ECLI:NL:RBZWB:2022:7941

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
27 december 2022
Zaaknummer
AWB 22_5748 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/5748 PW VV

uitspraak van 23 december 2022 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,

gemachtigde: mr. G.A.R. Wieleman,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom (ISD Brabantse Wal), verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 23 november 2022 (bestreden besluit) van de ISD waarbij zijn bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet is ingetrokken met ingang van 1 november 2022. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 21 december 2022. Verzoeker heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens is verschenen verzoekers begeleidster [naam begeleidster] . De ISD heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger 1] en [naam vertegenwoordiger 2] .

Overwegingen

1.
Feiten.
Verzoeker ontvangt een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande.
Bij brief van 27 september 2022 heeft de ISD verzoeker meegedeeld dat een onderzoek wordt gestart naar het recht op een bijstandsuitkering. In dat kader heeft de ISD verzoeker verzocht om kopieën van bankrekeningen over de periode van 1 september 2021 tot en met 27 september 2022, bewijsstukken van zijn verblijf vanaf 16 juni 2022 tot heden en een kopie van het politierapport met betrekking tot het voorval van 16 december 2021.
Bij aangetekende brief van 26 oktober 2022 heeft de ISD verzoeker uitgenodigd voor een rechtmatigheidsgesprek op 1 november 2022 met het verzoek om mee te nemen een uitdraai van alle parkeertransacties van parkmobile over de afgelopen drie maanden, de huurovereenkomst van het adres [adres] en een geldig identiteitsbewijs. Verzoeker is op 1 november 2022 niet verschenen en heeft evenmin de gevraagde gegevens bij de ISD ingeleverd.
De ISD heeft vervolgens verzoekers uitkering bij (aangetekend verzonden) besluit van 1 november 2022 opgeschort per 1 november 2022 en hem in de gelegenheid gesteld zijn verzuim te herstellen door alsnog te verschijnen op de nieuwe afspraak op 8 november 2022, waarbij hij de huurovereenkomst en een geldig identiteitsbewijs moet meenemen. In dit besluit is verzoeker meegedeeld dat als hij niet verschijnt op 8 november 2022 en/of de gevraagde stukken niet aanlevert en dit hem verweten kan worden, zijn bijstandsuitkering zal worden ingetrokken. Verzoeker is zonder bericht van verhindering niet verschenen.
Bij besluit van 9 november 2022 heeft de ISD verzoeker nogmaals in de gelegenheid gesteld zijn verzuim te herstellen door alsnog te verschijnen op de nieuwe afspraak op 14 november 2022 met medeneming van de eerder genoemde gegevens. Verzoeker is zonder bericht van verhindering niet verschenen.
Vervolgens heeft de ISD het bestreden besluit tot intrekking van de bijstandsuitkering per 1 november 2022 genomen. In dit besluit heeft de ISD tevens de bijstandsuitkering herzien over de periode van 18 juni 2022 tot en met 31 juli 2022 (verlaging met 20% vanwege het ontbreken van woonkosten).
2.
Standpunt verzoeker.
Verzoeker heeft, samengevat, aangevoerd dat hij momenteel geen inkomsten heeft en dat zijn schulden toenemen. Volgens verzoeker is sprake van een financiële noodsituatie. Verzoeker heeft in dat kader afschriften overgelegd van zijn betaalrekening over de periode van 1 september 2022 tot en met 28 november 2022 alsmede een overzicht van schulden met onderliggende bewijsstukken. Van spoedeisend belang is eveneens sprake vanwege zijn mentale problemen. Ook wordt een beroep gedaan op evidente onrechtmatigheid van het bestreden besluit, op grond waarvan een voorziening aangewezen is.
