ECLI:NL:RBZWB:2022:8018

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 december 2022
Publicatiedatum
30 december 2022
Zaaknummer
AWB- 21_2826
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidseisen en medische beoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het UWV over de weigering van een WIA-uitkering. Eiser, die sinds 1 april 2009 als walser/constructiebankwerker werkte, had zich op 6 oktober 2017 ziekgemeld vanwege gezondheidsklachten. Het UWV had zijn aanvraag voor een WIA-uitkering per 19 november 2019 afgewezen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond en het bezwaar tegen een eerdere beslissing niet-ontvankelijk.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 18 november 2022, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en ambulant begeleider. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV terecht heeft geconcludeerd dat eiser op 19 november 2019 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door het UWV zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hadden gehouden met de medische situatie van eiser. Eiser had aangevoerd dat de verzekeringsarts onvoldoende informatie van zijn behandelend psychiater had meegewogen, maar de rechtbank vond dat de verzekeringsarts de relevante informatie had betrokken bij de beoordeling.

De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht de WIA-uitkering had geweigerd, omdat eiser op de relevante datum niet voldeed aan de criteria voor arbeidsongeschiktheid. Eiser's beroep werd ongegrond verklaard, en het UWV werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling in het kader van arbeidsongeschiktheid en de rol van de verzekeringsarts in het vaststellen van beperkingen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2826

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser

(gemachtigde: mr. J.J. Brosius),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. M. Reitsma).

Procesverloop

Met het besluit van 27 augustus 2019 (het primaire besluit I) heeft het UWV de aanvraag van eiser om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 19 november 2019 afgewezen.
Met het besluit van 11 november 2020 (het primaire besluit II) heeft het UWV aan eiser per 19 juni 2020 een uitkering toegekend op grond van de Wet WIA, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 80 tot 100%.
Met het besluit van 21 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit I ongegrond verklaard. Het UWV heeft het bezwaar van eiser gericht tegen het primaire besluit II niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de zitting van 18 november 2022. Eiser was aanwezig samen met zijn gemachtigde, bijgestaan door zijn ambulant begeleider. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Wat ging er aan deze procedure vooraf?

1. Eiser werkte sinds 1 april 2009 als walser/constructiebankwerker voor gemiddeld 39,79 uur per week bij [naam bedrijf] . Hij heeft zich op 6 oktober 2017 wegens gezondheidsklachten ziekgemeld voor dit werk.
2. Op 15 juli 2017 heeft eiser een aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA ingediend. Het UWV heeft naar aanleiding hiervan een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht.
3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiser onderzocht en aan de hand van alle beschikbare medische gegevens beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn per 19 november 2019. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 19 augustus 2019. Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat eiser zijn eigen werk als walser/constructiebankwerker niet meer kan verrichten maar dat er drie functies (én twee reservefuncties) zijn die eiser, met zijn beperkingen, nog wel zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser met de middelste van deze drie functies 80,24% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziekmeldde. Dit betekent dat eiser voor 19,76% arbeidsongeschikt is. Omdat dit minder dan 35% arbeidsongeschikt is, komt eiser volgens het UWV niet in aanmerking voor een WIA-uitkering.
4. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam verzekeringsarts b&b 1] en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. Volgens verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam verzekeringsarts b&b 1] zijn de beperkingen niet geheel juist vastgesteld. Zij heeft daarom een gewijzigde FML opgesteld op 29 april 2021. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft het maatmanloon geïndexeerd naar de datum 19 november 2019. Door de wijzigingen in de FML zijn de twee reservefuncties niet meer als passend aan te merken volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. De drie functies, die voor de schatting zijn gebruikt, zijn wel passend. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiser met de middelste van deze functies gemiddeld 79,19% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziekmeldde. Dit betekent dat eiser voor 20,81% arbeidsongeschikt is. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.
5. Eiser heeft op 23 juli 2020 aangegeven dat zijn gezondheid is gewijzigd vanaf 19 november 2019 en dat hij vanaf 19 juni 2020 is opgenomen in een instelling. In het besluit van 11 november 2020 (primaire besluit II) heeft het UWV eiser per 19 juni 2020 een loongerelateerde uitkering in verband met Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) op grond van de Wet WIA toegekend, waarbij is uitgegaan van een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, omdat hij geen benutbare mogelijkheden heeft.

