In deze civiele zaak heeft Prostar Uitzendbureau B.V. (hierna: Prostar) een vordering ingesteld tegen PB Bouw B.V. (hierna: PB Bouw) tot betaling van onbetaalde facturen ter hoogte van € 18.615,50, voortvloeiend uit een uitzendovereenkomst. Prostar heeft personeel uitgeleend aan PB Bouw voor werkzaamheden in de periode van week 26 tot en met 29 van 2021. PB Bouw heeft de facturen niet betaald en stelt dat het ingehuurde personeel de werkzaamheden niet naar behoren heeft uitgevoerd, wat heeft geleid tot schade van € 30.880,00 die zij wenst te verrekenen met de vordering van Prostar.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een overeenkomst bestond tussen partijen en dat Prostar haar verplichtingen uit deze overeenkomst is nagekomen. PB Bouw heeft de juistheid van de facturen niet betwist, maar stelt dat de werkzaamheden niet goed zijn uitgevoerd. De kantonrechter oordeelt dat de aansprakelijkheid voor de gevolgen van de fouten van het ingeleende personeel primair bij PB Bouw ligt, aangezien zij de feitelijke zeggenschap had over de werkzaamheden. De kantonrechter wijst de vordering van Prostar tot betaling van de hoofdsom toe, vermeerderd met de wettelijke handelsrente.
Daarnaast heeft Prostar aanspraak gemaakt op buitengerechtelijke incassokosten, die door de kantonrechter zijn toegewezen tot het wettelijke tarief. PB Bouw wordt veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.862,33. Het vonnis is uitgesproken op 14 december 2022 door mr. Ponds, kantonrechter, en is uitvoerbaar bij voorraad.