ECLI:NL:RBZWB:2022:8133

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 november 2022
Publicatiedatum
5 januari 2023
Zaaknummer
356932_E02112022
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. van der Lende-Mulder Smit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfrechtelijke geschil over de verdeling van een nalatenschap en onrechtmatige onttrekkingen door een erfgenaam

In deze zaak, die voor de Rechtbank Zeeland-West-Brabant is behandeld, betreft het een erfrechtelijk geschil tussen drie zussen over de verdeling van de nalatenschap van hun moeder. De rechtbank heeft op 2 november 2022 een eindvonnis uitgesproken waarin de onrechtmatige onttrekkingen door de eiseres in conventie aan de nalatenschap zijn beoordeeld. De eiseres in conventie heeft gedurende de periode van 2010 tot 2017 aanzienlijke bedragen van de bankrekeningen van haar moeder onttrokken, zonder dat deze uitgaven ten goede zijn gekomen aan haar moeder. De deskundige heeft vastgesteld dat het netto vermogen van de moeder bij haar overlijden aanzienlijk was afgenomen, en dat de eiseres in conventie een bedrag van € 272.454,- onrechtmatig aan de nalatenschap heeft onttrokken. De rechtbank heeft geoordeeld dat dit bedrag als schuld van de eiseres in conventie aan de nalatenschap moet worden aangemerkt en dat het moet worden toegerekend op haar aandeel in de nalatenschap. De rechtbank heeft de verdeling van de nalatenschap vastgesteld, waarbij de eiseres in conventie een bedrag van € 119.952,13 moet betalen aan de nalatenschap. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt, met uitzondering van de kosten van de deskundige, die door alle partijen gezamenlijk moeten worden gedragen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/356932 / HA ZA 19-213
Vonnis van 2 november 2022
in de zaak van
in conventie
[eiseres in conventie],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. P.M.H. Cruts te Simpelveld,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. E.P. van der Schraaf te Hilversum,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats 1] ,
gedaagde,
niet verschenen.
in reconventie
[eiseres in reconventie],
wonende te [woonplaats 2] ,
eiseres,
advocaat mr. E.P. van der Schraaf te Hilversum,
tegen

1.[verweerster in reconventie sub 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
verweerster,
advocaat mr. P.M.H. Cruts te Simpelveld,
2.
[verweerster in reconventie sub 2],
wonende te [woonplaats 1] ,
verweerster,
advocaat mr. P.M.H. Cruts te Simpelveld.
Partijen worden hierna [eiseres in conventie] , [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 27 oktober 2021
  • het deskundigenbericht ingekomen ter griffie op 29 april 2022
  • de akte inhoudende conclusie na deskundigenbericht tevens wijziging van eis van [gedaagde sub 1] d.d. 1 juni 2022
  • de begrotingsbeschikking van 2 juni 2022
  • de akte uitlatingen deskundigenrapport van [eiseres in conventie] en [gedaagde sub 2] d.d. 15 juni 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie en in reconventie

2.1.
In r.o. 2.20 van het tussenvonnis van 14 juli 2021 heeft de rechtbank overwogen dat een onderzoek door een deskundige nodig is naar het verloop van het vermogen en inkomen van moeder gedurende de periode van 13 oktober 2010, de datum waarop vader is overleden, tot 2 september 2017, haar sterfdatum. Het onderzoek heeft ook tot doel bij benadering vast te stellen of en in hoeverre de uitgaven ten laste van het vermogen en inkomen van moeder niet ten goede van haar zijn gekomen.
2.2.
De deskundige heeft aan de hand van de aan hem in het tussenvonnis van 27 oktober 2021 voorgelegde vragen onderzoek gedaan en gerapporteerd.
2.3.
[gedaagde sub 1] heeft op het rapport gereageerd en – zonder processueel bezwaar daartegen van [eiseres in conventie] en [gedaagde sub 2] – haar eis in reconventie gewijzigd. Zij vordert nu dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I voor recht verklaart dat in de verdeling van de nalatenschap van moeder worden betrokken:
primair
a. Rabo [rekeningnummer] met saldo € 190.000
voorgeschoten kosten door [gedaagde sub 1] voor inzage bankafschriften € 188,60
voorgeschoten erfbelasting [gedaagde sub 2] € 5.137
voorgeschoten erfbelasting [eiseres in conventie] € 5.137
in totaal te verdelen € 200.462,60
een en ander conform het overzicht op pagina 5 van de concept akte als productie 3 gevoegd bij de dagvaarding, alsook
een vordering op [eiseres in conventie] van € 492.198, althans een vordering op [eiseres in conventie] ter hoogte van een bedrag dat de rechtbank redelijk en billijk acht,
subsidiair
die bestanddelen die volgens de rechtbank behoren tot de te verdelen nalatenschap,
II voor recht verklaart dat het door [eiseres in conventie] zonder recht of titel van de bank-, spaar- en effectenrekeningen van moeder afgeschreven bedrag van € 492.198, althans van een bedrag dat de rechtbank redelijk en billijk acht, als schuld van [eiseres in conventie] aan de nalatenschap dient te worden aangemerkt en op grond van art. 4:228 BW dient te worden toegerekend op haar aandeel in de nalatenschap,
III voor recht verklaart dat er uit het vermogen van moeder een bedrag van € 109.820 aan giften is voldaan,
IV de verdeling van de nalatenschap vaststelt als volgt:
primair
[eiseres in conventie] veroordeelt om binnen een week na het vonnis haar vordering aan de nalatenschap te voldoen ten bedrage van € 492.198, althans het bedrag aan de nalatenschap te voldoen dat de rechtbank redelijk en billijk acht, door storting van het verschuldigde bedrag op de Rabo Direct rekening met [rekeningnummer] ten name van Erven [naam 1] ,
[eiseres in conventie] en [gedaagde sub 2] veroordeelt om op eerste verzoek van [gedaagde sub 1] hun medewerking te verlenen aan de uitkering van het aandeel van [gedaagde sub 1] in het saldo van de ervenrekening, met toerekening van de schuld van [eiseres in conventie] aan moeder, althans aan de nalatenschap, op haar aandeel,
subsidiair
de verdeling van de nalatenschap vaststelt op een wijze die de rechtbank redelijk en billijk acht, althans de wijze van verdeling vaststelt op een wijze die de rechtbank redelijk en billijk acht, met toerekening van de schuld van [eiseres in conventie] aan moeder, althans aan de nalatenschap op grond van art. 4:228 BW,
primair en subsidiair
[eiseres in conventie] en [gedaagde sub 2] veroordeelt in alle kosten, gerechtelijk en buitengerechtelijk, van de procedure, waaronder ook de kosten van het deskundigenonderzoek, althans een kostenveroordeling toepast die de rechtbank redelijk en billijk oordeelt.
