Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
1.De procedure
2.De feiten
“Den Haag”
3.Het verzoek
II. loondoorbetalingsplicht en transitievergoeding [verweerder] omgezet in een betaling van een gefixeerde schadevergoeding gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn waarop [verzoeker] zijn werkzaamheden niet heeft kunnen verrichten. Dit betreft een bedrag minimaal ad € 3.138,50 bruto welke tot aan de dag der algehele voldoening én met de door de kantonrechter in goede justitie te bepalen wettelijke verhoging en wettelijke rente vermeerderd zal worden;
II. betaling van een gefixeerde schadevergoeding gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren ex artikel 7:677 lid 2 BW. Dit betreft een bedrag ad € 3.138,50 welke tot aan de dag der algehele voldoening én met de door de kantonrechter in goede justitie te bepalen wettelijke verhoging en wettelijke rente vermeerderd zal worden;
II. betaling wettelijke verhoging ex 7:625 BW;
4.Het verweer en het tegenverzoek
- instandhouding van het op 29 juni 2022 aan [verzoeker] gegeven ontslag op staande voet;
- loon doorbetalen tot en met 29 juni 2022, geen betaling van rente en transitievergoeding;
- [verzoeker] te veroordelen in de proceskosten;
- toekenning van een billijke vergoeding door [verzoeker] aan [verweerder] van € 5.000,00 voor de kosten die [verweerder] heeft gemaakt.
“Gesprek met [verzoeker] (LKS)”met als deelnemers mevrouw [naam 2] en mevrouw [naam 3] van de gemeente Nissewaard, alsmede [verzoeker] met daaraan gekoppeld zijn privé e-mailadres. Blijkens een systeemuitdraai is de betreffende afspraak (alsmede de afspraak van 20 juni 2022) aangemaakt op 17 juni 2022, terwijl [verzoeker] op diezelfde dag vanaf zijn zakelijke e-mailadres zijn cv en twee motivatiebrieven naar zijn privéadres heeft gemaild. Ten slotte heeft [verweerder] een schriftelijke verklaring van de heer [naam 2] d.d. 7 september 2022 overgelegd, waarin [naam 2] schrijft
“Klopt het ook dat in het gesprek van 20 juni jl. uw kennis betreffende de LKS materie is overgedragen aan [verzoeker] ter voorbereiding op de sollicitatie in Spijkenisse? Ja dit klopt. Voor zover ik het wist heb ik hem hierover bijgepraat. Het ging om globale informatie.”. Al deze stukken en omstandigheden schreeuwden om een uitleg van [verzoeker] die er – ook ter zitting – niet is gekomen. Aldus heeft [verzoeker] de stellingen van [verweerder] onvoldoende gemotiveerd betwist.
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 39). De kantonrechter heeft hiervoor geoordeeld dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven, omdat daarvoor een dringende reden aanwezig was. Hoewel een dringende reden niet zonder meer samenvalt met ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, leveren de feiten en omstandigheden die de dringende reden vormen in dit geval ook een dergelijke ernstige verwijtbaarheid op. Immers, die feiten en omstandigheden zijn van dien aard dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van handelen of nalaten van [verzoeker] dat, mede gezien de voorbeelden genoemd in de wetsgeschiedenis, als ernstig verwijtbaar moet worden aangemerkt. Dat betekent dat de transitievergoeding niet verschuldigd is en het verzoek van [verzoeker] ook op dit punt zal worden afgewezen.