is, brengt dit naar het oordeel van de kantonrechter nog niet mee dat dit ook zijn hoofdverblijf is. De feitelijke omstandigheden zijn doorslaggevend voor de vaststelling van het hoofdverblijf en niet het adres waarop de huurder staat ingeschreven. [gedaagde] heeft nog aangevoerd dat hij vanuit het gehuurde zijn administratie voert en vaak - en dan met name doordeweeks - niet in het gehuurde te verblijven vanwege het vrijwilligerswerk dat hij doet in Nederland en in België, maar dit wordt door [gedaagde] niet nader onderbouwd.
3.11.
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat hij niet de partij is die moet aantonen dat hij zijn hoofdverblijf heeft in het gehuurde. De kantonrechter overweegt dat uit vaste jurisprudentie volgt dat als de verhuurder gemotiveerd stelt dat de huurder de huurovereenkomst overtreedt doordat hij zijn hoofdverblijf niet (meer) in het gehuurde heeft, de bewijslast van het ontbrekend hoofdverblijf op de verhuurder blijft rusten, maar dat van de huurder mag worden verlangd dat hij feitelijke gegevens verstrekt ter motivering van zijn betwisting van de stellingen van de verhuurder om deze aanknopingspunten voor eventuele bewijslevering te verschaffen. Het ligt immers voor de hand dat de huurder over concrete en relevante gegevens beschikt die het gebruik van het gehuurde als hoofdverblijf door hem ondersteunen. Als de huurder niet voldoet aan deze verzwaarde motiveringsplicht kan de rechter de stellingen van de huurder als onvoldoende betwist voor waar aannemen, al dan niet met de mogelijkheid van tegenbewijs.
3.12.
Met inachtneming hiervan is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] in de gelegenheid moet worden gesteld om feitelijke gegevens te verstrekken ter motivering van zijn betwisting dat hij niet zijn hoofdverblijf heeft in het gehuurde. Hierbij kan [gedaagde] stukken overleggen waaruit kan volgen dat hij wel zijn hoofdverblijf heeft in het gehuurde, zoals bijvoorbeeld afschriften van het waterverbruik, afrekeningen van gas, water en elektra, stukken waaruit zijn vrijwilligerswerk blijkt, verklaringen van de mensen waarbij hij verblijft indien hij niet in het gehuurde verblijft, gegevens van zijn reizen door Nederland en België zoals bijvoorbeeld treinkaartjes of afschriften van uitgaven voor parkeren of tanken. De kantonrechter zal [gedaagde] een termijn geven van twee weken om de verzochte informatie en stukken in het geding te brengen. Mocht deze termijn niet toereikend zijn, dan kan [gedaagde] de kantonrechter verzoeken om een nader uitstel te verlenen. Daarbij geldt dat een dergelijk verzoek bij voorkeur voorafgaand aan, maar in ieder geval uiterlijk op de hierna te noemen rolzitting dient te worden gedaan en dat behalve in het geval van klemmende redenen slechts een nader uitstel van twee weken wordt toegestaan.
3.13.
Indien door [gedaagde] stukken worden overgelegd zal Thuisvester vervolgens in de gelegenheid worden gesteld hierop te reageren.
3.14.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

De kantonrechter:
verwijst de zaak naar de rolzitting van
woensdag 28 december 2022 te 09.00 uurvoor het nemen van een akte door [gedaagde] zoals onder 3.12. bepaald, waarbij [gedaagde] uiterlijk op genoemde zitting daartoe stukken kan indienen middels toezending of afgifte aan de griffie of door overhandiging van de stukken tijdens de rolzitting;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ebben, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2022.