2.4.
[eiseres in conventie] en [gedaagde sub 2] hebben op het deskundigenrapport en op de reactie van [gedaagde sub 1] gereageerd.
de bevindingen van de deskundige
2.5.
De deskundige heeft het netto vermogen van moeder na verdeling op het moment van overlijden van vader berekend op € 823.099,21. Het saldo van haar nalatenschap na aftrek van uitvaartkosten heeft hij vastgesteld op € 364.765,21.
Hij heeft een analyse gemaakt van de inkomsten en uitgaven op de rekening courant en de spaarrekening bij de Rabobank en de effectenrekening bij BNP Paribas. Het inkomen van moeder uit AOW, pensioen van SPMS en uitkering bij Aegon bedroeg per maand gemiddeld € 3.300,-. Na aftrek van inkomstenbelasting gaat hij uit van een gemiddeld netto inkomen van € 2.195,- per maand. Daarnaast ontving moeder maandelijks € 667,- aan rente uit hoofde van de hypothecaire geldlening aan [naam 2] , de partner van [eiseres in conventie] .
Vervolgens heeft hij een analyse gemaakt van deze inkomsten, vermeerderd met de vrijgevallen bankgarantie en de netto opbrengsten van de verkoop van de onroerende zaken in België en Spanje aan de ene kant (totaal € 315.304,-) en de mutaties bestaande uit betalingen en verliezen aan de andere kant (totaal € 646.745,-). Op basis daarvan heeft hij een herleidbare vermogensafname berekend van € 331.441,-. De deskundige merkt daarbij op dat hij niet ten aanzien van alle posten die optellen tot de herleidbare afname ter grootte van € 331.441,- kan vaststellen dat die daadwerkelijk aan moeder zijn toegekomen.
Hij concludeert op basis van zijn analyse van de uitgaven/verliezen dat ten laste van moeders vermogen in totaal een bedrag van € 109.820,- aan schenkingen is gedaan.
Uitgaande van het vermogen ten tijde van het overlijden van vader van (afgerond)
€ 823.099,- en de activa van moeder ten tijde van haar overlijden van in totaal (afgerond)
€ 374.536,- berekent hij de vermogensafname op € 448.563,-. Na aftrek van de herleidbare vermogensafname van € 331.441,-, resteert een nog te verklaren afname van € 117.122,-.
De deskundige licht toe dat hij niet beschikte over de afschriften van de bankrekeningen over de periode van 13 oktober 2010 tot 5 september 2011 en evenmin over de mutaties op de effectenrekening bij BNP Paribas voor de periode 13 oktober 2010 tot 1 november 2011. Hij beargumenteert dat en waarom hij het aannemelijk vindt dat het vermogen van moeder gedurende die periode ten opzichte van haar ontvangsten met € 2.000 per maand zal zijn afgenomen. Verder neemt hij beargumenteerd aan dat moeder in die periode haar drie dochters ieder € 5.000 zal hebben geschonken en veronderstelt hij gemotiveerd vanaf datum overlijden vader tot november 2011 een koersverlies op de effectenportefeuille van
€ 48.500,-. Aldus komt hij op een aangenomen afname van het vermogen gedurende de periode waarover hij geen financiële bescheiden heeft, van in totaal € 84.500,-.
Na aftrek van dit totaal bedrag op de vermogensafname van € 117.122,- resteert een onverklaard gebleven bedrag van € 32.622,-.
2.6.
De rechtbank gaat hierna in op de bevindingen van de deskundige en de standpunten van [gedaagde sub 1] , [eiseres in conventie] en [gedaagde sub 2] . Zij zal de bedragen telkens afronden op euro’s. Zij overweegt daarbij dat het gaat om een reconstructie achteraf die in haar aard niet meer kan zijn dan een benadering van het verloop van het vermogen van moeder.
het vermogen van moeder per 13 oktober 2010
2.7.
[gedaagde sub 1] is van mening dat het bedrag van € 823.099,- met het bedrag van de bankgarantie van € 181.512,- moet worden verhoogd, omdat het aannemelijk is dat deze bankgarantie uit fiscale overwegingen bij de aangifte erfbelasting als schuld is opgevoerd. De bankgarantie is ook niet ingeroepen.
