ECLI:NL:RBZWB:2022:8021
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure inzake Wob-verzoek
In deze zaak heeft verzoekster, een B.V. gevestigd in [vestigingsplaats], beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (verweerder) op haar bezwaar tegen een eerder genomen besluit. Dit bezwaar was gericht tegen een beslissing op haar verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Verzoekster heeft op 20 september 2022 beroep ingesteld, waarna verweerder op 5 oktober 2022 op het bezwaarschrift heeft beslist. Verzoekster heeft vervolgens haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. Verweerder heeft ingestemd met dit verzoek. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank overweegt dat de veroordeling in proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en dat, wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank kan besluiten tot proceskostenveroordeling.
In deze zaak is verweerder tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster. De rechtbank heeft de proceskosten voor de beroepsfase vastgesteld op € 379,50, waarbij het gewicht van de zaak als licht is aangemerkt. Daarnaast heeft de rechtbank verweerder verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 365,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten en openbaar gemaakt op 29 december 2022.