Wat vindt eiser?

6. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij voert aan dat het bestreden besluit, voor zover dit ziet op het primaire besluit I, onvoldoende is gemotiveerd en in strijd is met de (gecodificeerde) algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Eiser verzoekt hetgeen in bezwaar door en namens hem naar voren is gebracht als herhaald en ingelast te beschouwen. Eiser is van mening dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de informatie van de psychiater onvoldoende meegewogen. Anders dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep veronderstelt is de behandelend psychiater bij het becommentariëren van de FML niet uitgegaan van de klachtenbeleving van eiser maar van zijn eigen deskundigheid. Dat kan niet aan de kant gezet worden met de mededeling dat gekeken moet worden naar de invulinstructie van het systeem. Daarnaast blijkt uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat zij vragen heeft aan de psychiater, maar deze niet aan hem heeft gesteld. Dat er een verslechtering is opgetreden wil niet zeggen dat eiser op de datum in geding al niet meer dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiser vindt dat de verzekeringsarts dit niet voldoende heeft gemotiveerd en het is ook in strijd met de informatie van Bedrijfsartsen5 (diagnose psychiater [naam psychiater 1] ). Eiser heeft ter onderbouwing van zijn standpunt een brief van psychiater [naam psychiater 1] van mei 2014 overgelegd. Eiser voert aan dat er reden is voor een urenbeperking. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft onvoldoende onderbouwd waarom hier geen sprake van is, terwijl een urenbeperking volgt uit de informatie van de behandelaars. Verder stelt eiser dat hij met zijn beperkingen de functies die het UWV geschikt vindt, niet kan verrichten. Met betrekking tot de functies die in beroep aan eiser zijn voorgehouden stelt hij dat de functies met sbc-code 111010 en 242030 opnieuw zijn geduid, terwijl deze als ongeschikt waren bestempeld door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep [naam arbeidsdeskundige b&b] . Dat is onbegrijpelijk. Verder kan hij de functie met sbc-code 111180 niet verrichten omdat hij niet kan werken met machines. De functie met sbc-code 111175 is ongeschikt omdat eiser meent dat hij in deze functie een voertuig moet besturen, waarvoor hij in de FML beperkt is geacht.

Waarover gaat het in deze zaak

7. De rechtbank stelt allereerst vast dat het UWV bij het bestreden besluit heeft beslist op twee bezwaarschriften van eiser. Het ene bezwaarschrift (gericht tegen het primaire besluit I) is ongegrond verklaard, het tweede bezwaarschrift (gericht tegen het primaire besluit II) is niet-ontvankelijk verklaard. Tegen de niet-ontvankelijk verklaring is eiser in het beroepschrift niet kenbaar opgekomen. Ter zitting heeft eiser bevestigd dat zijn beroep alleen is gericht tegen de ongegrondverklaring van zijn bezwaarschrift tegen het primaire besluit I. De rechtbank beperkt zich in dit geding dus hiertoe.
8. Gelet op voorgaande is in dit geding slechts de vraag aan de orde of het UWV terecht heeft geconcludeerd dat eiser met ingang van 19 november 2019 geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat hij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 19 november 2019 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat vindt de rechtbank?

