ECLI:NL:RBZWB:2022:8041

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
30 december 2022
Zaaknummer
9895478_E21122022
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen in een handelszaak met internationale component

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft de eiseres, Europastry Central Europe B.V., een vordering ingesteld tegen de gedaagde, een eenmanszaak vertegenwoordigd door de heer [gedaagde]. De eiseres vordert betaling van een bedrag van € 3.271,09, vermeerderd met wettelijke handelsrente en proceskosten, wegens onbetaalde facturen voor geleverde goederen. De gedaagde heeft de ontvangst van de goederen betwist, maar de kantonrechter oordeelt dat de gedaagde onvoldoende heeft aangetoond dat de leveringen niet hebben plaatsgevonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is op basis van de woonplaats van de gedaagde en dat het Nederlands recht van toepassing is op de koopovereenkomst. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde de gefactureerde bedragen dient te voldoen, omdat hij de bestelde producten heeft besteld en er geen duidelijke betwisting van de levering is aangetoond. De vordering van Europastry is toegewezen, inclusief de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde is veroordeeld in de proceskosten en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Tilburg
zaak/rolnr.: 9895478 CV EXPL 22-2024
vonnis d.d. 21 december 2022
inzake
Europastry Central Europe B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Oldenzaal,
eiseres,
gemachtigde: gerechtsdeurwaarder Frank Ikink,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] en kantoorhoudende te [plaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. B.I. Both.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. de dagvaarding van 20 mei 2022, met producties;
b. de conclusie van antwoord met producties;
c. de conclusie van repliek met producties;
d. de conclusie van dupliek.
Daarna is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1
Eiseres (verder te noemen: Europastry) vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde (verder te noemen: de heer [gedaagde] of [gedaagde] ) te veroordelen tot betaling van € 3.271,09, vermeerderd met de wettelijke handelsrente van 8% per jaar over
€ 2.420,81 vanaf 20 mei 2022 tot aan de dag van voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en in de nakosten.
2.2
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Europastry in de proceskosten.

