ECLI:NL:RBZWB:2022:7985

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
29 december 2022
Zaaknummer
AWB- 21_5160
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van loonaanvullingsuitkering WGA door UWV na herbeoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de beslissing van het UWV om zijn loonaanvullingsuitkering in het kader van de Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) per 1 mei 2021 te beëindigen. Eiser, die vanaf 13 maart 2020 een WIA-uitkering ontving, had op 24 december 2020 een wijziging in zijn gezondheid gemeld. Het UWV voerde daarop een herbeoordeling uit, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid op 11,04% werd vastgesteld. Eiser ging in bezwaar tegen deze beslissing, maar het UWV handhaafde het besluit. Eiser stelde dat de verzekeringsgeneeskundige beoordeling niet volgens het Bio psychosociale model was uitgevoerd en dat de beperkingen onjuist waren vastgesteld.

De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiser op 12 februari 2021 voor 11,04% arbeidsongeschikt is. De rechtbank concludeert dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen de medische belastbaarheid van eiser op overtuigende wijze hebben gemotiveerd. De rechtbank wijst erop dat eiser onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor zijn stellingen dat de aangenomen beperkingen onjuist zijn. De rechtbank bevestigt dat het UWV de WIA-uitkering van eiser terecht heeft beëindigd, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.

De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt. De proceskosten of het griffierecht worden niet vergoed, omdat eiser in beroep geen gelijk heeft gekregen. Deze uitspraak is gedaan op 22 december 2022 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/5160

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. H.M. van Gent).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beslissing van het UWV om de loonaanvullingsuitkering in verband met Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) van eiser op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) met ingang van 1 mei 2021 te beëindigen.
Het UWV heeft een herbeoordeling gedaan van de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser, waarbij deze is vastgesteld op 11,04%. In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 9 november 2021 (het bestreden besluit).
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser ontvangt vanaf 13 maart 2020 een WIA-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% . Eiser heeft op 24 december 2020 een wijziging in zijn gezondheid gemeld. Naar aanleiding hiervan heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht. Op grond van de resultaten van dit onderzoek heeft het UWV het besluit van 11 februari 2021 genomen, dat met het bestreden besluit is gehandhaafd.

Wat vindt het UWV

2. Het UWV vindt dat eiser op 12 februari 2021 voor 11,04% arbeidsongeschikt is en heeft daarom besloten om de WGA-loonaanvullingsuitkering met ingang van 1 mei 2021 te beëindigen.
3. Het medische onderzoek bestaat uit het rapport van de verzekeringsarts van 10 februari 2021 en het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 27 oktober 2021. De medische belastbaarheid van eiser is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 10 februari 2021.
4. Het arbeidskundige onderzoek bestaat uit het rapport van de arbeidsdeskundige van 11 februari 2021 en het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 3 november 2021.

Wat vindt eiser

5. Eiser is het niet eens met het UWV en verzoekt om de gronden van bezwaar als herhaald en ingelast te beschouwen. Hij stelt dat de verzekeringsgeneeskundige beoordeling niet volgens het Bio psychosociale model, zoals neergelegd in het MAOC, is uitgevoerd. De beperkingen zijn onjuist vastgesteld. Ten aanzien van de arbeidskundige beoordeling voert eiser aan dat hij de geduide functies niet kan uitvoeren en dat het maatmanloon onjuist is vastgelegd. Eiser acht het bestreden besluit in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, met name het vertrouwensbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel.