9
.De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 19 november 2019 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
10. Voor zover eiser in zijn beroepschrift verwijst naar dat wat hij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiser zal dus moeten aanvoeren waarom hij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop beoordeelt de rechtbank het beroep in het licht van de in beroep aangevoerde gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
11. De rechtbank heeft na bestudering van het beroepschrift van eiser en het dossier aanleiding gezien om vragen te stellen aan het UWV. Verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam verzekeringsarts b&b 2] heeft naar aanleiding van deze vragen reden gezien om een beperking op te nemen voor item 1.9.9. verhoogd persoonlijk risico. Zij heeft dit kenbaar gemaakt in het rapport van 5 augustus 2022. Zij heeft vervolgens een gewijzigde FML opgesteld op 5 augustus 2022. Arbeidsdeskundige bezwaar en beroep [naam arbeidsdeskundige b&b] heeft naar aanleiding van deze gewijzigde FML van 5 augustus 2022 gekeken of de geduide functies nog geschikt zijn. Hij heeft toegelicht dat hij de functie productiemedewerker machinaal inpakken (sbc-code: 111175) nog geschikt vindt. Vervolgens heeft hij opnieuw het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) geraadpleegd en vier nieuwe functies (waarvan twee reservefuncties) geduid. Dit maakt dat de schatting wordt gebaseerd op de functies productiemedewerker industrie (samenstellen) (sbc-code: 111180), samensteller kunststof en rubberproducten (sbc-code: 271130) en productiemedewerker machinaal inpakken (sbc-code: 111175). Vervolgens heeft arbeidsdeskundige bezwaar en beroep [naam arbeidsdeskundige b&b] berekend dat eiser met inachtneming van deze drie functies voor 7,32% arbeidsongeschikt is. Omdat dit minder dan 35% is heeft het UWV geen aanleiding gezien om het bestreden besluit, voor zover betrekking hebbend op de beslissing om eiser per 19 november 2019 een WIA-uitkering te weigeren, te wijzigen.
12. Omdat verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam verzekeringsarts b&b 2] tijdens de beroepsprocedure een verdere beperking heeft aangenomen in de FML van 5 augustus 2022 en arbeidskundige bezwaar en beroep [naam arbeidsdeskundige b&b] nieuwe functies heeft geduid kleeft aan de besluitvorming in bezwaar een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek. Het UWV heeft deze gebreken in het verweerschrift van 9 september 2022, het rapport van [naam verzekeringsarts b&b 2] van 5 augustus 2022 en het rapport van [naam arbeidsdeskundige b&b] van 7 september 2022 kenbaar gemaakt en naar het oordeel van de rechtbank hersteld. De rechtbank zal dat hierna uitleggen. Niet is gebleken dat eiser door het gebrek in het bestreden besluit, voor zover dat ziet op de weigering eiser per 19 november 2019 een WIA-uitkering toe te kennen, is benadeeld, omdat het arbeidsongeschiktheidspercentage minder dan 35% blijft en eiser in beroep op deze aanvullende motiveringen heeft kunnen reageren. Dit maakt dat de rechtbank de gebreken in het bestreden besluit met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) passeert.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
13. Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek uiteindelijk zorgvuldig is verricht. Verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam verzekeringsarts b&b 1] heeft kennis genomen van het dossier, waaronder het rapport van de verzekeringsarts, inhoudende onder meer de bevindingen van de verzekeringsarts uit eigen lichamelijk en psychisch onderzoek, de gegevens van de behandelaars, waaronder de brieven van psychiater [naam psychiater 2] van 15 november 2018 en van 10 december 2020, die eiser in bezwaar heeft overgelegd, en het bezwaar van eiser. Naar aanleiding van de vraagstelling van de rechtbank heeft verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam verzekeringsarts b&b 2] het dossier bestudeerd, waaronder de rapporten van de verzekeringsarts en verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam verzekeringsarts b&b 1] . Het dossier en hetgeen de verzekeringsartsen in hun rapporten hebben overwogen heeft ertoe geleid dat verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam verzekeringsarts b&b 2] reden heeft gezien om een gewijzigde FML op te stellen op 5 augustus 2022.
