In deze zaak heeft de kinderrechter op 15 december 2022 een nadere beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2015, bij de vader, die gezag heeft. De kinderrechter heeft eerder op 12 augustus 2022 een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, die op 7 november 2022 is verlengd. De gecertificeerde instelling (GI) heeft verzocht om een verdere machtiging tot uithuisplaatsing tot 16 februari 2023, met de nadruk op het werken aan een thuisplaatsing bij de moeder, waar de minderjarige zijn hoofdverblijfplaats heeft.
Tijdens de mondelinge behandeling op 15 december 2022 zijn de moeder, de vader en een vertegenwoordiger van de GI verschenen. De GI heeft zorgen geuit over de interactie tussen de moeder en de minderjarige, maar de kinderrechter heeft geconcludeerd dat er geen onveilige situatie bij de moeder is. De kinderrechter heeft de noodzaak van de uithuisplaatsing als ultimum remedium benadrukt en verwacht dat de moeder zal meewerken aan de hulpverlening en de video-interactiebegeleiding.
De kinderrechter heeft uiteindelijk besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 16 februari 2023, met de verwachting dat de minderjarige voor die datum bij de moeder thuisgeplaatst zal zijn. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze direct kan worden uitgevoerd, ongeacht een eventueel hoger beroep.