2.8.
De rechtbank stelt vast dat [gedaagde sub 1] deze opmerking ook heeft gemaakt naar aanleiding van het conceptrapport. De deskundige heeft daarop geantwoord dat hij is uitgegaan van de opstelling van de notaris bij de aangifte erfbelasting van vader en dat hij het vrijvallen van de bankgarantie als positief resultaat bij zijn analyse van de inkomsten en mutaties bestaande uit betalingen en verliezen heeft meegenomen. Aldus heeft de deskundige het – achteraf – ten onrechte als schuld opgevoerde bedrag van € 181.512,- in het verloop van het vermogen van moeder in de relevante periode op juiste wijze verwerkt. De rechtbank gaat daarom aan de stelling van [gedaagde sub 1] voorbij. [eiseres in conventie] en [gedaagde sub 2] hebben op dit punt geen verdere reactie gegeven. De rechtbank neemt het bedrag van € 823.099,- tot uitgangspunt.
het vermogen van moeder per 2 september 2017
2.9.
[gedaagde sub 1] , [eiseres in conventie] en [gedaagde sub 2] hebben de conclusie van de deskundige dat het vermogen van moeder per 2 september 2017, na aftrek van de kosten van haar uitvaart,
€ 364.765,21 bedroeg niet weersproken. De rechtbank stelt het saldo van de nalatenschap van moeder voor afgifte legaten vast op € 364.765,-.
2.10.
[gedaagde sub 1] stelt dat de deskundige in zijn vermogensopstelling niet de inboedel en de personenauto heeft betrokken. Zij stelt dat de inboedel die deel uitmaakte van de nalatenschap van moeder en in de aangifte erfbelasting van vader voor € 25.000,- was opgenomen, bij [eiseres in conventie] is gebleven, zodat de nalatenschap een vordering heeft op [eiseres in conventie] van € 10.000,-. Zij stelt dat de personenauto in de aangifte erfbelasting van vader was opgenomen voor € 15.500,- en dat [eiseres in conventie] hiervoor € 10.000,- moet vergoeden aan de nalatenschap, nu niet kan worden achterhaald wat zij met de auto dan wel de verkoopopbrengst daarvan heeft gedaan.
2.11.
[eiseres in conventie] stelt dat een groot deel van de inboedelgoederen naar de afvalverwerking is gegaan, nadat [gedaagde sub 1] niet is ingegaan op de haar gegeven mogelijkheid deze goederen op te halen. Andere inboedelgoederen staan bij haar opgeslagen totdat [gedaagde sub 1] deze komt uitzoeken en ophalen.
2.12.
De rechtbank gaat aan de stelling van [gedaagde sub 1] ten aanzien van de inboedel voorbij. [gedaagde sub 1] heeft de door haar gestelde waarde niet anders onderbouwd dan met een verwijzing naar de aangifte erfbelasting van vader. Deze kan zonder nadere toelichting niet worden gevolgd, nu sinds vaders overlijden geruime tijd is verstreken. Niet kan worden uitgesloten dat bij de verhuizing van moeder uit de echtelijke woning al een deel van de inboedel is afgestoten. Los daarvan is bij een verdeling uitgangspunt dat de goederen van de inboedel dan wel de verkoopopbrengst daarvan onder de erfgenamen worden verdeeld. Pas bij een toedeling van inboedelgoederen aan een erfgenaam die leidt tot diens overbedeling, kan er aanleiding zijn tot verrekening van enige waarde. In dit geval is daarvan geen sprake. De inboedelgoederen zijn niet feitelijk verdeeld. Gelet op de niet weersproken stelling van [eiseres in conventie] dat [gedaagde sub 1] de gelegenheid heeft (gehad) inboedelgoederen tot zich te nemen, kan evenmin worden aangenomen dat [eiseres in conventie] zich de inboedel heeft toegeëigend en aldus feitelijk aan zichzelf heeft toegedeeld, zodat van een verplichting tot vergoeding van (over)waarde geen sprake kan zijn. De vordering van [gedaagde sub 1] wordt op dit punt afgewezen.
2.13.
[eiseres in conventie] heeft niet weersproken dat zij gedurende enige tijd de auto van moeder onder zich had en gebruikte om moeder daarmee te vervoeren. Zij heeft niet toegelicht wat er vervolgens met de auto is gebeurd. Dit had wel op haar weg gelegen, aangezien zij de feitelijke beschikking had over de auto. Nu ook uit de bankadministratie van moeder niet blijkt dat er een verkoopopbrengst is ingekomen, houdt de rechtbank het ervoor dat [eiseres in conventie] zich de auto of de verkoopopbrengst daarvan heeft toegeëigend. Dit is onrechtmatig jegens de nalatenschap en zij dient de daardoor ontstane schade aan de nalatenschap te vergoeden. De rechtbank begroot de schade op € 10.000,- nu [eiseres in conventie] de stelling van [gedaagde sub 1] op dat punt evenmin heeft weersproken.
het inkomen van moeder gedurende de periode 13 oktober 2010 tot 2 september 2017
2.14.
De rechtbank stelt in navolging van de deskundige het maandelijks besteedbaar inkomen van moeder vast op € 2.862,- per maand. [gedaagde sub 1] , [eiseres in conventie] en [gedaagde sub 2] hebben daartegen geen verweer gevoerd.
de herleidbare vermogensafname van € 331.441,-
2.15.