14. De stelling van eiser dat het onderzoek onzorgvuldig is, omdat verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam verzekeringsarts b&b 1] de informatie van de psychiater en Bedrijfsartsen5 (diagnose psychiater [naam psychiater 1] ) onvoldoende heeft meegewogen in de heroverweging en zij contact had moeten opnemen met de psychiater volgt de rechtbank niet. In beginsel behoort het tot de expertise van een verzekeringsarts om te beoordelen welke onderzoekmethoden worden gekozen, hoe de onderzoeksresultaten worden beoordeeld, waaronder de beschikbare informatie van de behandelaars, en vast te stellen tot welke beperkingen dit leidt voor het verrichten van arbeid bij eiser. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat uit het rapport van verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam verzekeringsarts b&b 1] volgt dat zij de informatie van de psychiater van 15 november 2018 en 10 december 2020 heeft meegewogen. Met het UWV is de rechtbank van mening dat aan de eigen visie van de behandelend psychiater met betrekking tot de verschillende items van de FML niet de waarde gehecht kan worden die eiser eraan gehecht wenst te zien. Het invullen van de FML gebeurt door een (daartoe opgeleide) verzekeringsarts aan de hand van de objectief vastgestelde gezondheidssituatie van eiser en aan de hand van de definities van het CBBS. Verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam verzekeringsarts b&b 1] heeft terecht naar voren gebracht dat de behandelend psychiater had kunnen volstaan met het mededelen van diens bevindingen uit onderzoek naar eisers psychisch functioneren ten gevolge van bij hem vastgestelde stoornissen per 19 november 2019, voor zover die informatie niet al eerder middels brieven is gedeeld. Anders dan eiser kennelijk lijkt te veronderstellen volgt uit deze mededelingen van verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam verzekeringsarts b&b 1] niet dat deze nog vragen zou hebben aan de behandelend psychiater, die zij ten onrechte niet gesteld zou hebben; uit het rapport volgt namelijk dat bij verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam verzekeringsarts b&b 1] voldoende informatie over de psychische gezondheidstoestand van eiser per 19 november 2019 bekend was. De brief van psychiater [naam psychiater 1] van mei 2014 werpt volgens de rechtbank geen andere blik op het feitencomplex. Het ontgaat de rechtbank wat eiser heeft beoogd met zijn verwijzing naar deze behandelaar en diens brief, mede gelet op de datum in geding en de datum van deze brief.
15. Gelet op voornoemde onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat verzekeringsartsen bezwaar en beroep op een zorgvuldige en duidelijke manier de psychische klachten van eiser hebben betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er geen reden is om aan te nemen dat de verzekeringsartsen bezwaar en beroep aspecten van de gezondheidstoestand van eiser hebben gemist.
Beoordeling van de belastbaarheid
16. De verzekeringsarts gaat uit van de diagnose overige autistisch spectrum stoornis (ASS), ADD en depressieve episode grotendeels in remissie. Voor laatstgenoemde is eiser eerder opgenomen geweest, maar de behandeling is in mei 2019 afgerond. Wel slikt eiser nog psychomedicatie, waarvoor de psychiater hem opvolgt. De verzekeringsarts stelt een FML op met beperkingen op verschillende items in de rubrieken persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, aanpassing aan fysieke omgevingseisen en werktijden.
17. Verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam verzekeringsarts b&b 1] heeft in het rapport uiteengezet op welke punten zij tot een andere conclusie dan de verzekeringsarts komt. Zij geeft aan dat kijkend naar de beschreven specifieke problemen en voor het functioneren passend bij ASS, zoals snelle overprikkeling, problemen in de emotieherkenning, emotieregulatie en sociale relaties er reden is om meer beperkingen in de FML op te nemen. In de FML wordt opgenomen dat eiser is aangewezen op een rustige werkplek. Ook is eiser aangewezen op werk waarbij hij niet wordt afgeleid door activiteiten van anderen. Verder wordt eiser beperkt geacht voor werkzaamheden waar meer beroep gedaan wordt op sociale vaardigheden, zoals samenwerken of intensievere klant- of patiëntcontact. Van een noodzaak tot het uitsluiten van iedere prikkel of geluid is geen aanleiding gebleken. Eiser heeft zich lang weten te handhaven in zeker geen rustige werkomgeving en hij heeft als hobby dj-en en het organiseren van muziekevenementen. Van een beperking op de items vasthouden en verdelen van de aandacht kan op basis van de situatie, zoals beschreven bij het primaire onderzoek ook geen onderbouwing worden gevonden. Dit geldt ook voor andere diverse door de psychiater aangevinkte items in de FML. Vanuit de problematiek zoals deze aanwezig was op 19 november 2019 is er, als er in voldoende mate rekening gehouden wordt met de beschreven beperkingen, geen grond om een urenbeperking noodzakelijk te achten. Op 19 november 2019 was er volgens verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam verzekeringsarts b&b 1] geen sprake meer van een belangrijke depressie, waardoor er geen grond is voor een urenbeperking vanuit