3.1.Tussen partijen staan - voor zover relevant - de volgende feiten vast:
[gedaagde] huurt van [eiseres] met ingang van 1 april 2021 een bedrijfsruimte aan het [adres] (hierna: “het gehuurde”);
de maandelijks door [gedaagde] verschuldigde huurprijs betreft een bedrag ad € 1.331,00 inclusief btw. Vanwege een overeengekomen huurkorting tussen partijen is over de periode 1 april 2021 tot en met 31 maart 2022 een bedrag van € 1.089,00 verschuldigd;
op de huurovereenkomst zijn de Algemene Bepalingen Huurovereenkomst kantoorruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW van toepassing (hierna te noemen: “de algemene voorwaarden”);
in artikel 22.1 van de algemene voorwaarden staat het volgende:
“Tenzij schriftelijk anders is overeengekomen zal Huurder het gehuurde bij het einde van de huurovereenkomst of bij het einde van het gebruik van het gehuurde, aan Verhuurder opleveren in de staat die bij aanvang van de huur in het proces-verbaal van oplevering is beschreven, behoudens normale slijtage en veroudering.”;
in artikel 23.2 van de algemene voorwaarden staat het volgende:
“Telkens indien een uit hoofde van de huurovereenkomst door Huurder verschuldigd bedrag niet prompt op de vervaldag is voldaan, verbeurt Huurder aan Verhuurder van rechtswege per kalendermaand vanaf de vervaldag van dat bedrag een direct opeisbare boete van 1% van het verschuldigde per kalendermaand, waarbij elke ingetreden maand als een volle maand geldt, met een minimum van € 300 per maand. De hiervoor bedoelde boete(rente) is niet verschuldigd indien Huurder voor de in artikel 23.1 genoemde vervaldatum per aangetekende brief een gemotiveerde vordering bij Verhuurder heeft ingediend en Verhuurder binnen 4 weken na ontvangst van deze brief inhoudelijk daarop niet heeft gereageerd.”;
op 19 februari 2021 is een proces-verbaal van beginoplevering opgemaakt. Dit inspectierapport inclusief fotorapportage is door beide partijen ondertekend;
[gedaagde] heeft na het ingaan van de huurovereenkomst - zonder goedkeuring van [eiseres] - (verbouwings-)werkzaamheden aan het gehuurde uitgevoerd;
de onderneming van [gedaagde] , [bedrijf] B.V., is per 4 november 2021 uitgeschreven uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel;
[eiseres] heeft [gedaagde] op 9 september 2021 een e-mailbericht gestuurd met daarin het volgende:
“Kort na de ingangsdatum van de huurovereenkomst bent u een verbouwing gestart zonder schriftelijke goedkeuring. Tijdens onze controles in juni 2021 als ook vandaag hebben we moeten concluderen dat er vrijwel niets is gebeurd en het gehuurde vooralsnog in een zeer matige staat verkeerd. Onder meer scheidingswanden, binnendeuren, keukenopstelling en de verwarmingsinstallatie zijn verwijderd. Zaken zoals het stukwerk, schilderwerk, de vloerafwerking en diverse overige zaken zijn onprofessioneel uitgevoerd.
Gezien de huidige staat van het gehuurde zijn we vandaag het volgende overeengekomen:
- installatietechnische zaken worden weer teruggebracht in oorspronkelijke staat
- er komt een nieuwe en soortgelijke pantry terug op de oorspronkelijke plaats
- stukadoor en schilderwerk wordt op professionele wijze hersteld
- overige zaken terugbrengen in oorspronkelijke staat”;
[gedaagde] heeft als reactie op bovenstaand e-mailbericht op 9 september 2021 een
e-mailbericht gestuurd naar [eiseres] met het bericht:
“Ik heb ontvangen”;
na een uitgevoerde inspectie heeft [naam 2] Trading op 14 december 2021 een schadebegroting opgesteld. De herstelkosten voor het terugbrengen naar de oorspronkelijke staat van het gehuurde bedragen in totaal € 77.834,85 inclusief btw;
ten tijde van dagvaarden waren de huurtermijnen van de maanden oktober, november en december 2021 niet betaald.