In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 22 december 2022, wordt het beroep van eiseres behandeld tegen het niet tijdig beslissen door het UWV op haar bezwaar tegen de weigering van een WIA-uitkering. Eiseres, vertegenwoordigd door een gemachtigde, heeft het UWV in gebreke gesteld omdat er geen besluit is genomen binnen de wettelijk gestelde termijn. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, aangezien het UWV niet binnen de vereiste termijn heeft beslist. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet nodig was in deze zaak.
De rechtbank stelt vast dat het UWV de beslistermijn heeft overschreden en dat eiseres recht heeft op een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank bepaalt dat het UWV binnen vier maanden na de uitspraak een nieuw besluit op het bezwaar moet nemen. Daarnaast moet het UWV het door eiseres betaalde griffierecht van € 50,- vergoeden en de proceskosten tot een bedrag van € 379,50. De rechtbank benadrukt het belang van een zorgvuldige heroverweging en geeft het UWV een langere termijn dan gebruikelijk om tot een beslissing te komen.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing. Eiseres heeft de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.