energetisch oogpunt. Ook was er geen verminderde beschikbaarheid wegens intensieve behandeling of extra recuperatietijd vanuit preventief oogpunt. Verder geeft verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam verzekeringsarts b&b 1] aan dat uit de brief van de behandelaar in november 2018 volgt dat een eerdere depressieve episode met suïcidaliteit was opgeklaard. Op 19 november 2019 was er op dat vlak nog geen gebleken terugval. Ten tijde van het onderzoek bij de verzekeringsarts ging het relatief goed met eiser. De behandeling was afgerond op medicatie na en hij was zich ook weer wat gaan richten op het vinden van mogelijkheden in werk. Volgens de meest recente brief van de psychiater werd eiser in de periode voorafgaand aan de opname in de zomer van 2020 weer suïcidaal, waardoor het volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep duidelijk is dat een verslechtering is opgetreden in de loop van 2020.
18. Naar aanleiding van de vragen van de rechtbank, onder andere over de stelling van eiser dat hij wegens medicijngebruik beperkt is in het gebruik van (gevaarlijke) machines, heeft verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam verzekeringsarts b&b 2] in het rapport van 5 augustus 2022 toegelicht dat zij reden ziet om een beperking op item 1.9.9 verhoogd persoonlijk risico aan te nemen. Zij benoemt dat de verzekeringsarts in haar rapport heeft genoteerd dat eiser Venlafaxine, Quetiapine en Zolpidem gebruikt. Met name als gevolg van Zolpidem en zeker omdat het gecombineerd wordt met Venlafaxine en Quetiapine geldt een beperking voor het professioneel besturen van gemotoriseerde voertuigen en ten aanzien van het evident gevaarlijk werk (zoals werken op hoogtes, langs de waterkant/weg, met gevaarlijke producten (zoals chemicalien/zuren), hanteren van gevaarlijke machines en gereedschappen (snijmachines, hout en metaalbewerkingsmachines), werken met hoge elektrische spanning of in de buurt van open vuren, vloeibare metalen en dergelijke. Deze toelichting is voor de rechtbank voldoende duidelijk. Zij ziet dan ook geen reden om verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam verzekeringsarts b&b 2] in dit verband niet te volgen.
19. Eiser voert aan dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn medische situatie, zoals omschreven door zijn behandelaars, en dat een urenbeperking had moeten worden aangenomen. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de verzekeringsartsen bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. Dat de gegeven urenbeperking niet ver genoeg gaat heeft eiser onvoldoende met medische stukken, die zien op de datum 19 november 2019, onderbouwd. Zoals de rechtbank hiervoor al heeft overwogen geeft de door de behandelend psychiater ingevulde FML (dus ook op het item werktijden) geen twijfel aan de door verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam verzekeringsarts b&b 1] met betrekking tot de urenbeperking gegeven motivering. Ook kan de rechtbank – anders dan eiser stelt – uit de brieven van psychiater [naam psychiater 2] niet opmaken dat hij gemotiveerd aangeeft dat een urenbeperking moet worden aangenomen. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, is niet komen vast te staan dat de verzekeringsartsen bezwaar en beroep eisers psychische klachten hebben onderschat. Deze zijn vervolgens betrokken bij de beoordeling van de belastbaarheid van eiser per 19 november 2019. Dat de verzekeringsartsen bezwaar en beroep hierbij bepaalde beperkingen over het hoofd hebben gezien, heeft eiser dus niet aannemelijk gemaakt. De rechtbank herhaalt nog maar eens dat het niet de expertise van eisers behandelend psychiater is om bij eiser bestaande psychische klachten en belemmeringen te vertalen naar beperkingen in de FML. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiser klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiser zijn klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren impact van zijn klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing van de klachten die eiser ervaart op 19 november 2019. Gelet op voorgaande ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische onderbouwing van het besluit. Eiser moet op 19 november 2019 daarom in staat worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor hem vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 5 augustus 2022.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
20. Arbeidsdeskundige bezwaar en beroep [naam arbeidsdeskundige b&b] heeft op grond van de FML van 5 augustus 2022 functies (beroepen/werkzaamheden) gezocht die eiser met zijn medische beperkingen in theorie nog kan uitvoeren. Het gaat om:
- ( sbc-code 111180) Productiemedewerker industrie (samenstellen);
- (sbc-code 271130) Samensteller kunststof en rubberproducten;
