In deze zaak heeft de kinderrechter op 15 december 2022 een nadere beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De minderjarigen verblijven sinds 3 december 2021 in een gezinshuis. De kinderrechter heeft eerder op 15 juni 2022 de ondertoezichtstelling van de minderjarigen verlengd en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een periode van zes maanden goedgekeurd. De kinderrechter betreurt dat het perspectiefonderzoek, dat noodzakelijk is voor de verdere besluitvorming, door financieringsproblemen vertraging heeft opgelopen.
De gecertificeerde instelling (GI) heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen te verlengen met zes maanden, in afwachting van het perspectiefonderzoek. De GI heeft zorgen geuit over de opvoedingsvaardigheden van de ouders, die in het verleden instabiele en spanningsvolle opvoedsituaties hebben gecreëerd. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het noodzakelijk is dat de minderjarigen in het gezinshuis blijven, waar zij de benodigde structuur en stabiliteit ontvangen.
De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd voor de duur van zes maanden, met ingang van 22 december 2022 tot 22 juni 2023, en heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat de beslissing onmiddellijk uitgevoerd kan worden, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is om eerst zicht te krijgen op de opvoedingsmogelijkheden van de ouders voordat er een beslissing kan worden genomen over een mogelijke terugplaatsing van de minderjarigen.