[gedaagde sub 1] stelt ten aanzien van een aantal van de posten in de analyse van de deskundige dat die uitgaven niet, althans niet geheel, ten goede van moeder zijn gekomen. Zij komt op een totaal bedrag van € 305.515,-. Zij stelt dat [eiseres in conventie] dit bedrag aan te nalatenschap van moeder heeft onttrokken. Haar bezwaren zijn gericht tegen de (omvang van de) posten:
  • privé opnamen via pas (€ 111.980 – 72 x € 450 =) € 79.580
  • accountant en advies (€ 38.598 – 72 x € 50 =) € 34.998
  • betaald aan stal [naam 3] € 23.705
  • betaalde energie en water Steenbergen € 96.840
  • gemeentelijke lasten Steenbergen € 15.384
  • saldo (terug)betaling waarborgsom notaris € 3.250
  • betaling Euro Disney € 12.207
  • betaling lening [naam 4] € 12.000
  • betaling [naam 5] mbt CV ketel € 4.560
  • betaling [naam 6] mbt bank kleinzoon € 2.349
  • betaling lening [naam 7] € 17.000
  • betaling [naam 8] (dierenarts of verzekering) € 3.642
2.16.
[eiseres in conventie] en [gedaagde sub 2] betwisten dit standpunt van [gedaagde sub 1] . Zij stellen dat het [eiseres in conventie] niet kan worden verweten dat moeder diverse woonlasten voor haar rekening wilde nemen in ruil voor kost, inwoning en zorg. Ter zitting heeft [eiseres in conventie] toegelicht dat moeder de werkster contant betaalde en ook de uitjes met een vrijwilligster of een kleinkind op zaterdag.
2.17.
De rechtbank verwijst naar haar tussenvonnis van 14 juli 2021 waarin zij heeft overwogen dat het [eiseres in conventie] was die feitelijk het beheer over het vermogen en inkomen van moeder voerde. Zij bankierde voor moeder via internet – moeder kon dat zelf niet – en zij beschikte over de bankpas met pincode van moeder. Ten aanzien van de pinopnamen en betalingen kan er dan ook van worden uitgegaan dat [eiseres in conventie] die heeft verricht. [eiseres in conventie] heeft haar stelling dat zij de opnamen en betalingen op verzoek van moeder heeft gedaan, althans met haar instemming, op geen enkele manier onderbouwd. Dit leidt ertoe dat voor zover niet met een zekere mate van waarschijnlijkheid kan worden aangenomen dat de opnamen en betalingen ten goede van moeder zijn gekomen, de conclusie moet zijn dat [eiseres in conventie] die gelden onrechtmatig aan het vermogen van moeder heeft onttrokken.
2.18.
Ten aanzien van de pinopnamen van in totaal € 111.980,- overweegt de rechtbank dat uitgaande van 72 maanden (de door de deskundige op basis van de hem verstrekte financiële gegevens onderzochte periode september 2011 tot 2 september 2017) gemiddeld € 1.555,- per maand contant is opgenomen. Het ligt niet voor de hand dat moeder een zo groot bedrag maandelijks contant besteedde. [eiseres in conventie] heeft ook geen afdoende verklaring gegeven voor deze opnamen. Ter zitting heeft zij gezegd dat moeder wilde bijdragen in de kosten van de werkster en ook haar uitjes met de vrijwilliger of een kleinkind op zaterdag contant betaalde. [eiseres in conventie] vond daarvoor € 200,- per week gebruikelijk, maar dat verklaart de opnamen van gemiddeld € 1.555,- per maand niet. De rechtbank oordeelt het op zich wel redelijk te veronderstellen dat moeder wilde beschikken over contant geld voor diverse uitgaven en oordeelt het ook wel aannemelijk dat moeder contante betalingen deed. De rechtbank zal in redelijkheid uitgaan van € 800,- per maand gemiddeld. Voor de overige opnamen is geen logische verklaring anders dan dat [eiseres in conventie] die heeft aangewend voor zichzelf, althans niet ten behoeve van moeder. De rechtbank stelt de onttrekking door middel van pinopnamen door [eiseres in conventie] vast op € 54.380,- (€ 111.980,- min 72 x € 800,-). [eiseres in conventie] dient dit bedrag te vergoeden aan de nalatenschap.
2.19.
[eiseres in conventie] heeft niets aangevoerd op het punt van de accountants- en advieskosten. Met [gedaagde sub 1] is de rechtbank van oordeel dat zonder nadere toelichting niet duidelijk wordt voor welke diensten van de accountant moeder in totaal een bedrag van € 38.598,- zou hebben betaald. Dit komt neer op € 6.433,- per jaar. Onder de overgelegde stukken bevinden zich wel belastingaangiftes die door een accountant voor moeder zijn opgemaakt. [gedaagde sub 1] stelt dat daar gemiddeld € 600,- per jaar voor verschuldigd was. [eiseres in conventie] heeft dit niet weersproken en evenmin facturen overgelegd waaruit blijkt dat die kosten hoger waren. De rechtbank houdt het er dan ook voor dat een deel van de betaalde accountants- en advieskosten niet ten behoeve van moeder zijn gemaakt, maar ten behoeve van (het bedrijf van) [eiseres in conventie] . Zij stelt deze op € 34.998,- (€ 38.598 min 6 x € 600,-). [eiseres in conventie] dient dit bedrag te vergoeden aan de nalatenschap.
2.20.
