ECLI:NL:RBZWB:2022:7978

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
28 december 2022
Zaaknummer
AWB- 22_4711
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag op grond van de Wet open overheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 23 december 2022, wordt het beroep van eiser behandeld dat is ingesteld tegen de minister van Justitie en Veiligheid. Eiser stelt dat de minister niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag van 31 mei 2022, zoals vereist door artikel 4.1 van de Wet open overheid (Woo). De rechtbank oordeelt dat het niet nodig is om partijen uit te nodigen voor een zitting, omdat dit volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet vereist is in deze zaak.

De rechtbank constateert dat de beslistermijn voor de aanvraag was verstreken voordat eiser op 5 oktober 2022 beroep heeft ingesteld. Het beroepschrift voldoet aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, waardoor het beroep rechtsgeldig is ingesteld. De minister heeft op 24 oktober 2022 alsnog op de aanvraag beslist, maar de rechtbank oordeelt dat eiser geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het niet tijdig nemen van een besluit. Daarom wordt het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft op 29 november 2022 bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de minister van 24 oktober 2022. De rechtbank stelt vast dat dit bezwaar zelfstandig is en dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet mede geacht kan worden gericht tegen deze beslissing. Eiser heeft terecht beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelt dat de minister niet verplicht is het griffierecht te vergoeden, omdat dit nog niet was voldaan. Er zijn geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking gekomen, omdat de juridische bijstand niet door een beroepsmatig rechtsbijstandsverlener is verleend. De rechtbank besluit het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4711

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 december 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de minister van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat verweerder volgens hem
niet op tijd heeft beslist op de aanvraag van 31 mei 2022 als bedoeld in artikel 4.1 van de Wet open overheid (Woo).

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
Partijen zijn het erover eens dat de beslistermijn voor de aanvraag was verstreken voordat eiser op 5 oktober 2022 beroep heeft ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank stelt vast dat het beroepschrift tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag voldoet aan de vereisten zoals gesteld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. Dit brengt mee dat eiser rechtsgeldig beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen.
Verweerder heeft op 24 oktober 2022 alsnog beslist op de aanvraag.
Niet gebleken is dat eiser nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
Eiser heeft op 29 november 2022 aangegeven het niet eens te zijn met de beslissing van verweerder van 24 oktober 2022. Nu eiser hiertegen reeds bij verweerder zelfstandig bezwaar heeft gemaakt, wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen niet (met toepassing van artikel 6:20, derde lid, van de Awb) mede geacht te zijn gericht tegen dit besluit.
Eiser heeft terecht beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. Verweerder hoeft echter niet het griffierecht te vergoeden omdat het griffierecht (nog) niet was voldaan.
Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten. Alhoewel eiser stelt dat hij juridische bijstand heeft gehad bij het opstellen van zijn beroepschrift, is het beroepschrift niet ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent. Alleen in dat geval kan die activiteit voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 23 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.