ECLI:NL:RBZWB:2022:8211

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
11 januari 2023
Zaaknummer
22-020461
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake beslag op hond

Op 21 december 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door een klager wiens hond, een bruine pitbull, in beslag was genomen. De inbeslagname vond plaats op 16 augustus 2022, omdat de klager tijdelijk niet in staat was om voor de hond te zorgen door een ziekenhuisopname. De klager heeft in zijn klaagschrift aangevoerd dat hij inmiddels weer in staat is om voor de hond te zorgen en dat hij plannen heeft om een groot hekwerk te plaatsen zodat de hond kan rondlopen. Tijdens de behandeling van het klaagschrift op 7 december 2022 heeft de officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, aangegeven dat er geen strafvorderlijk belang meer is bij het voortduren van het beslag en dat de hond kan worden teruggegeven aan de klager.

De rechtbank heeft overwogen dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter heeft en dat de rechter niet kan treden in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak. Gezien de veranderde persoonlijke omstandigheden van de klager en het feit dat de hond niet agressief is, heeft de rechtbank besloten het klaagschrift gegrond te verklaren. De rechtbank gelast de teruggave van de inbeslaggenomen hond aan de klager, aangezien er geen andere rechthebbende is aangemerkt. De beslissing is genomen door rechter mr. R.J.H. Goossens en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
rk.nummer: 22-020461
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1976 te [geboorteplaats]
wonende op het [woonadres]
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 16 augustus 2022 onder klager in beslag is genomen: een hond van het ras pitbull, kleur bruin, [naam hond] ;
  • het klaagschrift ingevolge artikel 552a Sv, ingediend op 12 september 2022 ter griffie van deze rechtbank;
  • het verweerschrift van de officier van justitie;
  • het proces-verbaal van de openbare raadkamerbehandeling op 2 november 2022; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 7 december 2022. Gehoord zijn de officier van justitie mr. T.C.M. Hendriks en klager.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan klager. Daartoe is aangevoerd dat de hond van klager, zijnde een bruine pitbull, in beslag is genomen. Klager heeft te kennen gegeven dat zijn hond in beslag is genomen omdat hij wegens een ziekenhuisopname voor de duur van drie weken de hond niet kon uitlaten en eten en drinken kon geven. Klager heeft aangevoerd dat hij in de toekomst een groot en breed hekwerk gaat plaatsen zodat zijn hond kan rondlopen.
In raadkamer heeft klager in aanvulling op het klaagschrift aangevoerd dat hij ten tijde van de inbeslagname ernstig ziek was, maar dat het momenteel beter met hem gaat. Klager acht zich momenteel in staat voor de hond te zorgen. Hij heeft ook voldoende financiën om naar de dierenarts te gaan, indien nodig. De oren van de hond waren al gecoupeerd toen klager de hond kocht. Desgevraagd naar de vervuilde woning voert klager aan dat hij een nieuwe vloer heeft laten leggen en dat hij thuishulp krijgt vanuit de WMO. Klager stelt goed voor zijn hond te zorgen. De hond krijgt iedere dag eten. Dat de voerbak leeg was op het moment dat de politie ter plaatse was, komt omdat de hond in de nacht heeft gegeten. De hond betekent heel veel voor klager.
De officier van justitie heeft in raadkamer de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie gewijzigd en zich op het standpunt gesteld dat het klaagschrift gegrond kan worden verklaard. De inbeslaggenomen hond kan in afwachting van de strafzaak worden teruggegeven aan klager, gelet op de veranderende persoonlijke omstandigheden van klager. De officier van justitie heeft daarbij in overweging genomen dat klager in staat is om zelfstandig naar de rechtbank te komen en dat het zichtbaar beter met klager gaat. Ook is de hond niet agressief. De officier van justitie heeft daarbij opgemerkt dat hij wel denkt dat klager beter voor de hond moet zorgen.

2. De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Ingevolge artikel 116, eerste lid, Sv doet het Openbaar Ministerie de inbeslaggenomen voorwerpen teruggeven aan de beslagene, zodra het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet. In het systeem van de wet ligt aldus besloten dat, indien het Openbaar Ministerie bij de behandeling van een beklag als bedoeld in artikel 552a Sv te kennen geeft van oordeel te zijn dat het belang van strafvordering zich niet meer tegen de gevraagde teruggave verzet, de rechter, zonder zelf in een beoordeling van dit laatste punt te treden, op het klaagschrift dient te beslissen.
Nu er volgens de officier van justitie geen strafvorderlijk belang bestaat bij het voortduren van het beslag en de rechtbank niet is gebleken dat een ander dan klager redelijkerwijs als rechthebbende van de inbeslaggenomen hond is aan te merken, zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag gegrond verklaren en de teruggave van de hond aan klager gelasten.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart
- het klaagschrift gegrond en gelast de teruggave van de inbeslaggenomen hond genaamd [naam hond] aan klager.
Deze beslissing is op 21 december 2022 gegeven door mr. R.J.H. Goossens, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Grinsven, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 december 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).