[eiseres in conventie] heeft onweersproken toegelicht dat de stalkosten ad € 23.705,- door moeder zijn betaald voor het paard van een dochter van [gedaagde sub 2] en de bank bij [naam 6] van € 2.349,- voor een zoon van [eiseres in conventie] , zoals moeder ook voor de kinderen van [gedaagde sub 1] dingen heeft betaald. De rechtbank volgt de verklaring van [eiseres in conventie] voor deze kosten en merkt deze uitgaven niet aan als onrechtmatige onttrekkingen door [eiseres in conventie] .
2.21.
Met [gedaagde sub 1] oordeelt de rechtbank het niet juist dat [eiseres in conventie] de gemeentelijke lasten en de nutsvoorzieningen van haar woning en/of bedrijf tot een totaal bedrag van € 112.224,- ten laste van de bankrekening van moeder heeft betaald. Dit komt neer op € 1.559,- per maand. [eiseres in conventie] heeft tegenover de stelling van [gedaagde sub 1] dat dit bedrag niet ten behoeve van moeder is besteed, niets gesteld. Zij heeft ook geen stukken overgelegd waaruit volgt dat ten gevolge van de inwoning van moeder bij haar, deze lasten hoger dan gebruikelijk waren voor haar gezin en haar bedrijf. Aan de andere kant oordeelt de rechtbank het voorstelbaar, zoals [eiseres in conventie] wel heeft gesteld, dat moeder in enige mate in de energiekosten zou willen bijdragen gedurende de periode dat zij bij [eiseres in conventie] inwoonde. De rechtbank stelt deze bijdrage in redelijkheid op 10% van de totale kosten, dit is € 11.222,-. Dit betekent dat [eiseres in conventie] € 100.002,- ten behoeve van zichzelf van de rekening van moeder heeft betaald. Deze onttrekking dient zij terug te betalen aan de nalatenschap.
2.22.
[eiseres in conventie] erkent dat zij van de rekening van moeder € 43.250,- heeft overgemaakt naar de notaris. Ter zitting heeft zij daarover gezegd dat dit een aanbetaling was voor haar nieuwe huis en dat zij dit bedrag heeft teruggestort naar de spaarrekening van moeder. Tussen partijen staat vast, zoals blijkt uit de overgelegde bankafschriften, dat [eiseres in conventie] van dit bedrag € 40.000,- heeft terugbetaald, zodat zij het bedrag van € 3.250,- ten onrechte ten laste van moeder heeft gelaten. De deskundige heeft dit niet terugbetaalde bedrag aangemerkt als een schenking. Zoals al is overwogen in het tussenvonnis van 14 juli 2021 is voor de kwalificatie als schenking vereist dat moeder uit vrijgevigheid dit bedrag aan [eiseres in conventie] heeft gelaten. Uit niets blijkt echter dat moeder op de hoogte was van deze transacties. Van een schenking kan dan geen sprake zijn. [eiseres in conventie] moet dit bedrag als onrechtmatige onttrekking terugbetalen aan de nalatenschap.
2.23.
Het is begrijpelijk dat moeder [eiseres in conventie] en [gedaagde sub 2] voor de door hen aan haar gegeven zorg heeft willen trakteren op de reis met hun gezinnen naar Euro Disney. Deze uitgave wordt geacht te zijn gedaan ten behoeve van moeder.
2.24.
De leningen die moeder heeft verstrekt aan [gedaagde sub 2] en haar man van respectievelijk € 17.000,- en € 12.000,- zouden op 12 februari 2014 (€ 12.000,- + € 2.000,-) en 27 oktober 2016 (€ 15.000) zijn terugbetaald. [eiseres in conventie] heeft twee verklaringen overgelegd met de handtekening van moeder, waarin dit staat bevestigd. Volgens [eiseres in conventie] zijn de leningen contant afbetaald en zijn met deze contant betaalde bedragen de badkamer en de wc in haar huis verbouwd. Deze verbouwingen zouden ten behoeve van moeder zijn gedaan. [eiseres in conventie] heeft ter onderbouwing van haar standpunt twee offertes op naam van moeder met het adres van de woning van [eiseres in conventie] overgelegd. De eerste offerte, d.d. 5 juni 2015, betreft de renovatie van twee badkamers voor een bedrag van € 11.530,60. De tweede offerte, d.d. 20 augustus 2016, betreft de verbouwing van twee toiletruimtes voor in totaal € 12.560,60. In beide offertes staat contante betaling bij aanvang werkzaamheden als voorwaarde vermeld.
De deskundige heeft de leningen aangemerkt als schenking, omdat hij in de administratie geen terugbetaling heeft gevonden. De rechtbank volgt de deskundige daarin niet. Nog los van de vraag of voldaan is aan het vereiste van vrijgevigheid, heeft [gedaagde sub 1] de door [eiseres in conventie] overgelegde door moeder ondertekende verklaringen, waarin wordt bevestigd dat de geleende bedragen zijn terugbetaald niet weersproken. De rechtbank gaat er dus vanuit dat de leningen zijn terugbetaald.
[gedaagde sub 1] heeft wel gesteld dat de besteding van de contante aflossingen niet ten goede van moeder, maar ten goede van [eiseres in conventie] is gekomen. De rechtbank volgt haar hierin. [eiseres in conventie] heeft het belang van moeder bij de verbouwingen niet toegelicht en dit belang blijkt ook niet uit de specificaties op de offertes. Ten gevolge van de verbouwingen is de woning van [eiseres in conventie] verbeterd, waarbij dus [eiseres in conventie] is gebaat. Dit wordt niet anders als ook moeder voordelen van de verbouwingen ondervindt. [eiseres in conventie] mocht de verbouwingen niet ten laste van moeder betalen. Het bedrag van in totaal € 29.000,- heeft zij onrechtmatig aan het vermogen van moeder onttrokken en moet zij vergoeden aan de nalatenschap.
