ECLI:NL:RBZWB:2022:8263

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
16 januari 2023
Zaaknummer
22-008837
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van geldbedrag en telefoons in drugszaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 juli 2022 uitspraak gedaan op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klager, die in beslag genomen goederen terugvorderde. Het klaagschrift werd behandeld in raadkamer op 22 juni 2022, waarbij klager, zijn advocaat mr. P. van der Kerkhof, en de officier van justitie mr. R.M.A. in ‘t Veld aanwezig waren. Klager had een bedrag van € 1.417,00 en twee telefoons in beslag genomen gekregen in verband met een verdenking van drugshandel. De officier van justitie stelde dat er voldoende aanwijzingen waren voor drugshandel, gezien de in beslag genomen goederen, waaronder drugs en contant geld. Klager stelde dat het beslag opgeheven moest worden, omdat er geen vervolging was ingesteld.

De rechtbank oordeelde dat het klaagschrift voor de telefoons ongegrond was, omdat de officier van justitie had toegezegd deze terug te geven. Voor het overige deel van het klaagschrift, betreffende het geldbedrag, oordeelde de rechtbank dat het belang van de strafvordering zich tegen teruggave verzet. De rechtbank baseerde zich op de jurisprudentie van de Hoge Raad, die stelt dat de rechter niet kan treden in de beoordeling van het belang van strafvordering als het Openbaar Ministerie aangeeft dat dit belang zich niet meer tegen teruggave verzet. De rechtbank concludeerde dat er voldoende verdenking was van drugshandel en dat het niet onwaarschijnlijk was dat het geldbedrag later verbeurd verklaard zou worden. Daarom werd het klaagschrift ongegrond verklaard.

De beslissing werd genomen door rechter mr. E.B. Prenger en griffier G.T.A. Schuurmans-Knoop, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag. Klager en het Openbaar Ministerie hebben de mogelijkheid om binnen veertien dagen in cassatie te gaan tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: -
rk.nummer: 22-008837
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager] ,
geboren op [geboortedag] 2002,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. P. van de Kerkhof, Tivolistraat 30, 5017 HP Tilburg,
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv)], waaruit blijkt dat op 28 april 2022 onder klager in beslag zijn genomen: een roze Apple iPhone, een zwarte Apple iPhone en een contant geldbedrag van € 1.417,00;
  • het klaagschrift, ingediend op 2 mei 2022 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 22 juni 2022. Gehoord zijn de officier van justitie mr. R.M.A. in ‘t Veld, klager en mr. Van der Kerkhof. Onderhavige klaagschrift is gelijktijdig behandeld met het klaagschrift tegen [medeverdachte/klager] .
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan de klager. Daartoe is aangevoerd dat verzoeker is aangehouden met een hoeveelheid drugs, maar dat zeker nog niet vaststaat dat er een vervolging jegens drugshandel en/of witwassen zal volgen. Bij deze stand van onderzoek is het de vraag of de zittingsrechter te zijner tijd zal beslissen tot verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer. Desgevraagd heeft klager aangevoerd dat zijn klacht ziet op het totaal in beslag genomen geldbedrag van € 1.417,00 en niet het bedrag genoemd in het klaagschrift.
De officier van justitie heeft in raadkamer gesteld dat de beide telefoons aan klager zullen worden teruggegeven. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er zeker sprake is van een verdenking van drughandel door het aantreffen van gripzakjes, hennep, contant geld en andere drugs in de auto waarin klager werd aangetroffen. Gelet hierop is het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, het geldbedrag zal verbeurdverklaren.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Inzake de telefoons heeft de officier van justitie in raadkamer toegezegd dat deze zo spoedig mogelijk aan klager zullen worden teruggegeven. De rechtbank overweegt dat, gelet op deze toezegging, klager inzake de telefoons geen belang meer heeft bij de procedure. De rechtbank zal klager om die reden niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag voor zover het ziet op beide telefoons.
Bij het overige deel van haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010: BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Ingevolge artikel 116, eerste lid, Sv doet het Openbaar Ministerie de inbeslaggenomen voorwerpen teruggeven aan de beslagene, zodra het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet. In het systeem van de wet ligt aldus besloten dat, indien het Openbaar Ministerie bij de behandeling van een beklag als bedoeld in artikel 552a Sv te kennen geeft van oordeel te zijn dat het belang van strafvordering zich niet meer tegen de gevraagde teruggave verzet, de rechter, zonder zelf in een beoordeling van dit laatste punt te treden, op het klaagschrift dient te beslissen. Dit is bijvoorbeeld van belang bij een klaagschrift dat is gericht tegen het voornemen van de officier van justitie om de inbeslaggenomen voorwerpen terug te geven aan anderen dan de beslagene. In dat voornemen ligt, gelet op artikel 116, eerste lid, Sv, besloten dat het belang van strafvordering zich niet meer tegen teruggave verzet. Het staat de rechter dan niet vrij bij de beoordeling van het klaagschrift te treden in de vraag of zodanig belang aan de teruggave in de weg staat.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de inhoud van de ter beschikking staande stukken, er sprake is van een verdenking van drugsbezit dan wel drugshandel. Immers zijn er bij klager twee telefoons, een hoeveelheid soft- en harddrugs en contanten aangetroffen. Gelet op deze omstandigheden, acht de rechtbank het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, het geldbedrag zal verbeurdverklaren. Gelet hierop dient het klaagschrift ongegrond te worden verklaard.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart:
- klager niet-ontvankelijk in zijn klaagschrift voor zover dat ziet op de beide telefoons
.
- het klaagschrift voor het overige ongegrond.
Deze beslissing is op 6 juli 2022 gegeven door mr. E.B. Prenger, rechter, in tegenwoordigheid van G.T.A. Schuurmans-Knoop, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 juli 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).