ECLI:NL:RBZWB:2022:8080

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 november 2022
Publicatiedatum
2 januari 2023
Zaaknummer
C/02/402889_E24112022
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. van 't Nedereind
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van onroerende zaken door krakers in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 november 2022 uitspraak gedaan in een kort geding over de ontruiming van onroerende zaken die door krakers worden bewoond. Eiser, eigenaar van de onroerende zaken gelegen aan [adres] in de gemeente Moerdijk, vorderde dat de voorzieningenrechter gedaagden zou bevelen om binnen drie dagen na betekening van het vonnis de onroerende zaken te ontruimen. Eiser stelde dat de krakers zonder recht of titel in de woning verbleven, waardoor hij niet in staat was om de woning te betrekken en te verbouwen voor zijn gezin. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat eiser een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming, aangezien hij dubbele woonlasten heeft en de woning niet kan verzekeren. De gedaagden, die niet verschenen waren, werden in het ongelijk gesteld. De voorzieningenrechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen en bepaald dat de gedaagden binnen zeven dagen na betekening van het vonnis de onroerende zaken moeten verlaten. Tevens is bepaald dat de veroordeling tot ontruiming ten uitvoer kan worden gelegd tegen een ieder die zich gedurende twaalf maanden na het vonnis in de onroerende zaken bevindt. De gedaagden zijn veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.457,43, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Locatie Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/402889 / KG ZA 22-519
Vonnis in kort geding van 24 november 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. H.S. Memelink,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. M.A.R. Schuckink Kool,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
niet verschenen,
3.
[gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. M.A.R. Schuckink Kool,
4.
[gedaagde sub 4],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
niet verschenen,
5.
[gedaagde sub 5],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
niet verschenen,
6.
[gedaagde sub 6],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. M.A.R. Schuckink Kool,
7.
[gedaagde sub 7],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. M.A.R. Schuckink Kool,
8.
[gedaagde sub 8],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde, niet verschenen,
9.
ZIJ DIE VERBLIJVEN IN/OP DE ONROERENDE ZAAK AAN [adres],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagden,
waarvan zijn verschenen: [gedaagde sub 9] en [gedaagde sub 9] , met als advocaat mr. M.A.R. Schuckink Kool. De overige gedaagden zijn niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 7 november 2022, met producties genummerd 1 tot en met 9,
  • producties 10 en 11 van de zijde van eiser, ter griffie ingekomen op 16 november 2022,
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 17 november 2022.
1.2.
Ter mondelinge behandeling zijn tevens mevrouw [gedaagde sub 9] en de heer [gedaagde sub 9] verschenen. Op vragen van de voorzieningenrechter antwoordden zij dat zij verblijven in de onroerende zaak aan de [adres] . De vraag van de voorzieningenrechter of zij konden worden beschouwd als twee van de gedaagden sub 9 is door beiden bevestigend beantwoord, zij het dat mevrouw [gedaagde sub 9] later verklaarde dat zij slechts sinds kort in de woning verbleef en dat zij daar was om mee te helpen opruimen. Mr. M.A.R. Schuckink Kool heeft voorts (na een korte onderbreking van de mondelinge behandeling) aangegeven mevrouw [gedaagde sub 9] en de heer [gedaagde sub 9] (ook) bij te staan. De voorzieningenrechter merkt mevrouw [gedaagde sub 9] en de heer [gedaagde sub 9] aan als procespartij, namelijk gedaagde sub 9.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald op uiterlijk 1 december 2023 of zoveel eerder als de voorzieningenrechter in staat is vonnis te wijzen.

2.Het geschil

2.1.
Eiser vordert dat de voorzieningenrechter in kort geding, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. gedaagden beveelt om binnen 3 dagen na betekening van dit vonnis, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen termijn, de onroerende zaken (woning + omliggend terrein) gelegen aan de [adres] (gemeente Moerdijk) te ontruimen, en te verlaten en ter vrije beschikking te stellen van eiser onder afgifte van alle sleutels, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag of dagdeel dat de krakers in gebreke blijven aan het vonnis te voldoen, tot een maximum van
€ 50.000,00;
II. eiser machtigt om, indien de krakers in gebreke blijven de onroerende zaken te ontruimen en te verlaten en ter vrije beschikking van eiser te stellen en te laten conform punt 1) de onroerende zaken te laten ontruimen, alles op kosten van de krakers;
III. bepaalt dat dit vonnis binnen de in artikel 557a lid 3 Rv genoemde termijn van één jaar ook ten uitvoer kan worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging in de woning bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer zich dat voordoet;
IV. gedaagden veroordeelt in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling.
3. De beoordeling
3.1.
