Op 6 juli 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Het klaagschrift was ingediend door klager, die in verband met een strafvorderlijk onderzoek naar een moord of doodslag in beslag genomen goederen, te weten twee telefoons en kleding, terugvorderde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kleding inmiddels aan klager is teruggegeven, waardoor klager niet-ontvankelijk werd verklaard voor dat deel van het klaagschrift.
De rechtbank heeft vervolgens de ontvankelijkheid van het klaagschrift met betrekking tot de telefoons beoordeeld. De officier van justitie had aangevoerd dat de telefoons van klager van groot belang zijn voor de waarheidsvinding in het onderzoek, aangezien klager als getuige is aangemerkt. Klager had geweigerd de toegangscodes van de telefoons te verstrekken, wat het onderzoek vertraagde. De rechtbank overwoog dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de telefoons, omdat deze mogelijk cruciale informatie bevatten voor het onderzoek.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het klaagschrift ongegrond verklaard, omdat het voortduren van het beslag op de telefoons noodzakelijk was voor het strafvorderlijk onderzoek. De beslissing is genomen door mr. J.C. Gillesse, rechter, in aanwezigheid van mr. J. van Eekelen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 6 juli 2022. Klager en het Openbaar Ministerie hebben de mogelijkheid om binnen veertien dagen in cassatie te gaan tegen deze beslissing.