ECLI:NL:RBZWB:2022:8230

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 december 2022
Publicatiedatum
12 januari 2023
Zaaknummer
22-021088
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vergoeding van kosten rechtsbijstand in strafzaak

Op 5 december 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) dat op 16 september 2022 was ingekomen. Verzoeker, die in een strafzaak was betrokken, vroeg om een vergoeding van kosten voor rechtsbijstand, die hij had gemaakt in verband met een beëindigde strafzaak. De kosten betroffen een bedrag van € 290,40 voor rechtsbijstand en € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat het verzoek gedeeltelijk afgewezen moest worden, omdat de kosten niet onder 'de kosten van de raadsman' vallen zoals bedoeld in de wet, aangezien de rechtsbijstand niet door een advocaat was verleend.

De rechtbank overwoog dat de zaak was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en dat zij bevoegd was om het verzoek in behandeling te nemen. De rechtbank concludeerde dat een redelijke uitleg van het begrip 'de kosten van een raadsman' niet meebrengt dat ook de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in aanmerking komen. Daarom werd het verzoek tot toekenning van een vergoeding afgewezen, evenals het verzoek tot een forfaitaire vergoeding. De beslissing werd genomen door mr. R.J.H. de Brouwer in aanwezigheid van griffier mr. M. van Grinsven en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 96-168937-22
rk-nummer: 22-021088
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 16 september 2022, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 2003 te [geboorteplaats]
wonende te wonende op het [woonadres]
woonplaats kiezende ten kantore van [gemachtigde] , [vestigingsadres] .
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 290,40, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 7 juli 2022;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 21 november 2022 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij is de officier van justitie mr. T.C.M. Hendriks gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen. Evenmin is [gemachtigde] verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat de strafzaak tegen hem is beëindigd. Verzoeker heeft op 3 maart 2022 ter zake van overtreding van artikel 447e Sr een strafbeschikking ontvangen, welke strafbeschikking na ingesteld verzet is ingetrokken. Verzoeker heeft kosten voor rechtsbijstand gemaakt, welke volgens het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 mei 2021 (ECLI:NL:GHARL:2021:4454) ook in het geval verzoeker zich heeft gewend tot een derde, niet zijnde een advocaat, die beroepsmatig rechtsbijstand verleend in een procedure bij de kantonrechter, voor vergoeding in aanmerking komen. Verzocht wordt om hem hiervoor een vergoeding toe te kennen van € 290,40, te vermeerderen met de forfaitaire kosten voor indiening en behandeling van het verzoekschrift.
De officier van justitie heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat het verzoek gedeeltelijk dient te worden afgewezen. De verzochte kosten voor rechtsbijstand dienen te worden afgewezen. Het verzoek betreft namelijk niet "de kosten van de raadsman" zoals bedoeld in het door verzoeker aangehaalde arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, nu het niet gaat om een procedure bij de kantonrechter, maar bij de politierechter. In dat geval wordt voorgeschreven dat rechtsbijstand alleen kan plaatsvinden door een op het tableau ingeschreven advocaat, hetgeen gemachtigde niet is. De forfaitaire vergoeding kan wel worden toegewezen. In raadkamer heeft de officier van justitie gepersisteerd.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank vervolgd had kunnen worden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Een redelijke uitleg van het begrip "de kosten van een raadsman" in artikel 530, tweede lid, Sv brengt naar het oordeel van de rechtbank niet mee dat daaronder ook moet worden begrepen de kosten van door een derde, niet zijnde een advocaat, beroepsmatig verleende rechtsbijstand in een verzetprocedure ex art. 257e Wetboek van Strafvordering. Nu het verzoek tot toekennen van een vergoeding zal worden afgewezen, zal ook het verzoek tot het toekennen van een forfaitaire vergoeding worden afgewezen.

3.De beslissing

De rechtbank wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding af.
Deze beslissing is op 5 december 2022 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Grinsven, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 december 2022.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).