ECLI:NL:RBZWB:2022:8219

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
12 januari 2023
Zaaknummer
22-018790
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van een personenauto

Op 21 december 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klager, die de eigenaar is van een in beslag genomen Volkswagen Golf. De inbeslagname vond plaats op 23 december 2021, en het klaagschrift werd op 23 augustus 2022 ingediend. Tijdens de behandeling op 7 december 2022 was de klager niet aanwezig, maar zijn gemachtigde raadsman, mr. P. van de Kerkhof, en de officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, waren wel aanwezig. De officier van justitie stelde dat er geen strafvorderlijk belang meer was bij het voortduren van het beslag, wat leidde tot de conclusie dat het klaagschrift gegrond verklaard kon worden.

De rechtbank overwoog dat het klaagschrift tijdig was ingediend en dat klager ontvankelijk was. De beoordeling van het klaagschrift vond plaats in een summier onderzoek, waarbij de rechtbank niet in de mogelijke uitkomst van een hoofdzaak of ontnemingsprocedure kon treden. De rechtbank volgde de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, die stelt dat het Openbaar Ministerie de inbeslaggenomen voorwerpen moet teruggeven zodra het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet. Aangezien de officier van justitie geen strafvorderlijk belang meer aanwees, besloot de rechtbank het klaagschrift gegrond te verklaren en de teruggave van het voertuig aan klager te gelasten.

De beslissing werd genomen door mr. R.J.H. Goossens, rechter, in aanwezigheid van griffier mr. M. van Grinsven, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op dezelfde datum. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen beroep in cassatie worden ingesteld door het Openbaar Ministerie of door klager, afhankelijk van de betekening van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: /
rk.nummer: 22-018790
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats]
wonende op het [woonadres]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. P. van de Kerkhof, Tivolistraat 30 te 5017 HR Tilburg
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 23 december 2021 onder klager in beslag is genomen: een personenauto van het merk Volkswagen, type Golf, kleur grijs en voorzien van [kenteken] ;
  • het klaagschrift ingevolge artikel 552a Sv, ingediend op 23 augustus 2022 ter griffie van deze rechtbank;
  • het verweerschrift van de officier van justitie;
  • het proces-verbaal van de openbare raadkamerbehandeling van 2 november 2022; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 7 december 2022. Gehoord zijn de officier van justitie mr. T.C.M. Hendriks en mr. P. van de Kerkhof als gemachtigd raadsman van klager.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan klager. Klager is eigenaar van de inbeslaggenomen auto. Namens klager is aangevoerd dat het belang van strafvordering zich niet tegen de verzochte teruggave verzet en dat het voortduren van het beslag in strijd is met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit.
In raadkamer heeft de advocaat gepersisteerd bij het ingediende klaagschrift.
De officier van justitie heeft in raadkamer de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie gewijzigd en zich op het standpunt gesteld dat het klaagschrift gegrond kan worden verklaard. De behandeling van het klaagschrift is immers op 2 november 2022 aangehouden om het Openbaar Ministerie in de gelegenheid te stellen de onderliggende stukken te verstrekken, hetgeen niet is gebeurd. Het Openbaar Ministerie is hierin aldus tekortgeschoten, waardoor het voertuig kan worden teruggegeven aan klager. Het opnieuw aanhouden van de behandeling van het klaagschrift is niet wenselijk. De officier van justitie heeft daarbij uitdrukkelijk opgemerkt dat dit onverlet laat dat het voertuig later alsnog in beslag genomen kan worden.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Ingevolge artikel 116, eerste lid, Sv doet het Openbaar Ministerie de inbeslaggenomen voorwerpen teruggeven aan de beslagene, zodra het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet. In het systeem van de wet ligt aldus besloten dat, indien het Openbaar Ministerie bij de behandeling van een beklag als bedoeld in artikel 552a Sv te kennen geeft van oordeel te zijn dat het belang van strafvordering zich niet meer tegen de gevraagde teruggave verzet, de rechter, zonder zelf in een beoordeling van dit laatste punt te treden, op het klaagschrift dient te beslissen.
Nu er volgens de officier van justitie geen strafvorderlijk belang bestaat bij het voortduren van het beslag en de rechtbank niet is gebleken dat een ander dan klager redelijkerwijs als rechthebbende van het inbeslaggenomen voertuig is aan te merken, zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag gegrond verklaren en de teruggave van het voertuig aan klager gelasten.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart
- het klaagschrift gegrond en gelast de teruggave van het inbeslaggenomen voertuig aan klager.
Deze beslissing is op 21 december 2022 gegeven door mr. R.J.H. Goossens, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Grinsven, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 december 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).