2.25.
Voorgaande geldt ook voor de aanschaf en installatie van de CV ketel in het huis van [eiseres in conventie] voor € 4.560,-. Deze ketel gaat tot de woning van [eiseres in conventie] horen. Ook als moeder daar voordeel van zou hebben, betekent dat nog niet dat [eiseres in conventie] haar voor de aanschaf en installatie daarvan kan laten betalen.
2.26.
Ten slotte is er in de opsomming van [gedaagde sub 1] nog de betaling van € 3.642,-, waarbij de deskundige vermeldt:
(dierenarts of, volgens [eiseres in conventie] verzekering). [gedaagde sub 1] stelt dat deze betaling voor [eiseres in conventie] moet zijn, omdat moeder geen huisdier had. [eiseres in conventie] en [gedaagde sub 2] weerspreken dit niet en leggen ook niet uit wat deze post behelst. Ook voor deze betaling geldt dat [eiseres in conventie] die aan de nalatenschap moet vergoeden, omdat niet kan worden vastgesteld dat deze ten goede is gekomen aan moeder.
2.27.
Voorgaande overwegingen 2.18 tot en met 2.26 leiden ertoe dat van het verschil tussen de resultaten en inkomsten aan de ene kant en de verliezen en betalingen aan de andere kant, de herleidbare vermogensafname van € 331.441,-, een bedrag van € 239.832,- niet wordt verklaard door uitgaven/bestedingen ten behoeve van moeder. De rechtbank constateert onder verwijzing naar haar overweging 2.17 dat [eiseres in conventie] dit bedrag onrechtmatig aan het vermogen van moeder heeft onttrokken en aan de nalatenschap dient te vergoeden.
de niet herleidbare vermogensafname ad € 32.622,-
2.28.
Anders dan [gedaagde sub 1] , volgt de rechtbank de deskundige in de berekening van dit bedrag. Het vermogen van moeder was op het moment van overlijden van vader € 823.099,- en op het moment van haar overlijden € 374.536,- en is dus afgenomen met € 448.563,-. Daarvan is € 331.441,- herleidbaar, waarmee € 117.122,- als niet herleidbaar resteert. Geen van partijen kon aan de deskundige financiële gegevens waaronder bankafschriften overleggen over de periode oktober 2010 tot september/november 2011. Extrapolerend op basis van de wel beschikbare gegevens over de 72 maanden daarna heeft hij berekend dat van de niet herleidbare vermogensafname in totaal een bedrag van € 36.000,- herleidbaar moet worden geacht onder de noemers ‘meer uitgaven dan inkomsten’ en ‘schenkingen’. Ten aanzien van het bedrag van € 48.500,- heeft de deskundige voldoende gemotiveerd beargumenteerd op grond waarvan dit bedrag als koersverlies gedurende de periode vanaf overlijden vader tot november 2011 aannemelijk is. De deskundige heeft aldus vanuit zijn deskundigheid een begrijpelijke en navolgbare verklaring gegeven voor een totaal bedrag van € 84.500,- van de niet herleidbare vermogensafname. De rechtbank gaat hiervan uit en passeert de stellingen van [gedaagde sub 1] op dit punt, nu [gedaagde sub 1] haar aannames verder niet heeft onderbouwd. Alsdan resteert een niet te verklaren afname van het vermogen van € 32.622,-.
2.29.
[eiseres in conventie] heeft voor de afname van moeders vermogen met dit bedrag geen verklaring gegeven. Aangezien zij degene was die het beheer over moeders vermogen voerde, had dat wel op haar weg gelegen. Dit leidt ertoe dat [eiseres in conventie] ook voor vergoeding van dit bedrag aan de nalatenschap aansprakelijk wordt gehouden.
door [eiseres in conventie] aan de nalatenschap te vergoeden
2.30.
Uit 2.27 en 2.29 volgt dat [eiseres in conventie] in totaal een bedrag van € 272.454,- onrechtmatig aan het vermogen en daarmee aan de nalatenschap van moeder heeft onttrokken. Zij moet dit bedrag aan de nalatenschap vergoeden.
2.31.
Dit betekent dat de nalatenschap een vordering heeft op [eiseres in conventie] . De omvang van de nalatenschap van moeder neemt met de omvang van de vordering toe. Bij de verdeling van de nalatenschap zal de vordering als schuld van [eiseres in conventie] aan haar worden toegerekend.
de ingestelde vorderingen (na wijziging van eis door [eiseres in reconventie] )
2.32.
De door [eiseres in conventie] ingestelde vordering te verdelen overeenkomstig de conceptakte (prod. 3 bij dagvaarding) zal worden afgewezen. In deze conceptakte is geen rekening gehouden met de vordering van de nalatenschap op [eiseres in conventie] , zoals die thans is vastgesteld. In r.o. 2.13 van het tussenvonnis van 14 juli 2021 heeft de rechtbank al overwogen, dat zij tot uitgangspunt neemt dat het in het belang is van alle erfgenamen dat in rechte komt vast te staan hoe de nalatenschap van moeder moet worden verdeeld. De rechtbank zal daarom hierna de (wijze van de) verdeling vaststellen.
2.33.
