Op 21 december 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klaagster, die de teruggave van haar in beslag genomen bromfiets vorderde. De bromfiets was in beslag genomen in het kader van een strafvorderlijk onderzoek tegen haar zoon, die zonder geldig rijbewijs op de bromfiets had gereden. Klaagster voerde aan dat de bromfiets haar eigendom was en dat er geen strafvorderlijk belang bestond bij het voortduren van het beslag. Tijdens de behandeling in raadkamer op 7 december 2022 zijn klaagster, haar raadsvrouw mr. M.R.F. Berte, en de officier van justitie mr. T.C.M. Hendriks gehoord. De officier van justitie stelde dat het beslag gehandhaafd moest blijven, omdat er sprake was van recidive en het voertuig op naam van klaagster stond.
De rechtbank overwoog dat het klaagschrift ontvankelijk was en dat de beoordeling in raadkamer een summier karakter heeft. De rechtbank stelde vast dat de zoon van klaagster momenteel niet meer bij haar woont en dat klaagster voldoende maatregelen had genomen om te voorkomen dat hij de bromfiets zou gebruiken. Gelet op de veranderde omstandigheden en het feit dat klaagster niet zelf een strafbaar feit had begaan, oordeelde de rechtbank dat het belang van strafvordering niet langer vorderde dat het beslag voortduurde. De rechtbank verklaarde het klaagschrift gegrond en gelastte de teruggave van de inbeslaggenomen bromfiets aan klaagster.
Deze beslissing is genomen door mr. R.J.H. Goossens, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op dezelfde datum. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen beroep in cassatie worden ingesteld door het Openbaar Ministerie of door klaagster.