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de onbetwiste inhoud van de producties, staat tussen partijen het volgende vast:
  • Eiser is sinds 17 oktober 2022 eigenaar van onroerende zaken met daarop staande woning gelegen aan de [adres] , gemeente Moerdijk, kadastraal bekend gemeente Standdaarbuiten [kadastrale aanduidingen] (hierna: de onroerende zaken).
  • De woning op de onroerende zaken is gekraakt, waardoor het betrekken van de woning door eiser onmogelijk is.
  • Eiser heeft whatsapp contact gehad met één van de krakers, waarbij werd afgesproken dat zij binnen twee maanden ná 5 juli 2022 de woning zouden verlaten.
  • Op 18 oktober 2022 heeft de advocaat van eiser de krakers een sommatie gestuurd met de strekking de woning vóór 31 oktober 2022 te ontruimen. De krakers hebben hieraan niet voldaan.
3.2.
Eiser legt aan zijn vorderingen – kort gezegd – ten grondslag dat gedaagden (hierna: de krakers) zonder recht of titel in de woning verblijven en hiermee een onrechtmatige daad plegen jegens eiser. Eiser wenst de woning te verbouwen en vervolgens zelf – samen met zijn vrouw en twee minderjarige kinderen – te bewonen. Daarvoor is het van belang dat op korte termijn met de bouwactiviteiten wordt aangevangen. De hypotheek van de huidige woning van eiser loopt door, zodat zij op dit moment dubbele woonlasten hebben. Bovendien is de woning nu niet te verzekeren.
3.3.
Gedaagden sub 2, 4, 5, 8 en 9, met uitzondering van mevrouw [gedaagde sub 9] en de heer [gedaagde sub 9] , zijn niet ter zitting verschenen. De voorzieningenrechter
stelt vast dat bij de dagvaarding de bij de wet voorgeschreven formaliteiten en
termijnen in acht zijn genomen, zodat tegen deze gedaagden verstek wordt verleend.
Nu de ontruimingsvordering tegen hen niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt,
zullen de vorderingen gericht tegen gedaagde sub 2, 4, 5, 8 en 9, met uitzondering van mevrouw [gedaagde sub 9] en de heer [gedaagde sub 9] , worden toegewezen
zoals in de beslissing is vermeld.
3.4.
Mr. Schuckink Kool heeft ter zitting, namens gedaagden sub 1, 3, 6 en 7 en namens de
heer [gedaagde sub 9] en mevrouw [gedaagde sub 9] , geen verweer gevoerd tegen de
gevorderde ontruiming, maar wel tegen de gevorderde ontruimingstermijn. Mr.
Schuckink Kool stelt dat de gevorderde ontruimingstermijn van drie dagen te kort is
om alles netjes achter te kunnen laten. Verzocht wordt dan ook om de
ontruimingstermijn te bepalen op 7 dagen. Tevens heeft hij eiser verzocht om
containers te laten plaatsen voor het aanwezige afval.
3.5.
Bij de beoordeling stelt de voorzieningenrechter voorop dat het eigendomsrecht ex
artikel 5:1 BW het meest omvattende recht is dat een persoon op een zaak kan
hebben. Het staat de eigenaar met uitsluiting van een ieder vrij om van de zaak
gebruik te maken, mits dit gebruik niet in strijd is met rechten van anderen. Het
bepaalde in artikel 5:2 BW geeft de eigenaar van een zaak de bevoegdheid om zijn
eigendom op te eisen van een ieder die haar zonder recht of titel onder zich houdt.
Dit betekent dat de eigenaar zijn eigendomsrecht kan handhaven tegenover een
ieder die daar inbreuk op maakt.
3.6.