[eiseres in reconventie] heeft onder meer gevorderd dat de rechtbank voor recht verklaart dat uit het vermogen van moeder een bedrag van € 109.820 aan giften is voldaan. Deze vordering zal worden afgewezen. Nog los van het feit dat [eiseres in reconventie] geen belang bij deze verklaring voor recht heeft gesteld, kan deze ook niet worden toegewezen, nu uit het rapport van de deskundige blijkt dat in dit bedrag zijn begrepen de leningen aan [naam 9] en [naam 7] , omdat de deskundige niet kon achterhalen in de financiële administratie dat die leningen waren terugbetaald. Zoals hiervoor onder 2.24 is overwogen, neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat deze leningen wel zijn terugbetaald, zodat zij geen schenkingen zijn. Verder heeft de deskundige het bedrag van € 3.250,- als schenking aangemerkt. De rechtbank heeft hiervoor onder 2.22 al overwogen dat dit geen schenking is. Van het gestelde bedrag aan schenkingen blijven dan alleen de drie schenkingen aan de drie dochters over. Niet is in geschil (geweest) dat deze schenkingen aan ieder van hen zijn gedaan. Van een belang van [eiseres in reconventie] bij de gevorderde verklaring voor recht blijkt dan ook niet.
2.34.
De rechtbank zal op vordering van [eiseres in reconventie] voor recht verklaren dat:
- in de verdeling van de nalatenschap van moeder worden betrokken:
de Rabo rekening met [rekeningnummer] met saldo € 190.000,00
voorgeschoten kosten door [gedaagde sub 1] voor inzage bankafschriften € 188,60
voorgeschoten erfbelasting [gedaagde sub 2] € 5.137,00
voorgeschoten erfbelasting [eiseres in conventie]
€ 5.137,00
in totaal € 200.462,60
en een vordering op [eiseres in conventie] van € 272.454,00.
2.35.
De vordering van [eiseres in reconventie] voor recht te verklaren dat het door [eiseres in conventie] zonder recht of titel van de bank-, spaar- en effectenrekeningen van moeder afgeschreven bedrag als schuld van [eiseres in conventie] aan de nalatenschap wordt aangemerkt en op grond van art. 4:228 BW dient te worden toegerekend op haar aandeel in de nalatenschap zal voor zover het betreft het bedrag van € 272.454,00 eveneens worden toegewezen.
2.36.
[eiseres in reconventie] vordert nog – samengevat – veroordeling van [eiseres in conventie] en [gedaagde sub 2] om op haar eerste verzoek medewerking te verlenen aan de uitkering aan haar van haar aandeel in het saldo van de ervenrekening. De rechtbank zal deze vordering afwijzen. Ieder van de drie zussen, ook [gedaagde sub 1] jegens [gedaagde sub 2] en [eiseres in conventie] , zal medewerking moeten verlenen aan de uitvoering van de verdeling. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
de verdeling
2.37.
Kennelijk is niet in geschil dat thans op de ervenrekening bij de Rabobank met nummer 0161806732 een bedrag staat van € 190.000,-. Verder is kennelijk niet in geschil dat deze ervenrekening de enige rekening is in de nalatenschap van moeder en dat er daarnaast geen te verdelen goederen meer zijn, nu geen van de vorderingen tot verdeling van partijen daarop is gericht. De nalatenschap bestaat kennelijk verder nog uit drie vorderingen op de drie erfgenamen. De formulering ‘voorgeschoten kosten door [gedaagde sub 1] ’ lijkt er op te duiden dat het gaat om een vordering van [gedaagde sub 1] op de nalatenschap, maar blijkbaar gaat iedereen ervan uit dat het een actief is van de nalatenschap, inclusief [gedaagde sub 1] zelf, gegeven de door haar gevorderde verklaring voor recht. Ook de rechtbank zal dit daarom tot uitgangspunt nemen. Aldus wordt op het aandeel van [gedaagde sub 1] in de nalatenschap een vordering van € 188,60 toegerekend. Op het aandeel van [gedaagde sub 2] wordt een vordering van € 5.137,- toegerekend en op dat van [eiseres in conventie] een vordering van € 277.591,-. Toerekening van deze vorderingen op de voet van art. 4:228 BW leidt tot verrekening met ieders aandeel in de nalatenschap, telkens tot het beloop van ieders schuld. Ervan uitgaande dat het totaal van de te verdelen nalatenschap thans € 472.916,60 bedraagt, zijn [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [eiseres in conventie] ieder gerechtigd tot € 157.638,87. Aan [gedaagde sub 1] wordt € 188,60 toegerekend, zodat voor haar resteert te ontvangen € 157.450,27. Aan [gedaagde sub 2] wordt
€ 5.137,- toegerekend, zodat voor haar resteert te ontvangen € 152.501,87. Aan [eiseres in conventie] wordt toegerekend € 277.591,-, hetgeen voor haar betekent dat zij niets meer uit de nalatenschap ontvangt, maar een bedrag van € 119.952,13 moet betalen door storting hiervan op de ervenrekening. De rechtbank zal haar hiertoe veroordelen overeenkomstig de vordering van [eiseres in reconventie] , zij het dat zal worden bepaald dat [eiseres in conventie] dit bedrag binnen een maand na dagtekening van dit vonnis moet betalen, in plaats van de gevorderde week.
2.38.
De rechtbank overweegt ten slotte nog dat niet in geschil is dat van de nalatenschap nog deel uitmaakt een p.m. post in verband met een lopende gerechtelijke procedure met betrekking tot een piramidefonds dat in beheer is bij BNP Paribas Fortis. Geen van partijen heeft zich uitgelaten over de stand van zaken daarin, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat dit nog steeds een p.m. post is. Zij zal deze post bij de verdeling betrekken door te bepalen dat aan ieder van de drie zussen 1/3e deel van deze post toekomt.
de proceskosten
2.39.
