ECLI:NL:RBZWB:2022:7998

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
29 december 2022
Zaaknummer
C/02/398025 / JE RK 22-933
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Toekoen
  • mr. Verger-Maas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van een perspectiefonderzoek

In deze zaak heeft de kinderrechter op 15 december 2022 een nadere beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De minderjarigen verblijven sinds 3 december 2021 in een gezinshuis. De kinderrechter heeft eerder op 15 juni 2022 de ondertoezichtstelling van de minderjarigen verlengd en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een periode van zes maanden goedgekeurd. De kinderrechter betreurt dat het perspectiefonderzoek, dat noodzakelijk is voor de verdere besluitvorming, door financieringsproblemen vertraging heeft opgelopen.

De gecertificeerde instelling (GI) heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen te verlengen met zes maanden, in afwachting van het perspectiefonderzoek. De GI heeft zorgen geuit over de opvoedingsvaardigheden van de ouders, die in het verleden instabiele en spanningsvolle opvoedsituaties hebben gecreëerd. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het noodzakelijk is dat de minderjarigen in het gezinshuis blijven, waar zij de benodigde structuur en stabiliteit ontvangen.

De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd voor de duur van zes maanden, met ingang van 22 december 2022 tot 22 juni 2023, en heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat de beslissing onmiddellijk uitgevoerd kan worden, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is om eerst zicht te krijgen op de opvoedingsmogelijkheden van de ouders voordat er een beslissing kan worden genomen over een mogelijke terugplaatsing van de minderjarigen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/398025 / JE RK 22-933
Datum uitspraak: 15 december 2022
Nadere beschikking kinderrechter over verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING EN JEUGDRECLASSERING, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedag 1] 2012 te [geboorteplaats 1] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ,

[minderjarige 2] ,

geboren op [geboortedag 2] 2019 te [geboorteplaats 2] , hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M. Brouwers te Tilburg,

[naam vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. C.A.M.J.M. Joosten te Venlo.

Het nadere procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van 15 juni 2022, met de daarin vermelde stukken;
- de brief met bijlagen van de GI van 21 november 2022.
Op 15 december 2022 heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren nader mondeling behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. A. van Tol-Macharoblishvili (waarnemend voor mr. Brouwers),
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- een vertegenwoordigster van de GI.
De feiten
Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgevoerd door de ouders.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven sinds 3 december 2021 in een gezinshuis.
Bij beschikking van 15 juni 2022 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van twaalf maanden verlengd, met ingang van 22 juni 2022 tot 22 juni 2023, en is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende dag en nacht in een accommodatie jeugdhulpaanbieder voor de duur van zes maanden verlengd, met ingang van 22 juni 2022 tot 22 december 2022. Het resterende deel van het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing is aangehouden in afwachting van een verslag van de GI.

Het verzoek

Thans is aan de orde het restverzoek van de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende dag en nacht in een accommodatie jeugdhulpaanbieder te verlengen met zes maanden, van 22 december 2022 tot 22 juni 2023. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