Als niet weersproken staat vast dat gedaagden zonder recht of titel in de onroerende
zaken van eiser verblijven en daarmee inbreuk maken op het eigendomsrecht van
eiser. Daarmee handelen zij in beginsel onrechtmatig jegens eiser en is eiser
bevoegd de onroerende zaken van gedaagden op te eisen. Dit is slechts anders
indien eiser onvoldoende (spoedeisend) belang heeft bij zijn vordering.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat eiser voldoende heeft aangetoond een
spoedeisend belang te hebben bij zijn vordering. Bovendien is het spoedeisend
belang ook niet betwist door gedaagden.
3.7.
Nu niet is weersproken dat gedaagden zonder recht of titel in de woning verblijven,
daarmee inbreuk maken op het eigendomsrecht van eiser en eiser een spoedeisend
belang heeft bij de door hem gevorderde ontruiming, zal de vordering tot ontruiming
worden toegewezen.
3.8.
Eiser is ter mondelinge behandeling akkoord gegaan met een ontruimingstermijn van
zeven dagen. De voorzieningenrechter zal de ontruimingstermijn dan ook vaststellen op
zeven dagen na betekening van dit vonnis.
Opgemerkt wordt dat eiser heeft verklaard dat hij opdracht heeft gegeven tot het
plaatsen van containers voor het aanwezige afval ten behoeve van de krakers.
3.9.
Aangezien de vordering tot ontruiming wordt toegewezen en eiser met dit vonnis een
effectief middel in handen heeft om de onroerende zaken daadwerkelijk te ontruimen,
is de vordering tot het opleggen van een dwangsom overbodig. Deze vordering wordt
dan ook afgewezen.
3.10.
Dit geldt eveneens voor de onder II. gevorderde machtiging om zelf de onroerende
zaken te ontruimen. Uit artikel 556 lid 1 Rv volgt dat eiser de ontruiming niet zelf
ter hand mag nemen en dat gedwongen ontruiming het exclusieve terrein is van de
deurwaarder. Op grond van de parlementaire geschiedenis van artikel 3:297 BW
heeft eiser voldoende aan een ontruimingsvonnis om de deurwaarder te mogen
inschakelen indien gedaagden niet vrijwillig tot ontruiming overgaan. Voorwaarde is
dat het ontruimingsvonnis door de deurwaarder aan gedaagden wordt betekend en
dat aan gedaagden overeenkomstig het bepaalde in artikel 555 Rv bevel wordt
gedaan om te ontruimen. De deurwaarder zelf behoeft geen rechterlijke machtiging
om bevoegd te zijn de hulp van de sterke arm van politie en justitie in te roepen
indien de deuren gesloten zijn, of de opening geweigerd wordt. Die bevoegdheid
ontleent hij immers rechtstreeks aan artikel 557 Rv, waarin artikel 444 Rv van
overeenkomstige toepassing wordt verklaard. Voorziet de deurwaarder problemen
bij de ontruiming, dan kan hij op grond van artikel 3 Politiewet - zonder dat daartoe
een machtiging van de rechter nodig is - bijstand van de politie inroepen. De
vordering om eiser te machtigen om de onroerende zaken (zelf) te ontruimen wordt
dan ook afgewezen.
3.11.
Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiser worden begroot op:
- betekening oproeping € 127,43
- griffierecht € 314,00
- salaris advocaat €
1.016,00
Totaal € 1.457,43

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
verleent verstek tegen gedaagden sub 2, 4, 5, 8 en 9, met uitzondering van mevrouw [gedaagde sub 9] en de heer [gedaagde sub 9] ,
4.2.
veroordeelt gedaagden om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis de onroerende zaken (woning + omliggend terrein) gelegen aan de [adres] (gemeente Moerdijk) te ontruimen, en te verlaten en ter vrije beschikking te stellen van eiser onder afgifte van alle sleutels,
4.3.
bepaalt dat de veroordeling tot ontruiming ten uitvoer kan worden gelegd tegen een ieder die zich gedurende twaalf maanden na dit vonnis in voornoemde onroerende zaken bevindt of daar binnentreedt, telkens wanneer zich dit voordoet,
4.4.
veroordeelt gedaagden in de proceskosten, aan de zijde van eiser tot op heden begroot op € 1.457,43, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
4.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. van 't Nedereind en in het openbaar uitgesproken op 24 november 2022.