ECLI:NL:RBZWB:2022:8017
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure inzake Wob-verzoek
In deze zaak heeft verzoekster, een B.V. gevestigd in [vestigingsplaats], beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (verweerder) op haar bezwaar van 17 mei 2022. Dit bezwaar was gericht tegen een eerder besluit van 29 april 2022, waarin op verzoek van verzoekster om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) was beslist. Verweerder heeft op 5 oktober 2022 op het bezwaarschrift beslist, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. Verweerder heeft aangegeven in te stemmen met het verzoek. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De veroordeling in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en verder uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster. De beoordeling van de proceskostenveroordeling beperkt zich tot de beroepsfase, aangezien verweerder al een proceskostenveroordeling voor de bezwaarfase had toegekend. Het verzoek om proceskostenveroordeling is als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 379,50, waarbij het gewicht van de zaak als licht is aangemerkt. Tevens heeft de rechtbank verweerder verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 365,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter I.M. Josten en openbaar gemaakt op 29 december 2022.