- (sbc-code 111175) Productiemedewerker machinaal inpakken.
21. Uitgaande van de juistheid van de bij eiser vastgestelde medische beperkingen zoals weergegeven in de FML van 5 augustus 2022 ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken. Arbeidsdeskundige bezwaar en beroep [naam arbeidsdeskundige b&b] heeft in zijn rapport en de resultaat functiebeoordeling voldoende uitgelegd dat de geduide functies ondanks gesignaleerde knelpunten passend zijn omdat de belastbaarheid van eiser niet wordt overschreden. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiser in staat is deze functies te vervullen. Eisers stelling dat de geduide functies met sbc-codes 111010 en 242030 opnieuw zijn geduid, terwijl deze als ongeschikt waren bestempeld door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep [naam arbeidsdeskundige b&b] , kan hem niet baten. Voorop staat dat deze twee functies niet aan de schatting ten grondslag zijn gelegd. Verder is deze stelling feitelijk onjuist omdat de door [naam arbeidsdeskundige b&b] binnen deze sbc-codes geduide functies andere functies zijn met elk een eigen functiebeschrijving en -nummer dan die hij als vervallen heeft verklaard. Ter zitting heeft eiser gesteld dat hij uit de arbeidsmogelijkhedenlijst afleidt dat in de functie met sbc-code 111175 een kar/voertuig moet worden bestuurd terwijl hij daarvoor beperkt is. Ook dit is feitelijk onjuist kijkend naar de resultaat functiebeoordeling van 6 september 2022. Hieruit volgt namelijk geen belasting op deze items, evenmin staat dit in de arbeidsmogelijkhedenlijst. Verder volgt de rechtbank eiser niet in zijn betoog dat hij de functie productiemedewerker industrie (sbc-code 111180) niet kan verrichten in verband met zijn medicijngebruik. In de FML van 5 augustus 2022 is een beperking aangenomen voor persoonlijk risico in verband met eisers medicijngebruik. Uit de resultaat functiebeoordeling van 6 september 2022 volgt niet dat er belasting is voor werken met gevaarlijke machines, besturen van een voertuig dan wel andere belasting in het kader van persoonlijk risico. Daarnaast heeft arbeidsdeskundige bezwaar en beroep [naam arbeidsdeskundige b&b] in zijn rapport van 7 september 2022 toegelicht dat in de functies geen sprake is van evident gevaarlijk werk of van het besturen van gemotoriseerde voertuigen.
22. Eiser stelt ten slotte nog dat hij de geduide functies niet kan verrichten in verband met zijn gezondheidstoestand, maar deze stelling is in feite gericht tegen de in de FML van 5 augustus 2022 vastgelegde medische belastbaarheid. Daarover heeft de rechtbank hierover onder punt 19 geoordeeld dat er geen aanleiding is om aan de juistheid daarvan te twijfelen.
23. Ter zitting heeft eiser nog gesteld dat het arbeidskundig onderzoek niet op de juiste datum is uitgevoerd. Het is uitgevoerd op 18 november 2019, maar de datum in geding is 19 november 2019. Het UWV heeft tijdens de zitting kenbaar gemaakt dat 18 november 2019 de datum einde wachttijd is en dat 19 november 2019 de eventuele toekenningsdatum van de WIA-uitkering is. Dat dit één dag afwijkt maakt volgens het UWV geen verschil, omdat de functies in het CBBS, hoewel ze zijn geduid op 18 november 2019, ook op 19 november 2019 actueel zijn. Eiser heeft dit niet weersproken dan wel voldoende betwist. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om het UWV niet te volgen in deze toelichting.
24. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiser op 19 november 2019 met de middelste van deze functies 92,68% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als walser/constructiebankwerker, zodat eiser voor de overige 7,32% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

25. Het UWV heeft terecht geweigerd om aan eiser een WIA‑uitkering toe te kennen per 19 november 2019, omdat hij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
26. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. In de toepassing van artikel 6:22 van de Awb wordt in dit geval aanleiding gezien het UWV te veroordelen in de proceskosten van eiser. De proceskosten in beroep stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van een zitting, met een waarde van € 759,- per punt en een wegingsfactor 1). Verder komen de door eiser gemaakte reiskosten tot een bedrag van € 20,74 wegens het verschijnen ter zitting van 18 november 2022 voor vergoeding in aanmerking. Ook wordt bepaald dat het UWV het door eiser betaalde griffierecht van € 49,- vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • bepaalt dat het UWV aan eiser het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 49,- vergoedt;
  • veroordeelt het UWV in de door eiser gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 1.538,74.
Deze uitspraak is gedaan op 30 december 2022 door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.