3.De beoordeling

3.1
Aangezien de heer [gedaagde] in [woonplaats] woont, is in deze zaak een internationale
component aanwezig. De kantonrechter zal daarom vooreerst toetsen of zij bevoegd is om
van de zaak kennis te nemen, en zo ja, welk recht van toepassing is.
3.2
Als hoofdregel van het bevoegdheidssysteem geldt op grond van artikel 2 EEX-Vo (Verordening (EG) No. 44/2001) dat de verweerder met woonplaats in een lidstaat opgeroepen kan worden voor de gerechten van die staat. Ingevolge art. 59 EEX-Vo dient de vraag waar een verweerder woonplaats heeft, beantwoord te worden aan de hand van de lex fori van de aangezochte rechter. Dit heeft tot gevolg dat de Nederlandse rechter bij een natuurlijke persoon als verweerder artikel 1:10 e.v. van het Burgerlijk Wetboek (BW) moet toepassen. Art. 1:14 BW bepaalt dat een persoon die een kantoor of filiaal houdt, ten aanzien van aangelegenheden die dit kantoor of filiaal betreffen mede aldaar zijn woonplaats heeft. Aangezien de heer [gedaagde] zijn kantoor in Nederland houdt en deze kwestie aangelegenheden van zijn kantoor betreffen, is de Nederlandse rechter bevoegd om van de zaak kennis te nemen.
3.3
Vervolgens is aan de orde de vraag welk recht van toepassing is.
De Rome I-verordening (Verordening (EG) No. 593/2008) is volgens het eerste lid van artikel 1 van toepassing op verbintenissen uit overeenkomst in burgerlijke en handelszaken, in gevallen waarin gekozen moet worden uit het recht van verschillende landen. De onderhavige koopovereenkomst is een overeenkomst in een handelszaak, zodat de Rome I-verordening van toepassing is.
Op grond van artikel 4 lid 1 sub a van deze verordening is Nederlands recht van toepassing.
3.4.
Aangezien [gedaagde] gevestigd is in [plaats] , en de vordering niet meer bedraagt dan € 25.000,- is de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Tilburg, op grond van de artikelen 93a en 99 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bevoegd van dit geschil kennis te nemen.
3.5
Tussen partijen staat het volgende vast.
[gedaagde] is een eenmanszaak die wordt gedreven door de heer [gedaagde] . In de zaak worden koffie, donuts en andere etenswaren verkocht. De onderneming kent meerdere vestigingen, waaronder één in [plaats] .
3.6
Europastry heeft aangevoerd dat zij verschillende zaken aan [gedaagde] heeft verkocht en geleverd, en dat [gedaagde] de daarvoor verzonden, hierna te noemen facturen onbetaald heeft gelaten:
- de factuur van 10 oktober 2019 met [nummer 1] ten bedrage van € 553,33, horende bij de vrachtbrief met [nummer 2] ;
- de factuur van 4 november 2019 met [nummer 3] ten bedrage van € 558,42, horende bij de vrachtbrief met [nummer 4] ;
- de factuur van 11 november 2019 met [nummer 5] ten bedrage van € 537,80, horende bij de vrachtbrief met [nummer 6] ;
- de factuur van 4 november 2019 met [nummer 7] ten bedrage van € 771,26, horende bij de vrachtbrief met [nummer 8] .
3.7
[gedaagde] heeft het volgende aangevoerd.
De handtekeningen op de vrachtbrieven horende bij de facturen met nummers 3302549 en 3303037 zijn niet afkomstig van de heer [gedaagde] of de heer [naam] , de twee eigenaren in 2019. Europastry heeft dus niet bewezen dat de zaken genoemd op de facturen daadwerkelijk geleverd zijn. [gedaagde] betwist dan ook gehouden te zijn tot betaling van deze facturen.
De vrachtbrief horende bij de factuur met [nummer 7] is niet voorzien van een handtekening voor ontvangst. [gedaagde] betwist dan ook dat deze levering heeft plaatsgevonden.
Hoewel [gedaagde] bij antwoord nog heeft erkend de factuur met [nummer 3] verschuldigd te zijn maar die wegens betalingsproblemen nog niet te hebben voldaan, betwist [gedaagde] bij dupliek na nadere bestudering van de vrachtbrief alsnog de verschuldigdheid van de factuur. Nu de handtekening op de vrachtbrief niet van de twee eigenaren afkomstig is en er verder geen personeel bij [gedaagde] werkzaam was, ontkent [gedaagde] de ontvangst van de desbetreffende goederen, aldus [gedaagde] bij dupliek.
3.8
De kantonrechter overweegt als volgt.
[gedaagde] koppelt de betwisting van de levering consequent aan het ontbreken van een/de juiste handtekening op de vrachtbrief. De vraag of geleverd is, is echter een feitelijke vraag; of Europastry de levering al dan niet kan bewijzen (door middel van bijvoorbeeld getekende vrachtbrieven), is een juridische vraag die pas aan de orde komt wanneer de feitelijke levering voldoende gemotiveerd betwist is. [gedaagde] heeft de feitelijke levering niet duidelijk en ondubbelzinnig weersproken.
Bovendien geldt het volgende. Als niet betwist staat vast dat [gedaagde] de gefactureerde producten heeft besteld. Volgens de facturen gaat het om de levering van croissants, muffins, cakes en ‘dots’ (waarmee mogelijk donuts wordt bedoeld). Dit zijn zaken die [gedaagde] verkoopt en dus nodig heeft voor haar bedrijfsvoering. Niettemin heeft [gedaagde] niet gesteld, noch is gebleken, dat zij heeft geklaagd over het uitblijven van (een) levering(en), wat wel voor de hand zou hebben gelegen als men voor de dagelijkse bedrijfsvoering zaken heeft besteld die men niet geleverd krijgt.
De kantonrechter is daarom van oordeel dat [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd heeft betwist de leveringen die hier in het geding zijn, te hebben ontvangen.
3.9
Dat betekent dat [gedaagde] op grond van de gesloten koopovereenkomsten de gefactureerde bedragen dient te voldoen. Het bedrag van € 2.420,81 zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke handelsrente zoals gevorderd, die berekend tot 20 mei 2022 € 487,16 bedraagt.
3.1
Europastry maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 363,12 komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
3.11
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

4.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Europastry te voldoen het bedrag van € 3.271,09, vermeerderd met de wettelijke handelsrente van 8% per jaar over € 2.420,81 vanaf 20 mei 2022 tot aan de dag van voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, aan de zijde van Europastry vastgesteld op € 112,30 aan explootkosten, € 487,- aan griffierecht en € 436,- als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast);
veroordeelt [gedaagde] in de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis, begroot op € 124,00 aan salaris gemachtigde, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Dijkman en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2022.