ECLI:NL:RBZWB:2022:7978
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag op grond van de Wet open overheid
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 23 december 2022, wordt het beroep van eiser behandeld dat is ingesteld tegen de minister van Justitie en Veiligheid. Eiser stelt dat de minister niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag van 31 mei 2022, zoals vereist door artikel 4.1 van de Wet open overheid (Woo). De rechtbank oordeelt dat het niet nodig is om partijen uit te nodigen voor een zitting, omdat dit volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet vereist is in deze zaak.
De rechtbank constateert dat de beslistermijn voor de aanvraag was verstreken voordat eiser op 5 oktober 2022 beroep heeft ingesteld. Het beroepschrift voldoet aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, waardoor het beroep rechtsgeldig is ingesteld. De minister heeft op 24 oktober 2022 alsnog op de aanvraag beslist, maar de rechtbank oordeelt dat eiser geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het niet tijdig nemen van een besluit. Daarom wordt het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft op 29 november 2022 bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de minister van 24 oktober 2022. De rechtbank stelt vast dat dit bezwaar zelfstandig is en dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet mede geacht kan worden gericht tegen deze beslissing. Eiser heeft terecht beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelt dat de minister niet verplicht is het griffierecht te vergoeden, omdat dit nog niet was voldaan. Er zijn geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking gekomen, omdat de juridische bijstand niet door een beroepsmatig rechtsbijstandsverlener is verleend. De rechtbank besluit het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.