De procedure betreft een erfrechtelijk geschil in de familiekring. De rechtbank ziet daarin voldoende aanleiding de proceskosten te compenseren, aldus dat ieder der partijen de eigen kosten draagt. De kosten van de deskundige zijn voorgeschoten door [gedaagde sub 1] . Mede op basis van de uitkomsten van het deskundigenonderzoek wordt [gedaagde sub 1] in deze procedure deels in het gelijk gesteld. Op grond daarvan zal de rechtbank bepalen dat de deskundigenkosten door [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [eiseres in conventie] gezamenlijk moeten worden gedragen, dat wil zeggen ieder van hen 1/3e deel. Dit betekent dat [gedaagde sub 2] en [eiseres in conventie] van het totale bedrag aan kosten deskundige ad € 28.737,50 inclusief btw, ieder € 9.579,17 moeten dragen. Aangezien het totale bedrag door [gedaagde sub 1] is voorgeschoten, dienen zij ieder € 9.579,17 aan [gedaagde sub 1] te voldoen. De rechtbank zal hen daartoe veroordelen.

3.De beslissing

De rechtbank
in reconventie
3.1.
verklaart voor recht dat:
- in de verdeling van de nalatenschap van moeder worden betrokken:
de Rabo rekening met nummer 0161806732 met saldo € 190.000,00
voorgeschoten kosten door [gedaagde sub 1] voor inzage bankafschriften € 188,60
voorgeschoten erfbelasting [gedaagde sub 2] € 5.137,00
voorgeschoten erfbelasting [eiseres in conventie]
€ 5.137,00
in totaal € 200.462,60
en een vordering op [eiseres in conventie] van € 272.454,00,
- het door [eiseres in conventie] zonder recht of titel van de bank-, spaar- en effectenrekeningen van moeder afgeschreven bedrag van € 272.454,00, als schuld van [eiseres in conventie] aan de nalatenschap wordt aangemerkt en op grond van art. 4:228 BW dient te worden toegerekend op haar aandeel in de nalatenschap,
3.2.
veroordeelt [eiseres in conventie] tot betaling van € 119.952,13 door storting van dit bedrag binnen een maand na dagtekening van dit vonnis op de Rabo Direct rekening met [rekeningnummer] ten name van Erven [naam 1] ,
in conventie en in reconventie
3.3.
stelt vast dat aan [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [eiseres in conventie] ieder 1/3e deel van de nalatenschap van moeder toekomt en stelt de wijze van verdeling van deze nalatenschap vast als volgt:
  • tot de te verdelen nalatenschap behoren het saldo op de Rabo [rekeningnummer] ad € 190.000,-, een vordering op [gedaagde sub 1] van € 188,60, een vordering op [gedaagde sub 2] van € 5.137,- en vordering op [eiseres in conventie] van € 277.591,-, waarmee de omvang van de te verdelen nalatenschap € 472.916,60 bedraagt,
  • de aandelen van [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [eiseres in conventie] in deze nalatenschap worden berekend op
  • op de voet van art. 4:228 BW wordt de vordering op [gedaagde sub 1] ten bedrage van € 188,60 op haar aandeel in de nalatenschap toegerekend, waarna door middel van verrekening deze schuld van [gedaagde sub 1] geheel teniet is gegaan,
  • op de voet van art. 4:228 BW wordt de vordering op [gedaagde sub 2] ten bedrage van € 5.137,- op haar aandeel in de nalatenschap toegerekend, waarna door middel van verrekening de schuld van [gedaagde sub 2] geheel teniet is gegaan,
  • op de voet van art. 4:228 BW wordt de vordering op [eiseres in conventie] op haar aandeel in de nalatenschap toegerekend tot een bedrag van € 157.638,87, waarna haar schuld ten bedrage van € 277.591,- door middel van verrekening tot dat bedrag van € 157.638,87 teniet is gegaan en van haar schuld een nog te betalen bedrag van € 119.952,13 resteert,
  • [eiseres in conventie] dient dit bedrag van € 119.952,13 binnen een maand na dagtekening van dit vonnis te voldoen door het op de Rabo rekening met [rekeningnummer] te storten,
  • na ontvangst van € 119.952,13 van [eiseres in conventie] op de Rabo rekening met [rekeningnummer] wordt van deze rekening aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] respectievelijk € 157.450,27 en
  • [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [eiseres in conventie] dienen steeds op eerste verzoek van de ander alle medewerking te verlenen aan de ten behoeve van de uitvoering van deze verdeling benodigde (rechts)handelingen,
  • voor zover op enig moment uit het tot de nalatenschap behorende piramidefonds dat in beheer is bij BNP Paribas Fortis nog een tegoed vrijkomt, komt daarvan aan [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [eiseres in conventie] ieder 1/3e deel toe;
3.4.
bepaalt dat de kosten van de deskundige ad € 28.737,50 inclusief btw ten laste komen van [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [eiseres in conventie] , ieder voor een gelijk deel,
3.5.
veroordeelt zowel [gedaagde sub 2] als [eiseres in conventie] tot betaling van € 9.579,17 inclusief btw aan [gedaagde sub 1] ,
3.6.
compenseert de proceskosten voor het overige, dat wil zeggen dat ieder van partijen de eigen proceskosten draagt met uitzondering van voornoemde kosten van de deskundige,
3.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 2 november 2022.