De standpunten

De GI heeft ter nadere onderbouwing van het verzoek naar voren gebracht dat er een perspectiefonderzoek is aangevraagd bij De Gezinsmanager. In verband met problemen met de financiering heeft de aanmelding een periode stil gelegen. Naar verwachting start het onderzoek binnenkort. De GI acht voortduring van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen in afwachting van het perspectiefonderzoek nog noodzakelijk. Er is jarenlang veel zicht geweest op het functioneren van de ouders, omdat zij bij Amarant verbleven. Er zijn zorgen rondom de pedagogische vaardigheden en de individuele problematiek van de ouders, waardoor zij op dit moment aan de minderjarigen niet kunnen bieden wat zij nodig hebben met betrekking tot de veiligheid, structuur en ondersteuning ten behoeve van hun ontwikkeling. De GI heeft aan de ouders verzocht een nieuw persoonlijkheidsonderzoek af te laten nemen. Sinds de uithuisplaatsing van de minderjarigen wordt steeds duidelijker welke schade zij hebben opgelopen in de opvoedingsomgeving van de ouders, waarbij er sprake was van escalaties en spanningen. [minderjarige 1] is aangemeld bij [expertisecentrum] voor ondersteuning in verband met traumaproblematiek. [minderjarige 2] laat signalen van dissociatie zien, hetgeen kan wijzen op een preverbaal trauma. Voor haar is nog onderzoek en een behandeling nodig. Beide minderjarigen geven aan dat de meeste angstervaringen voortkomen uit gedrag vanuit de vader. De vader is daardoor een trigger voor de trauma’s. De vader heeft ten gevolge daarvan minder omgang met de minderjarigen dan de moeder. De minderjarigen zijn gebaat bij de basisveiligheid die wordt geboden in het gezinshuis en de nabijheid en ondersteuning die de gezinshuismoeder hen biedt.
Door en namens de moeder is aangegeven dat zij instemt met het resterende verzoek van de GI. Het is volgens haar goed dat de minderjarigen gedurende het perspectiefonderzoek in het gezinshuis verblijven. Zij spreekt de wens uit om uiteindelijk zelf voor de minderjarigen te kunnen zorgen. Haar omstandigheden zijn positief veranderd, omdat ze inmiddels een stabiele relatie heeft en samenwoont. De moeder heeft wel de zorg of zij voldoende kan laten zien wat zij de minderjarigen kan bieden, omdat ze maar eenmaal in de twee weken anderhalf uur omgang met hen heeft. De omgang verloopt goed. Daarom wil zij graag een uitbreiding van de omgang.
Door en namens de vader is naar voren gebracht dat hij niet instemt met het resterende verzoek van de GI. De vader heeft niet het gevoel een eerlijke kans te krijgen door de GI. Hij heeft minder omgang met de minderjarigen dan de moeder, hij begrijpt niet waarom dat zo is. De vader ervaart daardoor gevoelens van onmacht. De communicatie met de GI is slecht. Hij heeft daarom om een andere jeugdzorgwerker gevraagd. Hij heeft op dit moment niet de voorzieningen om de minderjarigen bij hem te laten verblijven.
De beoordeling
Ingevolge artikel 1:265b lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid. Op grond van artikel 1:265c lid 2 BW kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:265b lid 1 BW is voldaan, de duur van de machtiging uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat het op de minderjarigen betrekking hebbende perspectiefonderzoek nog moet worden uitgevoerd. Het is te betreuren dat de uitvoering hiervan zo lang op zich heeft laten wachten door financieringsproblemen. De ernstige zorgen over de minderjarigen komen voort uit een instabiele en spanningsvolle opvoedsituatie bij de ouders in het verleden. Daarnaast is er sprake van individuele persoonlijke problematiek bij de ouders. De kinderrechter is van oordeel dat er eerst zicht dient te komen op de opvoedingsvaardigheden en
-mogelijkheden van de ouders, alvorens er een beslissing kan worden genomen over een mogelijke thuisplaatsing van de minderjarigen bij de moeder of bij de vader. Het is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarigen op dit moment noodzakelijk dat zij de structuur, stabiliteit en nabijheid binnen het gezinshuis kunnen blijven ontvangen om toe te komen aan de noodzakelijke ontwikkeltaken. [minderjarige 1] zal nog de traumabehandeling bij [expertisecentrum] aangaan. Bij [minderjarige 2] worden signalen gezien van een preverbaal trauma, waarvoor op termijn moet worden bekeken of zij hiervoor behandeling nodig heeft.
De kinderrechter zal, gezien het voorgaande, de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verlengen voor de restduur van zes maanden.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van de minderjarigen noodzakelijk is dat deze beslissing, ondanks een eventueel hoger beroep, meteen uitgevoerd kan worden.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt, uitvoerbaar bij voorraad, de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende dag en nacht in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van zes maanden met ingang van 22 december 2022 tot 22 juni 2023.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2022 door mr. Toekoen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Verger-Maas, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 29 december 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.