Wat vindt de rechtbank

6. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser voor 11,04% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 12 februari 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
7. Voor zover eiser in zijn beroepschrift verwijst naar dat wat hij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiser zal dus moeten aanvoeren waarom hij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
8. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd en eiser gezien en onderzocht op een spreekuur. Hij heeft onder andere de door eiser ervaren belemmeringen, zijn bevindingen uit eigen onderzoek en de diagnose beschreven. De beperkingen van eiser heeft hij opgenomen in de FML van 10 februari 2021. De verzekeringsarts B&B heeft het standpunt van de verzekeringsarts heroverwogen in haar rapport van 27 oktober 2021. Ze heeft het dossier, het bezwaar en de ingebrachte medische informatie bestudeerd. Ook heeft zij eiser gesproken op een telefonische hoorzitting. De verzekeringsarts B&B ziet geen aanleiding om van het standpunt van de verzekeringsarts af te wijken. Zij stelt dat de verzekeringsarts zorgvuldig en voldoende uitgebreid onderzoek heeft verricht en zij motiveert waarom het bezwaar en de ingebrachte medische informatie niet tot een ander standpunt leiden. De rechtbank vindt dat de verzekeringsartsen op een zorgvuldige en duidelijke manier en rekening houdend met de bekende klachten de medische beoordeling hebben verricht. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsartsen aspecten van de medische situatie van eiser hebben gemist. De niet nader onderbouwde stelling van eiser, dat onvoldoende rekening is gehouden met het Bio psychosociale model zoals neergelegd in het MAOC, geeft de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het onderzoek. De rechtbank ziet namelijk geen aanleiding om aan te nemen dat de verzekeringsartsen onvoldoende rekening hebben gehouden met het MAOC of (de codificatie van deze richtlijn in) de artikelen 3 en 4 van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten.
De beoordeling van de belastbaarheid
9. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts en verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op 12 februari 2021 in de rapporten op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden hebben gemotiveerd. De verzekeringsarts heeft beschreven dat eiser beperkingen heeft ten gevolge van een complex regionaal pijn syndroom (CPRS) van de rechterduim. In het afgelopen jaar heeft eiser baat gehad van de revalidatie, maar er is nog steeds sprake van aanmerkelijk beperkte rechterhandfunctie. Hiervoor, en voor het medicatiegebruik zijn beperkingen aangewezen. Volgens de verzekeringsarts is er op grond van de huidige medische feiten geen aanleiding voor een urenbeperking of voor beperkingen in het persoonlijk of sociaal functioneren. Ook is er geen sprake van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden. Hij heeft de beperkingen opgenomen in de FML van 10 februari 2021. De verzekeringsarts B&B heeft het standpunt van de verzekeringsarts bevestigd en toegelicht waarom het bezwaar en de ingebrachte medische informatie niet leiden tot een ander standpunt. Uit de medische informatie blijkt geen duidelijke afwijking van de belastbaarheid of noodzaak tot meer beperkingen. Voor de door eiser aangedragen beperkingen ontbreekt een medische grondslag. De stelling van eiser dat de aangenomen beperkingen onjuist zijn, is niet nader onderbouwd. Zonder onderbouwing (met andere medische stukken) is er voor de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische onderbouwing van het besluit.
10. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op 12 februari 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor hem vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 10 februari 2021.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
11. De arbeidsdeskundige heeft op grond van de FML van 10 februari 2021 vastgesteld dat eiser niet geschikt is voor zijn eigen werk als supportmedewerker, omdat deze functie zijn belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens functies gezocht die eiser in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies (en twee reservefuncties) opgeleverd.
Het gaat om:
- ( sbc-code 482010) Dienstleider;
- ( sbc-code 315150) Baliemedewerker;
- ( sbc-code 516080) Schadecorrespondent.
De reservefuncties zijn (516180) Acquisiteur en (516110) Commercieel-administratief medewerker.
12. De arbeidsdeskundige B&B heeft in haar rapport van 3 november 2021 bevestigd dat deze functies passend zijn.
13. De arbeidsdeskundige en arbeidsdeskundige B&B hebben in hun rapporten en de resultaat functiebeoordeling voldoende uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor eiser. Zij hebben de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. Eiser heeft hiertegen in beroep ook geen argumenten aangevoerd. De rechtbank vindt dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiser in staat is de functies te vervullen.
14. Eiser heeft aangevoerd dat het maatmanloon onjuist is vastgesteld, maar heeft dit niet onderbouwd. De arbeidsdeskundige is bij de vaststelling van het maatmanloon uitgegaan van de berekening van dit loon bij een eerdere beoordeling, door de arbeidsdeskundige B&B in het rapport van 26 november 2020. In dat rapport heeft de arbeidsdeskundige B&B uitgebreid uiteengezet op basis waarvan zij het maatmanloon heeft vastgesteld. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat de arbeidsdeskundigen zijn uitgegaan van een onjuist maatmanloon.
15. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiser op 12 februari 2021 met de middelste van de drie geduide functies 88,96% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende met zijn eigen werk, zodat hij voor de overige 11,04% arbeidsongeschikt is.
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
16. De rechtbank ziet geen reden om het bestreden besluit in strijd te achten met het vertrouwensbeginsel. Het vertrouwensbeginsel houdt niet in dat een eenmaal verstrekte WIA-uitkering niet beëindigd kan worden. Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is vereist dat de betrokkene aannemelijk maakt dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en zo ja, hoe het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen. [1] Van een dergelijke toezegging, uitlating of gedraging is in dit geval niet gebleken.
17. De rechtbank ziet ook geen reden om het bestreden besluit in strijd te achten met het rechtszekerheidsbeginsel. Het UWV heeft de bevoegdheid om altijd een herbeoordeling uit te voeren. In deze zaak heeft eiser bovendien zelf een melding gedaan. Dat de herbeoordeling in dit geval heeft geleid tot een beëindiging van de WIA-uitkering is dus niet in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. [2]
18. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om het bestreden besluit in strijd te achten met enig ander algemeen beginsel van behoorlijk bestuur.

Conclusie en gevolgen

19. Het UWV heeft terecht besloten om per 1 mei 2021 de WIA-uitkering van eiser te beëindigen, omdat hij vanaf 12 februari 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
20. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 22 december 2022 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, van 7 september 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1943
2.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, van 29 maart 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:765