Verzoeker stelt dat zijn uitkering ten onrechte is opgeschort en ingetrokken. Hij voert daartoe aan dat sprake is van misbruik van recht door de ISD omdat de reden voor de uitnodigingen zou zijn geweest om hem aan te houden en uit te leveren aan België. Verder stelt verzoeker dat hem geen verwijt kan worden gemaakt van het niet verschijnen omdat hij ernstige mentale problemen heeft en daardoor kampt met paniekaanvallen. Hij wordt daarin begeleid door [naam begeleidster] van BM Zorg omdat hij hulpbehoevend is en problemen heeft met zelfredzaamheid. [naam begeleidster] heeft meermalen contact gehad met [naam medewerker ISD] , medewerker van de ISD en haar op de hoogte gesteld van verzoekers angst. Verzoeker vindt het betreurenswaardig dat geen passende oplossing is gezocht voor de rechtmatigheidsgesprekken, nu de ISD op de hoogte was van verzoekers angst- en paniekaanvallen. Hij stelt dat hij zich met een gegronde reden heeft afgemeld voor de eerste afspraak op 1 november 2022. Verzoeker is dan ook niet duidelijk waarom hij de medewerkingsplicht zou hebben geschonden. Verder voert verzoeker aan dat sprake is van een discretionaire bevoegdheid en de ISD bij het gebruik maken van die bevoegdheid de belangen van verzoeker dient af te wegen.
Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht het bestreden besluit te schorsen en hem (voorschotten op) een bijstandsuitkering toe te kennen vanaf de datum van het verzoek.
3.
Wettelijk kader.
Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
4.
Overwegingen.
Spoedeisend belang.
Er kan pas aanleiding kan zijn voor het treffen van een voorlopige voorziening als een spoedeisend belang dat vereist.
Verzoeker heeft aangevoerd dat hij al sinds augustus 2022 geen bijstandsuitkering heeft ontvangen. Hij heeft om in zijn levensonderhoud te voorzien geld geleend van familie en kennissen. Verzoeker erkent dat hij, omdat hij geen woning heeft, geen huur- en energiekosten heeft. Verzoeker verblijft bij familie en kennissen waar hij op de bank mag slapen. Hij moet echter wel voor het door hen geboden levensonderhoud betalen en dat kan hij nu niet.
Een financieel belang op zichzelf is geen reden om een voorlopige voorziening te treffen. Dit kan wel het geval zijn als sprake is van een acute financiële noodsituatie. De voorzieningenrechter zal beoordelen of hiervan sprake is.
Ter zitting heeft de ISD toegezegd dat verzoeker een dag later, op 22 december 2022, een nabetaling ontvangt van bijstandsuitkering naar de voor hem geldende norm over de periode van 1 augustus 2022 tot en met 31 oktober 2022. Het betreft een bedrag van € 2.242,98.
De voorzieningenrechter overweegt dat het gestelde spoedeisend belang lag in het feit dat verzoeker vanaf 1 augustus 2022 geen bijstandsuitkering ontving. Nu op 22 december 2022 een nabetaling zal plaatsvinden, is dat spoedeisend belang verloren gegaan. Verzoeker kan met deze nabetaling immers voorlopig voorzien in zijn levensonderhoud.
Het spoedeisend belang was volgens verzoeker ook gelegen in zijn zorgelijke mentale situatie nu hij te kampen heeft met ernstige paniek- en angstaanvallen. De voorzieningenrechter overweegt dat verzoeker geen medische gegevens heeft ingebracht, zodat de door hem gestelde acute medische noodsituatie niet is onderbouwd.
De voorzieningenrechter ziet dan ook geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
Verder is de voorzieningenrechter op basis van de nu beschikbare gegevens, niet gebleken dat het bestreden besluit evident onrechtmatig is.
Ook op andere wijze is niet gebleken van een voor verzoeker zo zwaarwegend belang dat hij de behandeling van de bezwaarprocedure niet zou kunnen afwachten.
Aan een inhoudelijke behandeling van het verzoek wordt hierdoor niet toegekomen.
5.
Conclusie.
Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen wegens het ontbreken van spoedeisend belang.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both-Attema, griffier, op 23 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is buiten staat deze uitspraak te ondertekenen.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.