ECLI:NL:RBZWB:2022:8217

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
11 januari 2023
Zaaknummer
22-023268
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van airco-units

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 december 2022 een beslissing genomen op een klaagschrift ingediend door klager, die in verband met een strafzaak in beslag genomen airco-units terugvorderde. Klager, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. B.P.J.H. van de Luijtgaarden, stelde dat de in beslag genomen airco-units zijn eigendom waren en dat hij deze legaal had aangeschaft. De officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, betwistte dit en stelde dat de units van diefstal afkomstig waren. De rechtbank heeft de procedure en de ingediende stukken beoordeeld, waaronder de kennisgeving van inbeslagname en het klaagschrift zelf. Tijdens de behandeling in raadkamer op 7 december 2022 zijn zowel klager als de officier van justitie gehoord. Klager voerde aan dat hij de airco-units niet door een strafbaar feit had onttrokken aan een rechthebbende en dat hij ernstige hinder ondervond door het voortduren van het beslag. De officier van justitie stelde echter dat er voldoende aanwijzingen waren dat de units van diefstal afkomstig waren, en dat het klaagschrift ongegrond verklaard moest worden. De rechtbank oordeelde dat het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vorderde, gezien de aanstaande inhoudelijke behandeling van de strafzaak op 23 december 2022. De rechtbank verklaarde het klaagschrift ongegrond, met de overweging dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later de verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen zou bevelen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-242632-22
rk.nummer: 22-023268
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1979 te [geboorteplaats]
wonende op het [woonadres]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. B.P.J.H. van de Luijtgaarden, Bovendonk 11a te 4707 ZH Roosendaal.
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 22 september 2022 onder klager in beslag zijn genomen: vier stuks airconditioning;
  • het klaagschrift ingevolge artikel 552a Sv, ingediend op 13 oktober 2022 ter griffie van deze rechtbank;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 7 december 2022. Gehoord zijn de officier van justitie mr. T.C.M. Hendriks, klager en mr. B.P.J.H. van de Luijtgaarden als raadsman van klager
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan klager. Daartoe is aangevoerd dat een aantal airco-units in beslag zijn genomen waarvan klager eigenaar is. Klager heeft deze voorwerpen niet door een strafbaar feit onttrokken aan enig rechthebbende, maar heeft deze, blijkens de bijgevoegde factuur, zelf aangeschaft op 17 september 2022. Klager ondervindt ernstige hinder door het voortduren van het beslag. Voorts heeft klager bezwaar tegen de kennelijke beslissing van de officier van justitie om voormelde goederen niet aan hem te retourneren. Verzocht wordt het klaagschrift gegrond te verklaren.
In raadkamer heeft de raadsman in aanvulling op het klaagschrift aangevoerd dat op basis van de stukken geen reden is om aan te nemen dat een ander dan klager eigenaar is van de airco-units. Indien daar wel reden toe was, was hier wel onderzoek naar gedaan. Dit is niet gebeurd. Dat de airco-units aan klager toebehoren, blijkt met name uit de foto’s in het procesdossier en de verklaring van de heer [naam 1] . Ook de werkgever van klager heeft verklaard dat klager inderdaad op het terrein aan het werk was. Klager heeft destijds ook al aangegeven dat hij de airco’s zelf heeft gekocht.
Klager heeft in raadkamer verklaard dat er zich wel airco-units in de betreffende containers bevonden, maar dat deze airco-units daar altijd zijn blijven staan. Gevraagd naar het beroep op zijn zwijgrecht bij de politie heeft klager verklaard dat hij dit wel degelijk bij de politie heeft verklaard. Aangever is niet de eigenaar van de inbeslaggenomen goederen. Klager is naar het betreffende terrein gereden om spullen in de afvalcontainer te gooien en een keukens op te halen. Klager dacht dat de keukens van het bedrijf waren waarvoor hij werkzaam is, maar dat bleek na raadpleging van zijn werkgever niet zo te zijn. Daarop heeft klager de keukens teruggebracht en zijn excuses aangeboden. De airco’s had hij reeds een dag in zijn bezit en bevonden zich nog in zijn bus. Gevraagd naar waarom aangever dan heeft verklaard dat er airco’s zijn weggenomen en geen keukens, antwoord klager dat er 180 airco’s in de container stonden. De dozen van de airco’s die bij klager in zijn bus stonden, zijn bovendien andere dozen dan de dozen die in de container van aangever stonden. Klager stelt ook dit te hebben verklaard bij de politie.
De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat het klaagschrift ongegrond dient te worden verklaard. Daartoe is aangevoerd dat klager is gedagvaard wegens diefstal van vier airco-units. De officier van justitie acht het op basis van de stukken voldoende aannemelijk dat de vier airco-units van diefstal afkomstig zijn. Hiertoe is verwezen naar de aangifte van [naam 2] en de verklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] en collega [naam 1] . Klager heeft zich veelal op zijn zwijgrecht beroepen. Klager heeft een factuur overgelegd, maar het is niet duidelijk of het om precies deze airco’s gaat. Volgens de politie hebben zij aangever reeds op 23 september jl. geconfronteerd met de factuur van klager. Daarbij heeft aangever onder meer verklaard dat hij de dozen van de airco’s herkend. Aangever heeft daarbij verklaard dat het grote bruine dozen betreffen en twee dozen bij elkaar horen. In één doos zou zich een indoor unit bevinden en in de andere doos een outdoor unit.
De officier van justitie heeft voorts opgemerkt dat de inhoudelijke behandeling gepland staat op 23 december as., waardoor het des te raadzamer is de beslissing omtrent het beslag aan de uiteindelijke strafrechter over te laten.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De rechtbank is van oordeel dat het er een strafvorderlijk belang bestaat bij het voortduren van het beslag. Klager is gedagvaard wegens diefstal van vier airco-units door middel van braak, inklimming en/of verbreking, welke inhoudelijke behandeling op 23 december as. gepland staat. Uit de thans voorhanden zijnde stukken blijkt dat meldster op 22 september jl. heeft gezien dat twee mannen met bedrijfskleding van Brepax dozen uit een container op het terrein van haar werkgever haalden en deze in hun bedrijfsbus van Brepax zette. [naam 2] , zijnde de werkgever van meldster, heeft aangifte gedaan van diefstal van vier airco-units. In de bedrijfsbus, waarvan klager heeft verklaard dat hij de bestuurder was, zijn vervolgens door verbalisanten vier dozen met airco-units aangetroffen. Volgens de officier van justitie heeft aangever nadien verklaard de aangetroffen airco-units te herkennen als zijnde de weggenomen airco-units. Hoewel klager stelt dat hij de aangetroffen airco-units zelf heeft aangeschaft en hiervan een factuur heeft overgelegd, is de rechtbank gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen zal bevelen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart
- het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 21 december 2022 gegeven door mr. R.J.H. Goossens, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Grinsven, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 december 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).